ECLI:NL:RBNHO:2019:5251

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
15/740626-13
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oplichting van een verzekeringsmaatschappij door een zorgverlener met valsheid in geschrift en witwassen

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 11 juni 2019 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een zorgverlener, die beschuldigd werd van oplichting van de verzekeringsmaatschappij Univé. De verdachte, die als directeur en medevennoot van een podoinstituut fungeerde, werd verweten dat zij samen met haar medeverdachte op grote schaal valse declaraties had ingediend bij Univé voor zorg die nooit was verleend. De rechtbank oordeelde dat de verdachte en haar mededader gedurende een periode van meer dan twee jaar, van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011, meermalen valsheid in geschrift hebben gepleegd door declaratieformulieren op te maken en in te dienen, terwijl de zorg niet was geleverd aan de op de formulieren vermelde verzekerden. De rechtbank kwam tot de conclusie dat de verdachte opzettelijk en met het oogmerk om zich te bevoordelen, valse gegevens had verstrekt aan de verzekeraar, waardoor Univé werd bewogen tot het doen van betalingen die niet gerechtvaardigd waren. De rechtbank achtte de verdachte ook schuldig aan witwassen van de opbrengsten van deze fraude, die in totaal meer dan een miljoen euro bedroegen. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, en een taakstraf van 240 uur. Daarnaast werd de vordering van de benadeelde partij, Univé, tot schadevergoeding van € 497.506,75 toegewezen, vermeerderd met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/740626-13 (P)
Uitspraakdatum: 11 juni 2019
Tegenspraak
Vonnis
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzittingen van 13 mei 2019, 14 mei 2019, 16 mei 2019, 17 mei 2019 en 28 mei 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] [geboorteplaats]
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres 1] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. J. van der Putte en van hetgeen verdachte en haar raadsman mr. D.W.H.M. Wolters, advocaat te Hoofddorp, naar voren hebben gebracht.
1.
Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
Feit 1:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen,
meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
(telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij Univé verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden] een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299]
- ( elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden]
is/zijn geleverd en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en)(telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
Subsidiair
[bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, tezamen en in vereniging met een ander of anderen dan wel alleen,
meermalen althans eenmaal (telkens)
a. a) (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] - (elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen
- ( telkens) valselijk heeft opgemaakt of vervalst en/of valselijk heeft/hebben doen opmaken en/of doen vervalsen,
immers heeft [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] en/of haar mededader(s) (telkens) valselijk in strijd met de waarheid - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en/of doen opmaken en/of op die/dat declaratieformulier(en) (telkens) vermeld
- dat aan een grote hoeveelheid, althans aan een of meer (bij Univé verzekerde) (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of
- ( daarbij) (telkens) (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en) en/of ABG-praktijkcode(s),
zulks (telkens) met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken of door anderen te doen gebruiken;
en/of (vervolgens) (telkens)
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van (in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299]
- ( elk) zijnde (telkens) een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen –
bestaande dat gebruikmaken (telkens) (onder meer) hierin dat [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] en/of haar mededader(s) voornoemd(e) declaratieformulier(en) heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid of vervalsing (telkens) hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zo(o)l(en) en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde perso(o)n(en) [te weten onder meer
[namen verzekerden] is/zijn geleverd en/of gegeven
en/of voornoemde vals(e) of vervalst(e) declaratieformulier(en) (telkens) opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad terwijl [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs moest(en) vermoeden dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) zij, verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 2:
Primair
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende verdachte en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf verdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf verdachte] (dan wel de [bedrijf verdachte] ) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf (krul) en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post / digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n);
Subsidiair
[bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en/of te Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen,
meermalen, althans eenmaal (telkens)
(telkens) met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen (telkens) door het aannemen van een valse naam en/of van een valse hoedanigheid en/of door een of meer listige kunstgrepen en/of door een samenweefsel van verdichtsels,
(telkens) NV Univé Zorg (onderdeel van Cooperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van een totaalbedrag van (ongeveer) 2.947.833,36 euro, althans (ongeveer) 557.379,75 euro, althans (telkens) van een of meer geldbedragen, in elk geval van enig goed,
hebbende [bedrijf verdachte] en/of [bedrijf verdachte] en/of haar mededader(s) toen aldaar (telkens) met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - valselijk en/of listiglijk en/of bedrieglijk en/of in strijd met de waarheid (telkens)
- ( in totaal) (ongeveer) 400, althans een of meer (op naam van [bedrijf verdachte] gestelde) declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en/of 116 en/of 222 en/of 225 en/of 232 en/of 240 en/of 248 en/of 265 en/of 281 en/of 290 en/of 299] (valselijk) opgemaakt en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf verdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden] ] (een) podotherapeutische zo(o)l(en) is/zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en/of de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf verdachte] (dan wel de [bedrijf verdachte] ) vermeld en/of
- dat/die declaratieformulier(en) dan wel een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en/of paraaf en/of
- ( vervolgens) dat/die declaratieformulier(en) (per post en/of digitaal) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg (telkens) werd bewogen tot bovenomschreven afgifte(n),
tot het plegen van welk(e) bovenomschreven strafbare feit(en) verdachte, tezamen en in vereniging met een of meer anderen althans alleen, (telkens) opdracht heeft gegeven, dan wel aan welke bovenomschreven verboden gedraging(en) verdachte tezamen en in vereniging met een of meer anderen, althans alleen, (telkens) feitelijk leiding heeft gegeven;
Feit 3:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 27 november 2009 tot en met 17 mei 2012 te Alkmaar en/of Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met (een) ander(en), althans alleen (telkens)
een geldbedrag van (in totaal) (ongeveer) 1.431.951,88 euro, bestaande uit (onder meer) (telkens) (ongeveer) de volgende geldbedragen:
- ( ongeveer) 73.758,44 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 12.544,34 euro en/of 18.412,72 euro en/of 15.801,38 euro en/of 27.000,- euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [naam aannemer 1] en/of
- ( ongeveer) 9.389,78 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 6.023,93 euro en/of 3.365,85 euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [zoon verdachte] ] en/of
- ( ongeveer) 3.000,- euro [zijnde een overboeking naar [zoon verdachte] ] en/of
- ( ongeveer) 1.267.991,65 euro, bestaande uit diverse geldbedrag(en) [zijnde een of meer overboeking(en) naar aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] en/of aangewend voor de verbouwing van/aan (onder meer) haar, verdachtes, (privé)woning en/of bedrijfsruimte aan de [adres verdachte] en/of de (privé)woning en/of garage van [medeverdachte 1] aan de [adres medeverdachte] ] en/of
- ( ongeveer) 77.812,01 euro, bestaande uit een of meer geldbedrag(en) van (telkens) (ongeveer) 31.250,- euro en/of 19.562,01 euro en/of 21.000,- euro en/of 3.500,- euro en/of 2.500,- euro [zijnde een of meer overboeking(en) naar [medeverdachte 1] ],
- in elk geval (telkens) enig voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad, overgedragen en/of omgezet en/of van dat/die voorwerp(en) gebruik heeft gemaakt en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst en/of de vindplaats en/of de
vervreemding en/of verplaatsing van dat/die voorwerp(en) heeft verborgen en/of verhuld en/of heeft verborgen en/of verhuld wie de rechthebbende(n) op die/dat voorwerp(en) was/waren en/of wie die/dat voorwerp(en) voorhanden had(den),
terwijl zij en/of haar mededader(s) (telkens) wist(en), althans redelijkerwijs had(den) moeten vermoeden, dat die/dat voorwerp(en) - onmiddellijk of middellijk - (telkens) (mede) afkomstig was/waren uit enig(e) misdrij(f)(ven);
Feit 4:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2012 tot en met 23 mei 2012 (telkens) te Alkmaar en/of Stompetoren, gemeente Schermer dan wel gemeente Alkmaar, althans in Nederland tezamen en in vereniging met een ander, althans alleen,
als bestuurder van de rechtspersoon [bedrijf verdachte]
en/of
als medevennoot van [bedrijf verdachte] ,
welke BV en welke VOF respectievelijk bij vonnis van de rechtbank te Alkmaar van 15 mei 2012 en 12 juni 2012 in staat van faillissement zijn verklaard,
(telkens) ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers van die BV en/of van die VOF,
(telkens) een geldbedrag(en) en/of twee, althans een of meer auto('s) heeft onttrokken aan de boedel en/of
(telkens) twee, althans een of meer schuldeisers heeft bevoordeeld op een tijdstip waarop zij, verdachte, en/of haar mededader(s) wist(en) dat het faillissement van de BV en/of de VOF niet kon worden voorkomen,
door (telkens) (onder meer):
* (van de ABN AMRO bankrekening [rekeningnummer] )
[op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 13 februari 2012 tot en met 07 mei 2012] (telkens) (ongeveer) 12.544,34 euro en/of (ongeveer) 18.412,72 euro en/of (ongeveer) 15.801,38 euro en/of (ongeveer) 27.000,- euro [zijnde een totaalbedrag van (ongeveer) 73.758,44 euro] over te (laten) boeken naar [naam aannemer 1] . (op rekeningnummer [rekeningnummer] )
en/of (vervolgens)
(die van [naam aannemer 1] .)
- [ op of omstreeks 16 maart 2012] (van bovengenoemd totaalbedrag) een bedrag van (ongeveer) 10.200,- euro over/door te (laten) boeken naar [zoon verdachte] (op rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of (vervolgens)
(die [zoon verdachte] )
- [ op of omstreeks 04 april 2012] (van bovenstaand bedrag) een bedrag van (ongeveer) 8.381,00 euro over/door te (laten) boeken naar (schuldeiser) advocatenkantoor [naam voormalige advocaat] (op rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of
(die van [naam aannemer 1] .)
- [ in of omstreeks de periode van 15 mei 2012 tot en met 17 mei 2012] (van bovengenoemd totaalbedrag) een bedrag van (ongeveer) 27.000,- euro over/door te (laten) boeken naar [dochter verdachte] (op rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of en/of (vervolgens)
(die [dochter verdachte] )
- [ op of omstreeks 23 mei 2012] (van bovenstaand bedrag) een bedrag van (ongeveer) 10.000,- euro over/door te (laten) boeken naar (schuldeiser) advocatenkantoor [naam voormalige advocaat] (op rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of
* (van de bankrekening [rekeningnummer] en/of [rekeningnummer] )
[in of omstreeks de periode van 22 februari 2012 tot en met 02 april 2012] een of meer geldbedrag(en) van (ongeveer) 6.023,93 euro en/of (ongeveer) 3.365,85 euro en/of (ongeveer) 3.000,- euro over te maken naar [zoon verdachte] (op rekeningnummer [rekeningnummer] ) en/of
* (van de bankrekening [rekeningnummer] )
[op of omstreeks 18 mei 2012] een bedrag van (ongeveer) 8.427,79 euro over te (laten) maken naar (schuldeiser) [zolenmaker] (op rekeningnummer [rekeningnummer] )
en/of
* [op of omstreeks 22 februari 2012] twee, althans een of meer auto('s) van haar verdachte en/of van die VOF, te weten een Jeep Grand Cherokee (kenteken [kenteken 1] ) en/of een Chrysler Crossfire (kenteken [kenteken 2] ) op naam van [zoon verdachte] te (laten) zetten en/of
op deze wijze toen en aldaar (telkens) (voornoemde) geldbedrag(en) en/of auto('s) aan de boedel van die BV en/of die VOF heeft onttrokken en/of (telkens) (voornoemde) schuldeiser(s) heeft/hebben bevoordeeld op een tijdstip dat zij en/of haar mededader(s) wist(en) dat het faillissement van de BV en/of de VOF niet kon worden voorkomen.

2.Voorvragen en inleiding

2.1.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
2.2
Inleiding
Verdachte [verdachte] zal in dit vonnis hoofdzakelijk [verdachte] worden genoemd, haar medeverdachte [medeverdachte 2] zal hoofdzakelijk [medeverdachte 2] worden genoemd. Beiden waren - in de voor de verdenkingen relevante perioden - werkzaam bij de onderneming die werd gedreven door [bedrijf verdachte] en de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] . De rechtbank zal, gelet op de verwevenheid tussen beide vennootschappen, deze hierna in gezamenlijkheid aanduiden als het podoinstituut. [verdachte] was directeur/aandeelhouder en medevennoot en [medeverdachte 1] was bedrijfsleider van het podoinstituut. Het podoinstituut hield zich onder meer bezig met het aanmeten, vervaardigen en verkopen van podotherapeutische steunzolen. Klanten die een zorgverzekering bij NV Univé Zorg (hierna: Univé) hadden afgesloten kregen deze zorg meestal vergoed. Voor die klanten declareerde het podoinstituut rechtstreeks aan de Coöperatie Uvit UA (hierna: Uvit), van welke organisatie Univé onderdeel uitmaakt. Het leeuwendeel van deze bij Univé ingediende declaraties betrof podotherapeutische zolen en podo consulten.
De verdenkingen tegen [verdachte] en [medeverdachte 1] zien - kort gezegd - op het valselijk opmaken en indienen van zorgdeclaraties als gevolg waarvan Univé voor een aanzienlijk bedrag zou zijn opgelicht. Verder wordt [verdachte] en [medeverdachte 1] verweten geldbedragen te hebben witgewassen en zich - met betrekking tot het in 2012 gefailleerde podoinstituut - schuldig te hebben gemaakt aan faillissementsfraude.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 primair, feit 3 en feit 4 ten laste gelegde feiten.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft – kortgezegd – betoogd dat verdachte moet worden vrijgesproken van feit 1, feit 2, feit 3 en feit 4. Ten aanzien van feit 4 heeft de raadsman zich subsidiair op het standpunt gesteld dat er ontslag van alle rechtsvervolging dient te volgen.
Samengevat voert de raadsman aan dat uit het verrichte onderzoek niet volgt dat de in de tenlastelegging bedoelde declaratieformulieren valselijk zijn opgemaakt. Uit de stukken kan niet worden afgeleid dat voor de in de tenlastelegging genoemde bedragen ten onrechte zorg is gedeclareerd, met name niet voor wat betreft de periode tot juni 2010. Bij de verwerking van de resultaten van de door Univé gehouden enquêtes zijn aantoonbaar fouten gemaakt. De declaratieformulieren die eventuele fouten of voor discussie vatbare declaraties bevatten, zijn bij gebreke van het vereiste opzet niet vals. Daarnaast was verdachte, die zich - mede door haar ziekte - beperkte tot het inhoudelijke podowerk, niet of nauwelijks betrokken bij het leiden van het podoinstituut, waaronder het declareren bij Univé. Dat laatste was de taak van haar medeverdachte, verdachte vertrouwde haar. Waar getuigen anders verklaren zijn zij beïnvloed en zijn hun verklaringen niet betrouwbaar. Van geen van de haar verweten gedragingen was verdachte destijds op de hoogte.
3.3.1.
Partiële vrijspraak feit 3
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank van oordeel dat verdachte partieel moet worden vrijgesproken van het ten laste gelegde witwassen en wel ten aanzien van het volgende bedrag. Het bedrag van € 73.758,44 euro betreft het totaal aan overboekingen vanuit het bouwdepot behorend bij de door verdachte en haar partner afgesloten buitenlandhypotheek. Deze betalingen zijn derhalve niet afkomstig, ook niet indirect, van de hierna onder feit 2 bewezenverklaarde oplichting van Univé. Bij gebreke van een illegale herkomst van deze bedragen, moet verdachte daarom van witwassen worden vrijgesproken.
3.3.2.
Vrijspraak feit 4In navolging van het standpunt van de raadsman is de rechtbank van oordeel dat niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen verdachte onder feit 4 ten laste is gelegd, zodat zij daarvan moet worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Verdachte wordt, volgens de officier van justitie, verweten zich schuldig te hebben gemaakt aan faillissementsfraude. Verdachte heeft een Spaanse aannemer overboekingen laten doen naar de rekeningen van de kinderen van verdachte nadat deze was betaald vanuit het bouwdepot van haar buitenlandhypotheek, voorts heeft verdachte betalingen gedaan aan haar zoon en heeft zij 2 auto’s op naam van haar zoon gezet. Alle betalingen en het overschrijven van de tenaamstelling van de auto’s vonden plaats in de periode van februari 2012 tot en met mei 2012. Verdachte heeft daarmee geldbedragen en auto’s onttrokken aan de boedel en schuldeisers bevoordeeld op het tijdstip dat verdachte wist dat het faillissement van de [bedrijf verdachte] en de vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] niet kon worden voorkomen.
Dat gebeurde ter bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers.
De raadsman van verdachte heeft primair bepleit dat verdachte hiervan vrijgesproken moet worden, subsidiair dient verdachte ontslagen te worden van alle rechtsvervolging, nu er sprake is van afwezigheid van alle schuld in de vorm van dwaling ten aanzien van het recht. Verdachte heeft ten aanzien van de ongeoorloofdheid van de haar verweten gedragingen gedwaald, nu zij in alle redelijkheid op de deugdelijkheid van het advies van haar advocaat mocht vertrouwen, aldus de raadsman.
De rechtbank zal verdachte vrijspreken van de ten laste gelegde faillissementsfraude. Kern van het verwijt betreft volgens de tenlastelegging dat verdachte gehandeld heeft met bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers (= benadeling van de schuldeisers) van de op 15 mei 2012 failliet verklaarde rechtspersoon de [bedrijf verdachte] en/of van de op 12 juni 2012 failliet verklaarde vennootschap onder firma [bedrijf verdachte] . De rechtbank stelt vast dat de gewraakte en verweten betalingen niet afkomstig zijn van de zakelijke rekeningen van de besloten vennootschap en/of de vennootschap onder firma, maar van de rekeningen van [verdachte] privé dan wel – via de Spaanse aannemer en haar kinderen – uit het bouwdepot van haar buitenlandhypotheek. Hetzelfde geldt voor (de tenaamstelling van) de auto’s. De auto’s behoorden niet tot het vennootschappelijk vermogen c.q. de boedel van de voornoemde besloten vennootschap en/of de vennootschap onder firma maar stonden op naam van verdachte privé. Derhalve kan niet bewezen worden dat verdachte als bestuurder van de besloten vennootschap en/of als medevennoot van de vennootschap onder firma, in het zicht van een onafwendbaar faillissement, geldbedragen en/of auto’s aan de boedel van de besloten vennootschap en/of de vennootschap onder firma heeft onttrokken dan wel schuldeisers van voornoemde vennootschappen daaruit heeft bevoordeeld. Dat verdachte als vennoot mogelijk privé aansprakelijk gesteld kan worden voor eventueel niet betaalde vorderingen van de vennootschap onder firma maakt dit niet anders. Of de verweten en ten laste gelegde handelingen van verdachte zien op de bedrieglijke verkorting van de rechten van de schuldeisers en/of op de bevoordeling van schuldeisers, in het zicht van een onontkoombaar faillissement van verdachte privé, valt buiten bereik van het oordeel van de rechtbank, nu dit niet is ten laste gelegd en het faillissement van een vennootschap onder firma niet tevens het faillissement van de vennoot impliceert.
3.4.
Redengevende feiten en omstandigheden ten aanzien van feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten op grond van de (zakelijk weergegeven) bewijsmiddelen, die in de bijlage bij dit vonnis zijn vervat. De door de rechtbank als proces-verbaal aangeduide bewijsmiddelen zijn in de wettelijke vorm opgemaakt door een persoon die daartoe bevoegd is en voldoen ook overigens aan de daaraan bij wet gestelde eisen. De bewijsmiddelen zijn, ook in onderdelen, telkens slechts gebruikt tot het bewijs van het feit of de feiten waarop zij blijkens hun inhoud betrekking hebben en, voor zover het schriftelijke bescheiden betreft, telkens slechts gebezigd in verband met de inhoud van de andere bewijsmiddelen.
3.5.
Bewijsoverwegingen ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
Grootschalige fraude
De verdediging stelt zich - onder meer - op het standpunt dat op grond van het onderzoek verricht door Univé en de politie niet kan worden vastgesteld dat de in de tenlastelegging bedoelde declaratieformulieren vals of onjuist zijn. De door Univé aangeleverde onderzoeksresultaten zijn niet betrouwbaar. Uit een eigen, door het podoinstituut zelf onder 239 van haar klanten uitgevoerde enquête blijkt dat Univé veel fouten maakt in de verwerking van haar onderzoeksresultaten. Bij vergelijking van de uitkomsten met betrekking tot 18 via beide enquêtes bevraagde verzekerden blijkt reeds in het merendeel van de gevallen dat de door Univé getrokken conclusie, dat de declaratie onjuist is, niet klopt.
Ten aanzien van dit laatste verweer stelt de rechtbank vast dat de conclusies van de verdediging in de door haar gepresenteerde gevallen veelal juist lijken. In zoverre zijn de bevindingen van Univé dus onjuist. De rechtbank neemt echter, anders dan de verdediging meent, niet aan dat deze bevindingen representatief zijn en dat de gevonden onjuistheden op dezelfde schaal voorkomen in de uitkomsten van het gehele door Univé uitgevoerde onderzoek. Het door het podoinstituut uitgevoerde - eerst ter terechtzitting ter inzage aangeboden - onderzoek beperkt zich immers tot haar eigen klanten, terwijl het onderzoek naar de declaraties uitgevoerd door Univé, de politie en door [verdachte] en [medeverdachte 1] zelf, uitwees dat een groot deel van deze declaraties zag op verzekerden die juist geen klant van het podoinstituut waren. In zoverre faalt het verweer.
Voorts overweegt de rechtbank ten aanzien van het onderzoek naar de rechtmatigheid van de declaratieformulieren als volgt. Uit de bewijsmiddelen volgt dat het podoinstituut in de tenlastegelegde periode via door haar per post verzonden declaratieformulieren voor 6.824 (voornamelijk Univé) verzekerden zorg heeft gedeclareerd en dat Univé deze bedragen vervolgens aan haar heeft betaald.
Naar aanleiding van twijfel over de rechtmatigheid van deze declaraties heeft Univé in drie enquêtes 1.529 van deze verzekerden bevraagd. 942 personen hebben daarop geantwoord dat de declaratie(s) niet juist was/waren.
Zowel de eerste als de tweede enquête (onder 64 respectievelijk 465 personen) wees uit dat 63% van de bevraagden antwoordde niet bij het podoinstituut te zijn geweest dan wel het podoinstituut niet te kennen (in de uitkomsten van de derde enquête is deze groep niet specifiek vermeld.)
Dit past eveneens bij het door de politie uitgevoerde onderzoek naar de resultaten van de door Univé uitgevoerde enquêtes. Zij heeft van de bevraagde groep van 1.529 verzekerden 21 personen gehoord. Hieruit bleek dat voor 14 van deze personen en/of hun gezinsleden zorg was gedeclareerd terwijl zij niet bij het podoinstituut waren geweest, dit is 66%. [1]
De conclusies van Univé en de politie wijken niet veel af van de eigen constatering van [verdachte] en [medeverdachte 1] op dit punt. Zij concludeerden na onderzoek van de door Univé aangeleverde - in de tenlastegelegde periode ingediende - declaratieformulieren, dat slechts ongeveer 50 tot 53% van de betreffende verzekerden klant was van het podoinstituut. Anders dan bij het onderzoek door Univé en de politie het geval is, baseren [verdachte] en [medeverdachte 1] hun conclusie op het onderzoek van
alledoor Univé aangeleverde - in de tenlastegelegde periode ingediende - declaratieformulieren.
Tussenconclusie
Op grond van het voorgaande gaat de rechtbank er van uit dat ongeveer de helft van de verzekerden voor wie het podoinstituut in de relevante periode zorg heeft gedeclareerd, geen klant was van het podoinstituut.
Onverklaarbare winsten
Uit de bewijsmiddelen blijkt verder dat vanaf 2009 het podoinstituut aanzienlijke bedragen van Univé ontvangt die niet uit de bedrijfsadministratie kunnen worden verklaard. In het jaar 2009 en 2010 nam de omzet van het podoinstituut fors toe terwijl de kostprijs (van de omzet) daarvan vrijwel gelijk bleef. In de jaren tot en met 2008 is het eigen vermogen oplopend negatief. In 2009 wordt het eigen vermogen omgebogen naar een positief saldo op grond van een winst van ongeveer € 400.000. Een verklaring hiervoor blijkt niet uit de jaarrekening. Over 2010 is er € 341.838 meer van Univé ontvangen dan er uit de omzetverantwoording van het podoinstituut bleek. In 2011 (tot aan september) was dit een bedrag van ongeveer € 840.000. Reeds over het jaar 2009 hebben getuigen verklaard dat er declaraties op hun naam hebben plaatsgevonden voor steunzolen die niet zijn geleverd en consulten die niet hebben plaatsgevonden. [2]
Conclusie
De rechtbank is op grond van het voorgaande van oordeel dat in de tenlastegelegde periode namens het podoinstituut op grote schaal bij Univé zorg is gedeclareerd terwijl de betreffende verzekerden die zorg niet hebben genoten. Anders dan de verdediging heeft betoogd, acht de rechtbank dus bewezen dat dit reeds op 1 januari 2009 een aanvang heeft genomen. De rechtbank gaat ervan uit dat de van Univé ontvangen bedragen die niet uit de omzetverantwoording verklaard konden worden, voor - in elk geval een aanzienlijk deel - de betalingen op deze onjuiste declaraties betreffen. Voor een andere verklaring zijn geen relevante aanwijzingen gevonden. Gezien de schaal waarop dit plaatsvond kan het niet anders dan dat het om opzettelijk valselijk opgemaakte en ingediende declaratieformulieren ging. Aldus is Univé bewogen tot de afgifte van deze bedragen en daarmee voor een in totaal zeer aanzienlijk bedrag opgelicht.
Medeplegen
De rechtbank gaat ervan uit dat in beginsel alleen [verdachte] en/of [medeverdachte 1] verantwoordelijk kunnen/kan zijn voor de gepleegde fraude. Uit de verklaringen van de medewerkers van het podoinstituut volgt dat geen ander dan [verdachte] en/of [medeverdachte 1] zich bezig hielden met het declareren bij Univé. Dit volgt ook uit de verklaringen van henzelf. Voor beiden gold dat zij, anders dan de overige medewerkers van het podoinstituut, beschikten over een computer waarop het programma Vecozo was geïnstalleerd. Dit - met een wachtwoord beveiligde - systeem bood hen op eenvoudige wijze toegang tot verzekeringsgegevens van personen, ook van hen die geen klant van het podoinstituut waren. Dit bood hen de gelegenheid tot het plegen van fraude.
Zowel [verdachte] als [medeverdachte 1] hebben ontkend van de fraude te hebben geweten. Bij de vraag - in het vooronderzoek en ter terechtzitting - wie de fraude heeft gepleegd, wijzen zij naar elkaar.
[verdachte]
De activiteiten van het podoinstituut werden uitgevoerd vanuit een besloten vennootschap (bv) en vanuit een vennootschap onder firma (vof). [verdachte] was directeur/grootaandeelhouder van de bv en medevennoot van de vof. In die hoedanigheden was zij formeel verantwoordelijk voor het beleid van en de gang van zaken binnen het podoinstituut. Over deze gang van zaken en de rol van [verdachte] hebben diverse medewerkers van het podoinstuut een - als bewijsmiddel opgenomen - verklaring afgelegd. Anders dan de verdediging heeft betoogd acht de rechtbank hun verklaringen voldoende betrouwbaar nu de inhoud hiervan op relevante punten overeenkomt en dit ook -op onderdelen- door ander bewijs wordt ondersteund. Blijkens deze verklaringen had [verdachte] eveneens de feitelijke zeggenschap in de onderneming, ook in de perioden van haar ziekte. [verdachte] had toegang tot de bankrekening van het podoinstituut en de rechtbank gaat er, in weerwil van haar ontkenning, dan ook vanuit dat zij wist van de aanzienlijke bedragen die Univé daarop betaalde. Mede uit de volgende omstandigheden leidt de rechtbank af dat [verdachte] actief bij de fraude was betrokken:
  • [Getuige 1] ontving op initiatief van [verdachte] , van haar een factuur van het podoinstituut waarop zij meer zorg had vermeld dan hij had genoten, met het doel dat hij hiermee ook de niet door verzekering gedekte kosten zou kunnen declareren. In het gesprek dat [verdachte] op 11 juli 2012 voerde met de curator, mr. Dunselman en Univé verklaarde zij dat als voor klanten al de maximumvergoeding was bereikt, zij wel eens op de verzekering van de partner declareerde. Bij deze voorvallen heeft [verdachte] getoond / toegegeven dat zij in voorkomende gevallen fraude pleegt.
  • [Getuige 2] verklaart dat zij in het podoinstituut een A-4tje heeft aangetroffen waarop in het handschrift van [verdachte] een lijst met namen, adressen en verzekeringspakketten van Univé waren geschreven. Bij controle van een vijftal namen bleek het te gaan om personen die geen klant waren. Hieruit en uit hetgeen [Getuige 2] verder verklaart, leidt de rechtbank af dat [verdachte] , al dan niet met hulp van haar echtgenoot, achter de computer bezig is geweest met het verzamelen en/of invoeren van verzekerings- en persoonsgegevens. Uit de - niet gelijkluidende - verklaringen die hierover zijn afgelegd door [verdachte] , [man verdachte] en [Getuige 2] , leidt de rechtbank af dat [verdachte] toen bezig was met of ten behoeve van het valselijk opmaken van declaraties voor Univé.
