ECLI:NL:RBNHO:2019:4938

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
12 juni 2019
Publicatiedatum
7 juni 2019
Zaaknummer
6842768 \ CV EXPL 18-3170
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van luchtvaartmaatschappij na annulering van vlucht

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen British Airways wegens compensatie voor vertraging na de annulering van vlucht BA423 van Amsterdam Schiphol naar Londen Heathrow op 12 december 2017. De passagier, vertegenwoordigd door Claimingo B.V., vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen en vertragingen. British Airways heeft de annulering van de vlucht verdedigd door te stellen dat deze het gevolg was van slechte weersomstandigheden en instructies van de luchtverkeersleiding, maar de kantonrechter oordeelde dat British Airways niet voldoende had aangetoond dat deze omstandigheden de annulering onvermijdelijk maakten.

De kantonrechter stelde vast dat, hoewel er slechte weersomstandigheden waren, er geen bewijs was dat deze de uitvoering van de vlucht daadwerkelijk verhinderden. British Airways had niet aangetoond waarom de annulering van vlucht BA423 het onvermijdelijke gevolg was van de restricties die door de luchtverkeersleiding waren opgelegd. De rechter oordeelde dat British Airways in gebreke was gebleven om aan te tonen dat de annulering van de vlucht gerechtvaardigd was op basis van de genoemde buitengewone omstandigheden.

Uiteindelijk werd de vordering van de passagier toegewezen, waarbij British Airways werd veroordeeld tot betaling van € 600,00, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 7 februari 2018. De proceskosten werden ook aan British Airways opgelegd, omdat deze grotendeels ongelijk kreeg in de procedure. Het vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6842768 \ CV EXPL 18-3170
Uitspraakdatum: 12 juni 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde: Claimingo B.V.
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
British Airways PLC
gevestigd te Cardiff, Wales (Verenigd Koninkrijk)
gedaagde
hierna te noemen British Airways
gemachtigde mr. J.W.A. Lameijer

