ECLI:NL:RBNHO:2019:5127

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
7 juni 2019
Publicatiedatum
14 juni 2019
Zaaknummer
AWB - 18 _ 4994
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tijdigheid van beroep tegen beëindiging uitkering op grond van de Participatiewet

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 7 juni 2019 uitspraak gedaan over de ontvankelijkheid van een beroep van eiseres tegen de beëindiging van haar uitkering op grond van de Participatiewet. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder, het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, op 29 juni 2018 een besluit heeft genomen om de uitkering van eiseres per 1 april 2018 te beëindigen. Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen dit besluit, maar dit bezwaar is door verweerder ongegrond verklaard in een besluit van 13 september 2018. Eiseres heeft vervolgens op 15 november 2018 een beroepschrift ingediend, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat dit beroepschrift te laat is ingediend. De termijn voor het indienen van beroep was aangevangen op 14 september 2018 en geëindigd op 26 oktober 2018. Eiseres heeft geen bewijs van tijdige verzending van haar beroepschrift kunnen overleggen, waardoor de rechtbank heeft geconcludeerd dat het beroep niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/4994
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de enkelvoudige kamer van 7 juni 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres,

en

het college van burgemeester en wethouders van Zaanstad, verweerder

(gemachtigde: mr. P. Koenhen).

Procesverloop

Bij besluit van 29 juni 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder de aan eiseres verstrekte uitkering op grond van de Participatiewet (PW) beëindigd per 1 april 2018.
Bij besluit van 13 september 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Verweerder heeft op 16 november 2018 een brief van eiseres van 15 november 2018, met daarbij een kopie van een beroepschrift gedateerd op 22 oktober 2018, ontvangen.
Verweerder heeft voornoemde brief met bijlage op 20 november 2018 aan de rechtbank doorgezonden.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 7 juni 2019. Eiseres is verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de rechtbank onmiddellijk op 7 juni 2019 uitspraak gedaan.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.

Overwegingen

1. De rechtbank geeft hiervoor de volgende motivering.
2. Voordat de rechtbank de inhoud van het beroep kan beoordelen moet eerst de vraag worden beantwoord of eiseres tijdig beroep heeft ingesteld. En vervolgens, als dat niet zo is, of eiseres daarvoor een hele goede reden heeft, waardoor de termijnoverschrijding haar niet kan worden aangerekend.
3. In dit geval is niet gebleken dat het bestreden besluit van 13 september 2018 niet op de juiste wijze bekend is gemaakt. Dit betekent dat de beroepstermijn is aangevangen op
14 september 2018 en is geëindigd op 26 oktober 2018. Uit het procesdossier blijkt echter dat verweerder pas op 16 november 2018 een beroepschrift van eiseres heeft ontvangen, gedateerd op 15 november 2018. Dit is dus te laat. Weliswaar is bij dit beroepschrift een eerder gedateerd beroepschrift van 22 oktober 2018 gevoegd, echter er is geen bewijs van (tijdige) verzending van dit eerdere beroepschrift overgelegd door eiseres. Desgevraagd heeft eiseres ter zitting ook aangegeven geen bewijs van verzending te hebben.
4. Gelet op het vorenstaande is de rechtbank van oordeel dat het beroep te laat is ingediend. De enkele niet onderbouwde stelling van eiseres dat er iets mis is gegaan bij Post NL bij de verzending van het eerdere beroepschrift, is onvoldoende om hier anders over te oordelen. Van verschoonbaarheid is verder niet gebleken. De rechtbank verklaart het beroep daarom niet-ontvankelijk. Als gevolg hiervan komt de rechtbank niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het beroep.
5. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van F. Voskamp, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 7 juni 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending van het proces-verbaal daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.