  • Op 1 augustus 2011, toen het podoinstituut was gesloten en [medeverdachte 1] wel en [verdachte] niet met vakantie was, zijn in het boekhoudsysteem van het podoinstituut 755 paar therapiezolen ter waarde van € 60.400 en 3.018 consulten ter waarde van € 120.720 geboekt. Het kan redelijkerwijs niet anders dan dat [verdachte] dit heeft gedaan teneinde - naar de rechtbank aanneemt - de van Univé ontvangen bedragen in de boekhouding te kunnen verantwoorden.
  • Van de door het podoinstituut ontvangen bedragen heeft [verdachte] , gelet op haar positie, direct en het meest geprofiteerd.
Uit dit alles leidt de rechtbank af dat [verdachte] actief betrokken was bij de gepleegde fraude.
[medeverdachte 1]
was de bedrijfsleider van het podoinstituut. Volgens de medewerkers van het podoinstituut voerde zij het beleid van [verdachte] uit. Zij voorzag de boekhouder van de door hen benodigde gegevens, fungeerde als hun contactpersoon en had toegang tot de bankrekening van het podoinstituut. Voornamelijk [medeverdachte 1] hield zich bezig met de declaraties voor Univé. Zij vulde de daartoe benodigde gegevens in een - telkens overschreven - Excel bestand, maakte de declaratieformulieren op, printte en tekende deze en maakte de formulieren tenslotte gereed voor verzending per post.
Volgens [medeverdachte 1] wist zij desondanks niet van de fraude met de declaratieformulieren. Volgens haar kunnen er niet 280 niet getekende declaratieformulieren zijn, weet zij zeker dat [verdachte] deze formulieren ook heeft getekend en is haar handtekening makkelijk te vervalsen.
De rechtbank stelt vast dat Univé beschikte over 460 declaratieformulieren van het podoinstituut waarvan er geen één door [verdachte] , 173 door [medeverdachte 1] en 280 niet waren ondertekend. [Getuige 4] heeft ter terechtzitting verklaard dat Univé ook niet getekende formulieren accepteerde. Verder blijkt uit het declaratiebestand dat soms lange periodes zijn verstreken zonder dat een getekend declaratieformulier werd ingediend. Zo betreft de eerste getekende declaratie in 2009 pas de periode van 23 juni tot en met 2 juli 2009 (nr 40). Vervolgens zijn alle declaraties tussen 15 januari 2010 (nr 101) en 26 juli 2010 (nr 200) ongetekend, dit is een periode van ruim 6 maanden. Gelet hierop en op de functie en taken van [medeverdachte 1] binnen het podoinstituut kan het redelijkerwijs niet anders dan dat zij op de hoogte was van de feitelijk ingediende, valse ook ongetekende declaraties.
Aan hetgeen [medeverdachte 1] heeft aangevoerd over de eventuele valsheid van haar handtekening op declaratieformulieren gaat de rechtbank voorbij, nu zij hierover te weinig concreet en specifiek is geweest en ook overigens aanwijzingen in die richting ontbreken.
Dat [medeverdachte 1] - minst genomen - wist dat binnen het podoinstituut opzettelijk onjuist werd gedeclareerd, blijkt voorts uit de verklaring van [Getuige 3] . Zij verklaart dat zij [medeverdachte 1] heeft aangesproken over het in haar ogen frauduleuze factureergedrag binnen het podoinstituut; bijvoorbeeld het factureren van lichaamsontharing als gezichtsontharing omdat dat laatste wel verzekerd was. [medeverdachte 1] zei in eerste instantie tegen [Getuige 3] dat ze haar daar naar betaalde.
Verder is gebleken dat de namen van 77 personen die - in de tweede enquête van Univé- hebben verklaard dat zij geen zolen hebben aangeschaft, voorkomen op de - door [medeverdachte 1] getekende - voorbladen van de bij Univé ingediende declaratieformulieren. Dit is onder meer het geval bij declaratienummers 265 en 272. [3] Uit de betreffende, kennelijk door [medeverdachte 1] opgemaakte declaratieregels blijkt evident dat deze onjuist zijn; het gaat hierbij om een consult en zolen voor een verzekerde van vijf maanden oud, respectievelijk voor een verzekerde op de dag van zijn geboorte. Desondanks heeft [medeverdachte 1] deze declaratieformulieren getekend waarna deze bij Univé zijn ingediend.
Ten slotte heeft [medeverdachte 1] (zoals uit de bewijsmiddelen bij feit 3 volgt) - zonder duidelijke reden - € 50.812,01 van het podoinstituut ontvangen voor de aanschaf van een auto. Deze kostte € 40.040,00 [4] , het resterende bedrag heeft zij onder haar kinderen verdeeld. Daarnaast zijn de facturen van de verbouwing van haar huis, € 125.158,85 in totaal, door het podoinstituut betaald aan de aannemer. Ook zijn er bedragen van € 3.500,- en € 2.500,- aan haar overgemaakt. Aldus heeft [medeverdachte 1] ter waarde van € 181.970,86 geprofiteerd van de fraude. Dat het hier om een schenking van [verdachte] ging zoals [medeverdachte 1] heeft aangevoerd, acht de rechtbank onwaarschijnlijk nu dit bedrag ongeveer het tienvoudige is van wat [verdachte] haar eigen kinderen heeft geschonken. [5]
Het voorgaande leidt de rechtbank tot de slotsom dat ook [medeverdachte 1] actief betrokken was bij de gepleegde fraude.
Gezamenlijke uitvoering
Uit het voorgaande, met name de omvang van de bedragen die [medeverdachte 1] met [zoals de rechtbank hierna ten aanzien van feit 3 overweegt] instemming van [verdachte] van het podoinstituut heeft ontvangen, volgt al dat het redelijkerwijs niet anders kan dan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] hebben samengewerkt bij de oplichting van Univé. Dit blijkt eveneens uit de volgende incidenten.
[verdachte] en [medeverdachte 1] zijn, toen de boekhouder vroeg om de onderliggende declaraties en met hen besprak dat over 2010 een groot bedrag was ontvangen dat niet uit de omzet kon worden verklaard, beiden passief gebleven in plaats van actie te ondernemen. Tegen de boekhouder meldden zij dat het om fouten van Univé ging. Verder noemde [verdachte] als verklaring voor de gesignaleerde problemen, dat zij op Marktplaats een grote partij goedkope zolen hadden ingekocht en contant afgerekend. [medeverdachte 1] bevestigde dit. Inkoopfacturen hebben zij niet kunnen overleggen en het bestaan van die transactie is ook op andere wijze niet gebleken. [verdachte] heeft later ontkend dat een dergelijke partij zolen op Marktplaats is ingekocht.
In het gesprek van 19 december 2011 confronteert Univé [verdachte] en [medeverdachte 1] met de uitkomsten van haar onderzoek naar de rechtmatigheid van de declaraties van het podoinstituut. [verdachte] en [medeverdachte 1] voeren vervolgens gezamenlijk een - naar uit de verklaringen van het overig personeel van het podoinstituut blijkt - fictief persoon op, ene Lavina, die geholpen zou hebben met het invullen van lijsten/declaraties. Dit hadden zij op de heenreis naar het voornoemde gesprek in de auto zo afgesproken. Dat de één, onwetend van de fraude, dit louter deed op verzoek van de ander, acht de rechtbank gelet op de overige omstandigheden, waaronder het moment waarop dit gesprek plaatsvond, onwaarschijnlijk. Vóór dit gesprek waren [verdachte] en [medeverdachte 1] immers al geïnformeerd over de problemen in de omzetverantwoording en over het door Univé uitgevoerde rechtmatigheidsonderzoek. Voorts blijkt uit het vooraf bedachte en in het gesprek gepresenteerde verhaal zelf dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dat zij zich voor de declaraties van het podoinstituut zouden moeten verantwoorden. Precies op dat punt wordt Lavina immers door hen opgevoerd.