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 13 april 2018 een vordering tegen British Airways ingesteld. British Airways heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna British Airways een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met British Airways een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan British Airways de passagier diende te vervoeren van Amsterdam Schiphol naar Londen Heathrow op 12 december 2017 met vluchtnummer BA423 en aansluitend van Londen naar San Francisco met vluchtnummer BA285.
2.2.
Vlucht BA423 is geannuleerd. British Airways heeft de passagier omgeboekt naar vervangende vluchten. De passagier is hierdoor 7 uur en 40 minuten later dan oorspronkelijk gepland op haar eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van British Airways gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
British Airways heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat British Airways bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 februari 2018, althans vanaf 3 maart 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 108,90 inclusief btw aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 3 maart 2018, althans vanaf de datum van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat British Airways vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.
3.3.
British Airways betwist de vordering. Op haar verweer wordt - voor zover relevant - bij de beoordeling van het geschil ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
4.2.
Vast staat dat (een deel van) de vlucht van de passagier is geannuleerd. Nu gesteld, noch gebleken is dat British Airways zich kan beroepen op artikel 5, lid 1, onder c sub i, ii of iii van de Verordening, geldt er in beginsel een compensatieplicht voor British Airways. Dit is anders indien British Airways kan aantonen dat de annulering het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
4.3.
In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van onverwachte vliegveiligheidsproblemen, weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
4.4.
British Airways heeft aangevoerd dat op 11 december 2017 sprake was van slechte weersomstandigheden op de luchthavens van Amsterdam en Londen. London Heathrow Airport heeft daarom voor alle operators een bericht afgegeven dat zij hun schema’s met 20% moesten inperken. Dit bericht heeft British Airways overgelegd. British Airways heeft voorts een e-mail van Heathrow Airport overgelegd, waaruit volgens British Airways blijkt dat zij op 11 december 2017 125 van haar vluchten moest annuleren. Volgens British Airways behoorde tot de geannuleerde vluchten de aan vlucht BA423 voorgaande vlucht BA444 die op 11 december 2017 om 19:35 uur gepland stond te vertrekken naar Amsterdam. Vlucht BA423 moest met hetzelfde toestel als vlucht BA444 worden uitgevoerd, maar dit toestel stond als gevolg van instructies van de luchtverkeersleiding vast op London Heathrow en kon de volgende ochtend niet op Schiphol zijn om vlucht BA423 uit te voeren.
4.5.
De kantonrechter oordeelt dat in ieder geval niet gebleken is dat er sprake was van weersomstandigheden die de uitvoering van de voorgaande vlucht (BA444) op 11 december 2017, dan wel de uitvoering van de onderhavige vlucht (BA423) op 12 december 2017 hebben verhinderd. Uit het verweer van British Airways volgt immers dat er ondanks de slechte weersomstandigheden nog wel vliegverkeer mogelijk was van en naar Londen Heathrow en Schiphol, zij het beperkt.
4.6.
Tussen partijen is echter niet in geschil dat slechte weersomstandigheden ertoe hebben geleid dat British Airways op 11 december 2017 gedwongen was om 125 van haar vluchten te annuleren. Uit de overgelegde stukken blijkt dat de door de luchtverkeersleiding van London Heathrow ingestelde restricties op 11 december 2017 van 06:00 tot 21:00 uur UTC hebben geduurd. Restricties leiden echter niet per definitie tot annuleringen of langdurige vertragingen. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat de duur en mate van de restricties hebben geleid tot de annulering van de vlucht in kwestie, dan wel de voorafgaande vlucht. Het gaat er in deze zaak om dat British Airways aantoont waarom nu juist de onderhavige vlucht dan wel de voorafgaande vlucht ten gevolge van de restricties geannuleerd moest worden. Dit heeft British Airways nagelaten. Volgens British Airways had zij geen vrije keuze bij het annuleren van vlucht BA444. Gesteld noch gebleken is echter dat de 125 vluchten die geannuleerd moesten worden álle vluchten van British Airways betrof die op 11 december 2017 vanaf London Heathrow gepland stonden te vertrekken. Integendeel, uit de stukken die door British Airways zijn overgelegd volgt dat dit slechts 20% van de vluchten betrof. British Airways heeft niet aangetoond waarom vlucht BA444, met als geplande vertrektijd 19.35 uur niet tot de 80% vluchten behoorde die wel konden vertrekken. Uit het door British Airways overgelegde ‘disruption report’ kan worden opgemaakt dat vlucht BA444 is geannuleerd, maar niet dat de annulering van juist déze vlucht het onvermijdelijke gevolg was van de restricties van de luchtverkeersleiding.
4.7.
Gelet op het voorgaande kan het beroep van British Airways op de (doorwerking van een) buitengewone omstandigheid niet slagen. Nu British Airways voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van de hoofdsom worden toegewezen
4.8.
Anders dan British Airways heeft betoogd, heeft de passagier geen wettelijke rente over de hoofdsom gevorderd met ingang van de datum van de vlucht. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar zoals gevorderd vanaf 7 februari 2018.
4.9.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. British Airways heeft deze vordering betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten (met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
4.10.
De proceskosten komen voor rekening van British Airways, omdat deze grotendeels ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. British Airways heeft aangevoerd dat een veroordeling in de nakosten niet noodzakelijk is, omdat zij uit eigen beweging gevolg zal geven aan het vonnis. De passagier heeft dit niet betwist. De kantonrechter ziet gelet hierop aanleiding om te bepalen dat de nakosten eerst verschuldigd zijn indien British Airways niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan.

5.De beslissing

De kantonrechter:
5.1.
veroordeelt British Airways tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 7 februari 2018 tot aan de dag van algehele voldoening;
5.2.
veroordeelt British Airways tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 103,81;
griffierecht € 226,00
salaris gemachtigde € 240,00
en tot betaling van € 60,00 aan nasalaris, voor zover daadwerkelijk nakosten door de passagier worden gemaakt en voor zover British Airways niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de veroordeling heeft voldaan;
5.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter