ECLI:NL:RBNHO:2019:4903

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
6 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4688
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van arbeidsongeschiktheid en loondervingsuitkering op basis van WAO

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen. De eiser, vertegenwoordigd door mr. H. Yildirim, heeft beroep ingesteld tegen een besluit van verweerder, waarin werd medegedeeld dat hij vanaf 20 februari 2018 een loondervingsuitkering zou ontvangen op basis van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55 tot 65%. Eiser was van mening dat zijn beperkingen door psychische klachten veel groter waren dan door de verzekeringsarts werd aangenomen. Hij heeft een geschiedenis van ernstige fysieke en psychische klachten, waaronder een hernia en ernstige depressieve klachten, die zijn functioneren beïnvloeden.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de medische rapportage van de verzekeringsarts zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de conclusies van de arbeidsdeskundige, die de geschiktheid van bepaalde functies voor eiser beoordeelde, valide zijn. Eiser heeft geen nieuwe medische feiten kunnen aanvoeren die de beoordeling van de arbeidsongeschiktheid zouden kunnen weerleggen. De rechtbank oordeelde dat de door verweerder vastgestelde mate van arbeidsongeschiktheid van 57,72% terecht was en dat de geduide functies geschikt waren voor eiser. Het beroep van eiser werd ongegrond verklaard, en er werden geen proceskosten of griffierechten vergoed.

De uitspraak benadrukt het belang van zorgvuldige medische rapportages en de rol van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige in het vaststellen van arbeidsongeschiktheid. Eiser kan binnen zes weken na verzending van de uitspraak hoger beroep instellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/4688

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2019 in de zaak tussen

[eiser] , te [woonplaats] , eiser

(gemachtigde: mr. H. Yildirim),
en
de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen, verweerder
(gemachtigde: J. Knufman).

Procesverloop

Bij besluit van 22 januari 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder eiser meegedeeld dat hij vanaf 20 februari 2018 een loondervingsuitkering zal ontvangen op grond van de Wet op de arbeidsongeschiktheidsverzekering (WAO), gebaseerd op een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55 tot 65%.
Bij besluit van 19 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiser ongegrond verklaard.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 16 mei 2019. Eiser is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. Eiser heeft meer dan twintig jaar, van 15 januari 1990 tot 21 december 2012, gewerkt voor de gemeente Zaanstad in diverse functies. In deze periode is eiser vanwege ernstige fysieke klachten, onder meer een hernia, langere tijd uitgevallen. Eiser heeft na zijn (gedeeltelijke) herstel zijn werk in een andere functie bij de gemeente weer kunnen hervatten. In 2012 is eiser echter gedwongen ontslagen door zijn werkgever. Omdat eiser zich onrechtvaardig behandeld voelt heeft eiser sindsdien ernstige depressieve klachten. Op grond hiervan, en op grond van de nog altijd aanwezige fysieke klachten, is eiser na zijn ontslag per 1 mei 2013 in de Werkloosheidswet (WW) beland en vanaf 29 augustus 2013 in de Ziektewet (ZW). Eiser is vervolgens per 27 augustus 2015 in de WAO terechtgekomen, met een arbeidsongeschiktheidspercentage van 55 tot 65%. Op 23 februari 2016 heeft eiser zich wederom vanuit de WW ziek gemeld. Deze procedure betreft een WAO herbeoordeling per einde wachttijd ZW, per 20 februari 2018
2. Op 7 december 2017 is eiser gezien op het spreekuur voor een verzekeringsgeneeskundig heronderzoek in het kader van de WAO. Om de mate van arbeidsongeschiktheid te kunnen vaststellen heeft de arts een Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgesteld. De arbeidsdeskundige heeft vervolgens met inachtneming van de mogelijkheden en beperkingen in de FML een aantal gangbare functies geduid. Dit zijn in ieder geval de functies productiemedewerker (samenstellen van producten, SBC-code 111180), controleur/tester elektronische apparatuur (SBC-code 267060) en magazijn/expeditiemedewerker (SBC-code 111220). Daarnaast zijn ook de aanvullende functies machinaal metaalbewerker (exclusief bankwerk, SBC-code 264122), administratief medewerker (document scannen, SBC-code 315133) en schoonmaker gebouwen (SBC-code 111334) geschikt geacht. Aan de hand hiervan heeft de arbeidsdeskundige van de mate van arbeidsongeschiktheid vastgesteld op 57,72%. Verweerder heeft, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts en arbeidsdeskundige, in de primaire beschikking geconcludeerd dat eiser nog steeds voor 55 tot 65% arbeidsongeschikt is en beslist dat eiser daarom per 20 februari 2018, tot en met 19 augustus 2018, een WAO loondervingsuitkering zal ontvangen. Daarna zal eiser een lagere vervolguitkering ontvangen. Verweerder heeft dit standpunt, onder verwijzing naar de rapportages van de verzekeringsarts in bezwaar en beroep en de arbeidsdeskundige in bezwaar, in het bestreden besluit gehandhaafd.
3. Eiser heeft in bezwaar en beroep aangevoerd, kort samengevat en voor zover van belang, dat hij veel meer beperkingen heeft door zijn psychische klachten dan door de verzekeringsarts wordt aangenomen. Eiser heeft last van een ernstige depressie en wordt hiervoor al jaren behandeld door een psychiater. Er is echter geen sprake van vooruitgang. Er is bij eiser sprake van vergeetachtigheid, concentratieproblematiek, woedeaanvallen, insomnia en een traag reactievermogen. Eiser krijgt voor zijn psychische problematiek Temazepam voorgeschreven, een middel dat enkel wordt voorgeschreven bij uitzonderingsgevallen, zoals ernstige slapeloosheid of ernstig disfunctioneren. Temazepam staat bekend vanwege zijn vele mogelijke bijwerkingen zoals vermoeidheid, hoofdpijn, duizeligheid en spierzwakte. Alleen al hierdoor wordt eiser dus beperkt in zijn dagelijkse functioneren. Vanwege de toename van klachten heeft de huisarts van eiser ook een geheugentest afgenomen en hieruit komt naar voren dat het geheugen van eiser ernstig is aangetast. Daarnaast heeft de huisarts weer een Vier Dimensionale KlachtenLijst Test uitgevoerd, waarin eiser hoog heeft gescoord op depressie, stress, angst en somatisatie, waarbij stress en andere psychische problemen veel andere lichamelijk klachten veroorzaken. Eiser is het verder oneens met de geduide functies door de arbeidsdeskundige. Eiser heeft per functie gemotiveerd aangegeven waarom de geduide functies voor hem niet geschikt zouden zijn.
4. Verweerder heeft in beroep aangegeven dat er geen nieuwe medische gronden naar voren zijn gebracht en heeft in reactie op de betwiste functies een aanvullende reactie van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ingebracht. Hierin is, kort samengevat, door de arbeidsdeskundige aangegeven dat de geduide functies wel degelijk geschikt zijn voor eiser.
4. De rechtbank overweegt als volgt.
4.1.
In geschil is of verweerder de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser met ingang van 20 februari 2018 (datum in geding) terecht heeft vastgesteld op 57,72%. De rechtbank dient aan de hand van de aangevoerde beroepsgronden te toetsen of verweerder de medische beperkingen correct heeft vastgesteld en of eiser, rekening houdend met deze beperkingen, in staat is de aan hem voorgehouden functies te verrichten.
4.2.
Volgens vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep komt een bijzondere waarde toe aan rapporten van een verzekeringsarts bezwaar en beroep en van een arbeidsdeskundige bezwaar en beroep, als deze rapporten op zorgvuldige wijze tot stand zijn gekomen, geen inconsistenties bevatten en concludent zijn (dat betekent dat ze tot een onbetwistbare conclusie moeten leiden). Het gevolg van die bijzondere waarde is dat verweerder zijn besluiten over de arbeidsongeschiktheid van een betrokkene in beginsel op dit soort rapporten mag baseren. Een betrokkene kan echter proberen aan te tonen dat zo’n rapport niet zorgvuldig tot stand is gekomen, inconsequenties bevat, niet concludent is, of dat de in het rapport gegeven beoordeling onjuist is. Om aannemelijk te maken dat de gegeven beoordeling onjuist is, is in beginsel echter wel een rapportage van een arts noodzakelijk.
4.3.
De rechtbank is van oordeel dat de medische rapportage van de verzekeringsarts bezwaar en beroep zorgvuldig tot stand is gekomen en dat de daarin beschreven bevindingen de conclusies kunnen dragen. Het verzekeringsgeneeskundig onderzoek is gebaseerd op bestudering van het dossier en informatie van de behandelend sector. Daarnaast hebben zowel de primaire verzekeringsarts als de verzekeringsarts bezwaar en beroep eiser in persoon gezien en een lichamelijk onderzoek verricht. Eiser voert in beroep weliswaar aan dat hij het niet eens is met de medisch oordeel van de verzekeringsarts bezwaar en beroep, maar eiser heeft geen nieuwe, medisch geobjectiveerde feiten aangevoerd op grond waarvan anders moet worden geoordeeld. De grond van eiser dat verweerder het besluit niet heeft kunnen baseren op het medisch onderzoek treft dan ook geen doel.
4.4.
Gezien het vorenstaande, en dus uitgaande van de juistheid van de FML, moet ervan worden uitgegaan dat de door de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep geduide functies geschikt zijn voor eiser. De stelling van eiser dat dit niet zo is omdat – kort gezegd – zijn medische beperkingen omvangrijker zijn dan verweerder aanneemt, slaagt niet. Er zijn in beroep namelijk geen medische stukken overgelegd waaruit dit blijkt. Er is dan ook niet gebleken dat de arbeidsdeskundige bezwaar en beroep ten onrechte functies heeft geduid die eiser vanwege de vastgestelde beperkingen niet zou kunnen verrichten.
5. Uit het voorgaande volgt dat het bestreden besluit op een deugdelijke medische en arbeidskundige grondslag berust. Verweerder heeft de mate van arbeidsongeschiktheid van eiser op juiste wijze vastgesteld. Het beroep is dan ook ongegrond.
6. Omdat eiser in beroep geen gelijk krijgt, worden de door hem gemaakte proceskosten of het betaalde griffierecht niet vergoed.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van mr. M.H. Boomsma, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.