De rechtbank ziet in het gedrag van [verdachte] en [medeverdachte 1] tegenover de boekhouder, evenals in het opvoeren van Lavina tegenover Univé, een gezamenlijk optrekken van [verdachte] en [medeverdachte 1] op het moment waarop zij worden aangesproken op een - als gevolg van de fraude ontstane - onverklaarbare situatie. Zij steunen elkaar in hun kennelijke pogingen om de fraude te verhullen, hetgeen past bij het medeplegen daarvan. Gelet op het verschil in positie binnen het podoinstituut en de mate waarin elk heeft geprofiteerd van de fraude, gaat de rechtbank er van uit dat [verdachte] een aanzienlijk groter aandeel in de fraude heeft gehad dan [medeverdachte 1] .
3.6.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 3
Zoals hiervoor uiteengezet, acht de rechtbank bewezen dat [verdachte] samen met [medeverdachte 1] uit naam van haar podoinstituut op grote schaal valse declaraties heeft opgemaakt en ingediend bij Univé. Univé is daardoor in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011 bewogen tot afgifte van vele geldbedragen. Daarmee is komen vast te staan dat [verdachte] en [medeverdachte 1] wisten dat deze geldbedragen, die op het rekeningnummer van het podoinstituut binnenkwamen, van misdrijf afkomstig waren. Vervolgens, zo volgt uit de hiervoor opgesomde bewijsmiddelen, zijn via de rekening van het podoinstituut verbouwingskosten ad € 1.267.991,65 ten behoeve van beide verdachten voldaan, alsmede via het podoinstituut en de en/of rekening van [verdachte] overboekingen naar [medeverdachte 1] van in totaal € 77.812,01 met misleidende omschrijvingen. De rechtbank komt, gelet op de diverse getuigenverklaringen, tot het oordeel dat [verdachte] voor al deze betalingen (mede) de initiator was. Voor het geldbedrag van € 2.500,- geldt daarvoor nog meer specifiek dat dit bedrag via de en/of rekening van [verdachte] naar [medeverdachte 1] is overgeboekt en dat [medeverdachte 1] deze betaling in elk geval niet zelf heeft kunnen verrichten. [verdachte] heeft zich daarmee samen met [medeverdachte 1] schuldig gemaakt aan witwassen. Anders dan de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank daarnaast ook bewezen dat [verdachte] zich met het overboeken van geldbedragen van haar privérekeningen (€ 6.023,93 en € 3.365,85) en de rekening van het podoinstituut (€ 3.000,-) naar haar zoon heeft schuldig gemaakt aan witwassen. Niet is gebleken dat [verdachte] en haar partner andere – legale – inkomsten hadden, naast de inkomsten als venno(o)t(en) vanuit het podoinstituut. Aldus zijn al deze overgedragen geldbedragen, evenals het hiervoor genoemd bedrag van € 2.500,-, tenminste indirect eveneens uit misdrijf afkomstig. Het verweer van de verdediging strekkende tot (partiële) vrijspraak wordt verworpen.
De verdediging heeft (in het kader van feit 4) nog aangevoerd dat [verdachte] heeft gedwaald ten aanzien van het recht voor zover zij zich heeft verlaten op de adviezen van haar toenmalig advocaat om onder meer geldbedragen over te boeken. De rechtbank stelt vast dat [verdachte] bij één van deze overboekingen aan haar zoon in strijd met de waarheid heeft vermeld dat het een onkostenvergoeding zou betreffen en het daadwerkelijke doel van de overboeking, het veilig stellen van geld, daarmee heeft verhuld. [verdachte] heeft dus kennelijk zelf ingezien dat de overboekingen niet zonder meer mochten plaatsvinden zodat de rechtbank het verweer dat zij verontschuldigbaar zou hebben gedwaald, verwerpt.
3.7.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan, met dien verstande dat
Feit 1:
Primair
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 15 juli 2011 te Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen
a)op naam van [bedrijf verdachte] gestelde declaratieformulieren [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299] - zijnde telkens een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen - telkens valselijk heeft opgemaakt,
immers heeft verdachte en/of haar mededader telkens valselijk - zakelijk weergegeven -
die/dat declaratieformulier(en) opgemaakt en op die/dat declaratieformulier(en) telkens vermeld
- dat aan een of meer (bij Univé verzekerde (met naam en/of geboortedatum en/of klantnummer genoemde) personen [te weten onder meer [namen verzekerden]
podotherapeutische zolen zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en
- daarbij telkens (onder meer) vermeld (een) (fictieve) behandeldat(a)(um) en/of declaratiebedrag(en),
zulks telkens met het oogmerk om die/dat geschrift(en) als echt en onvervalst te gebruiken;
en/of vervolgens telkens
b) opzettelijk gebruik heeft gemaakt van een of meer op naam van [bedrijf verdachte] gestelde declaratieformulier(en) [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299]
- elk zijnde een geschrift dat bestemd was om tot bewijs van enig feit te dienen -
bestaande dat gebruikmaken telkens onder meer hierin dat zij, verdachte, en/of haar mededader voornoemde declaratieformulieren heeft/hebben verstrekt en/of doen toekomen aan NV Univé Zorg (onderdeel van Coöperatie UVIT UA) [ter verkrijging van de op dat/die declaratieformulier(en) genoemde geldbedrag(en)]
en bestaande die valsheid telkens hierin dat de op dat/die declaratieformulier(en) vermelde podotherapeutische zolen en/of consult(en) niet aan (een of meer van) de op die formulier(en) vermelde personen [te weten onder meer [namen verzekerden]
is/zijn geleverd en/of gegeven
en voornoemde valse declaratieformulieren telkens opzettelijk heeft/hebben afgeleverd en/of voorhanden heeft gehad terwijl zij, verdachte en haar mededader telkens wisten dat dat/die declaratieformulier(en) bestemd was/waren tot gebruik als ware deze geschriften (telkens) echt en onvervalst;
Feit 2:
Primair
zij in de periode van 1 januari 2009 tot en met 18 september 2011 te Alkmaar en Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
meermalen,
telkens met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen telkens door een of meer listige kunstgrepen,
telkens NV Univé Zorg (onderdeel van Coöperatie UVIT UA) heeft bewogen tot de afgifte van geldbedragen,
hebbende verdachte en haar mededader toen aldaar telkens met vorenomschreven oogmerk - zakelijk weergegeven - listiglijk en in strijd met de waarheid telkens
- een of meer op naam van [bedrijf verdachte] gestelde declaratieformulieren [zoals onder andere weergegeven in map 04 (verhoor getuigen) van het dossier op blz 95 en 116 en 222 en 225 en 232 en 240 en 248 en 265 en 281 en 290 en 299] (valselijk) opgemaakt en
- op dat/die declaratieformulier(en) vermeld dat (op de in dat/die declaratieformulier(en) vermelde datum en/of periode) door het [bedrijf verdachte] aan een of meer (bij Univé verzekerde) perso(o)n(en) [te weten onder meer [namen verzekerden] podotherapeutische zolen zijn geleverd (code 904) en/of (een) consult(en) is/zijn gegeven (code 901) en/of (daarbij) het/de bijbehorende te declareren bedrag(en) vermeld en/of
- op dat/die declaratieformulier(en) het bankrekeningnummer en de ABG-praktijkcode(s) van [(een) personeelslid/leden] van het [bedrijf verdachte] (dan wel de [bedrijf verdachte] ) vermeld en
- een of meer van die declaratieformulier(en) voorzien van een handtekening en
- vervolgens dat/die declaratieformulier(en) (per post) opgestuurd en/of laten opsturen naar en/of ingediend en/of laten indienen bij NV Univé Zorg,
waardoor NV Univé Zorg telkens werd bewogen tot bovenomschreven afgiften;
Feit 3:
zij in de periode van 27 november 2009 tot en met 17 mei 2012 te Alkmaar en Stompetoren, tezamen en in vereniging met een ander,
een geldbedrag van
- 9.389,78 euro, bestaande uit geldbedragen van 6.023,93 euro en 3.365,85 euro zijnde overboekingen naar [zoon verdachte] en
- 3.000,- euro zijnde een overboeking naar [zoon verdachte] en
- 1.267.991,65 euro, bestaande uit diverse geldbedragen zijnde overboekingen naar aannemersbedrijf [naam aannemersbedrijf] , aangewend voor de verbouwing van/aan (onder meer) haar, verdachtes, privéwoning en bedrijfsruimte aan de [adres verdachte] te Stompetoren en de privéwoning en/ garage van [medeverdachte 1] aan de [adres medeverdachte] te Stompetoren en
- 77.812,01 euro, bestaande uit geldbedragen van 31.250,- euro en 19.562,01 euro en 21.000,- euro en 3.500,- euro en 2.500,- euro zijnde overboekingen naar [medeverdachte 1] ,
- in elk geval telkens enig voorwerp heeft verworven, voorhanden gehad en overgedragen en/of
- de werkelijke aard en/of de herkomst van die voorwerpen heeft verborgen en/of verhuld,
terwijl zij en/of haar mededader telkens wisten, dat die voorwerpen - onmiddellijk of middellijk - telkens mede afkomstig waren uit enig misdrijf.
De in de tenlastelegging voorkomende taal- en/of schrijffouten zijn verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is verdachte daardoor niet geschaad in haar verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van de feiten

Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van feit 1 primair en feit 2 primair
de voortgezette handeling van
medeplegen van valsheid in geschrift, meermalen gepleegd en medeplegen van oplichting, meermalen gepleegd
en
Ten aanzien van feit 3 primair
medeplegen van witwassen, meermalen gepleegd
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is, met verwijzing naar hetgeen de rechtbank hierboven onder 3.6 heeft overwogen, geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de sancties

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
Ten aanzien van de straf heeft de officier van justitie aangevoerd dat, nu sinds de aanhouding van verdachte er ruim vijf jaren zijn verstreken, er sprake is van overschrijding van de redelijke termijn. Dit heeft hij verdisconteerd in zijn strafeis. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van de tijd die verdachte reeds in verzekering heeft doorgebracht.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft gewezen op de forse overschrijding van de redelijke termijn en de persoonlijke omstandigheden van verdachte, waaronder haar slechte gezondheid en de ziekte van haar partner. De raadsman heeft betoogd dat hooguit een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf al dan niet in combinatie met een werkstraf aan verdachte zou moeten worden opgelegd. Een onvoorwaardelijke gevangenisstraf zou gelet op voornoemd tijdsverloop en al hetgeen verdachte al van de zaak heeft ondervonden geen enkel doel meer dienen.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken. Met betrekking tot de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 16 december 2016 en 11 april 2019 van W. Kunst, als reclasseringswerker verbonden aan Reclassering Nederland.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte - directeur en medevennoot van het podoinstituut, heeft zich tezamen met haar medeverdachte, bedrijfsleidster van het podoinstituut, in een periode van 2,5 jaar schuldig gemaakt aan het medeplegen van een zeer grote fraude van zorggeld, het medeplegen van valsheid in geschrift en oplichting. Jarenlang heeft verdachte, namens het podoinstituut, tezamen met de medeverdachte, honderden valse declaratieformulieren ingediend bij zorgverzekeraar Univé. Veelvuldig en op grote schaal werden consulten en steunzolen, buiten weten van verzekerden om, gedeclareerd, consulten die niet hebben plaatsgevonden en steunzolen die niet zijn geleverd. De declaratieformulieren zijn niet alleen valselijk opgemaakt maar ook valselijk gebruikt. Verzekeraars, als Univé, moeten in het economisch verkeer kunnen vertrouwen op de echtheid en juistheid van de door zorgverleners ingediende declaraties. Verdachte en haar medeverdachte hebben door hun handelen dat vertrouwen ernstig beschaamd. Verdachte heeft door indiening van de valselijk opgemaakt declaraties bij Univé gedurende een lange periode op structurele en listige wijze zorgverzekeraar Univé misleid, opgelicht en bewogen tot het doen van betalingen aan het podoinstituut van verdachte. Met haar handelen, waarbij haar eigen financieel belang blijkbaar de boventoon voerde en waarbij het benadelingsbedrag enorm hoog opgelopen is, heeft verdachte op grote schaal teveel gedeclareerd, geld dat bestemd was voor het bekostigen van zorg en heeft zij misbruik gemaakt van een fraudegevoelig systeem, waarbij bedrijven als het podoinstituut juist het vertrouwen genieten om op een juiste wijze gebruik te maken van het systeem.
Verdachte heeft voorts de opbrengsten van de oplichting, van meer dan een miljoen euro, witgewassen. De opbrengsten die voor het grootste gedeelte zijn aangewend ten behoeve van de verbouwingen aan de woning/bedrijfsruimte van verdachte en voor een kleiner gedeelte zijn aangewend voor een auto en voor de verbouwing van de woning van de medeverdachte. Witwassen is een ernstig strafbaar feit. Door haar handelen heeft verdachte eraan meegewerkt dat opbrengsten van misdrijven aan het zicht van justitie worden onttrokken en daaraan een schijnbaar legale herkomst wordt verschaft. Door dergelijke witwaspraktijken wordt het plegen van criminele activiteiten vergemakkelijkt, bevorderd en in stand gehouden. Daarnaast vormt het witwassen van criminele gelden een bedreiging van de legale economie en een aantasting van de integriteit en de transparantie van het financiële en economische verkeer.
Tijdens de behandeling van de strafzaak en uit het dossier is gebleken dat verdachte geen verantwoordelijkheid neemt voor haar handelen. Zij blijft ontkennen zich aan de thans bewezen strafbare feiten te hebben schuldig gemaakt. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan.
Ten voordele van verdachte houdt de rechtbank rekening met haar persoonlijke omstandigheden, zoals deze blijken uit de over verdachte opgemaakte reclasseringsrapporten en zoals besproken ter terechtzitting. Het podoinstituut (B.V. en v.o.f.) van verdachte is in 2012 failliet verklaard en verdachte privé is eveneens in 2012 failliet verklaard, welk laatstgenoemde faillissement in 2017 is omgezet in een schuldsanering. Uit de rapportage volgt dat verdachte en haar echtgenoot sinds 2012 leven van minder dan het minimumloon en met moeite kunnen rondkomen. Haar woning te Stompetoren is door de curator verkocht. Als gevolg van de onderhavige strafzaak is haar gezin uit elkaar gevallen, met haar zoon heeft zij geen contact meer. Verdachte, die in 2008/2009 behandeld is voor borstkanker, is mantelzorger voor haar moeder en zorgt voor haar man, die ernstig ziek is, volgens haar advocaat is er bij hem sprake van een uitgezaaide longkanker.
De rechtbank houdt er tevens rekening mee dat verdachte blijkens een haar betreffend uittreksel justitiële documentatie niet eerder veroordeeld is.
Naar het oordeel van de rechtbank dient in sterk matigende zin gewicht toegekend te worden aan het volgende.
De rechtbank stelt vast dat de bewezen verklaarde feiten inmiddels dateren van 8 jaar geleden en ouder. Met de officier van justitie en de verdediging acht de rechtbank de redelijke termijn als bedoeld in artikel 6, eerste lid, EVRM inzake de behandeling van een strafzaak binnen redelijke termijn in forse mate geschonden en dit moet leiden tot een vermindering van de straf. In deze procedure heeft de op redelijkheid te beoordelen termijn een aanvang genomen op 11 februari 2014, toen verdachte in verzekering is gesteld. Het tijdsverloop tussen voornoemd datum en de datum van het eindvonnis in deze zaak bedraagt 5 jaar en 4 maanden. Uitgaande van een redelijke termijn van 2 jaar is deze periode overschreden met een termijn van 3 jaar en 4 maanden. Het is de rechtbank niet gebleken dat de verdachte/verdediging een vertragende rol van betekenis heeft gespeeld op de duur/verloop van het proces en/of de afhandeling van de strafzaak, zodat de termijnoverschrijding niet aan verdachte kan worden verweten.
De bewezen verklaarde valsheid in geschrift en oplichting, die elk op zichzelf een misdrijf oplevert, staan in zodanig verband met elkaar dat zij moeten worden beschouwd als een voortgezette handeling omdat de in aanmerking te nemen gelijksoortige feiten voortkomen uit dezelfde ongeoorloofde wilsbesluiten. Door toepassing van deze bepaling wordt voor de straf ten aanzien van de feiten slechts een strafbepaling toegepast, te weten die waarbij de zwaarste hoofdstraf is gesteld. Dit is de valsheid in geschrift.
Alles overwegende komt de rechtbank tot een veel lagere strafoplegging, dan de officier van justitie heeft gevorderd, nu de rechtbank meer rekening houdt met de forse overschrijding van de redelijke termijn en met de persoonlijk omstandigheden van verdachte en anders dan de officier van justitie komt tot een vrijspraak van de faillissementsfraude. Gelet op de ernst en de duur van de bewezen verklaarde feiten kan daarentegen, zoals bepleit door de raadsman, niet volstaan worden met het opleggen van een taakstraf van maximale duur en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf en dient aan verdachte ook nog een onvoorwaardelijke gevangenisstraf te worden opgelegd.
Naar het oordeel van de rechtbank is de aard en de ernst van het bewezenverklaarde, met inachtneming de hiervoor weergegeven bijzondere omstandigheden, voldoende tot uitdrukking gebracht in de op te leggen straf.

7.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij N.V. Univé Zorg heeft een (ter terechtzitting aangepaste) vordering tot schadevergoeding van € 567.379,75 ingediend tegen verdachte wegens materiële schade die zij als gevolg van het onder 2 ten laste gelegde feit zou hebben geleden, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag.
De gestelde schade bestaat uit ten onrechte betaalde uitkeringen op basis van frauduleuze declaraties (€ 487.506,75) en zogenoemde uit onderzoek naar voren gekomen ‘bijvangst’ ter zake van dubbele declaraties, Sandalino’s, behandelingen op zondag en declaraties voor kinderen onder de 4 jaar (totaal: € 69.873,-) in de periode 1 januari 2009 tot en met 15 juli 2011. Daarnaast bestaat de gestelde schade uit onderzoekskosten ad € 10.000,-.
De verdediging heeft aangevoerd dat verdachte onder bewind is gesteld en daarom op grond van 1:441 lid 1 BW enkel de bewindvoerder procesbevoegd is in het kader van de vordering benadeelde partij. Nu de bewindvoerder niet in de procedure is opgeroepen moet de benadeelde partij niet-ontvankelijk worden verklaard in de vordering, aldus de raadsman. De rechtbank verwerpt dit verweer. Voor verdachte is een bewindvoerder benoemd in het kader van de Wet schuldsanering natuurlijke personen. Van een zogenoemd beschermingsbewind in de zin van titel 19 van boek 1 BW is, aldus ook de verklaring van verdachte ter terechtzitting, geen sprake, zodat de door de raadsman genoemde situatie waarbij verdachte zelfstandige beheers- en beschikkingsbevoegdheid over haar goederen zou missen, zich niet voordoet. De benadeelde partij is ontvankelijk in de vordering.
De rechtbank heeft onder feiten 1 en 2 bewezenverklaard dat verdachte zich samen met de medeverdachte heeft schuldig gemaakt aan grootschalige verzekeringsfraude en oplichting van de benadeelde partij, waardoor deze rechtstreekse schade heeft geleden. De benadeelde partij stelt dat deze schade € 567.379,75 bedraagt en baseert dit bedrag enerzijds op het totaalbedrag van de declaraties die door de geënquêteerde verzekerden als onjuist zijn aangemerkt. Anderzijds bestaat het bedrag uit de hiervoor genoemde bijvangst. De rechtbank is van oordeel dat de gestelde schade tot een bedrag van € 487.506,75 rechtstreeks voortvloeit uit het onder 2 bewezen verklaarde feit. Het bedrag aan ‘bijvangst’ ad € 69.873,- betreft naar het oordeel van de rechtbank niet zonder meer rechtstreekse door de fraude en oplichting veroorzaakte schade, zodat de rechtbank de benadeelde partij ter zake van dit bedrag in haar vordering niet-ontvankelijk zal verklaren. De benadeelde partij kan dit deel van de vorderging desgewenst bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De rechtbank is op grond van de stukken in het dossier en de stukken die bij de vordering benadeelde partij zijn gevoegd daarnaast van oordeel dat voldoende onderbouwd is dat de benadeelde partij kosten heeft moeten maken ter vaststelling van de oorzaak en omvang van de schade en dat deze schade € 10.000,- betreft. De rechtbank wijst deze gevorderde schadepost toe.
De rechtbank zal de vordering van de benadeelde partij daarom toewijzen tot een bedrag van € 497.506,75,-. Dit bedrag dient te worden vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 30 augustus 2017, zijnde de datum van ondertekening van de vordering benadeelde partij, tot aan de dag der algehele voldoening. Daarbij zal de rechtbank bepalen dat indien de medeverdachte dit bedrag geheel of gedeeltelijk heeft betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd. Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
Met de officier van justitie en de verdediging is de rechtbank tot slot van oordeel dat van het opleggen van de schadevergoedingsmaatregel in onderhavige zaak moet worden afgezien.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikel 14a, 14b, 14c, 22c, 22d, 47, 56, 225, 326 en 420bis van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte onder feit 4 is ten laste gelegd en spreekt haar daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan zoals hiervoor onder 3.7 weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt haar daarvan vrij.
Bepaalt dat de onder feit 1 primair, feit 2 primair en feit 3 bewezen verklaarde feiten de hierboven onder 4. vermelde strafbare feiten opleveren.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
12 (twaalf) maanden, met bevel dat van deze straf een gedeelte, groot 6 (zes) maanden,
nietten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat verdachte voor het einde van de op twee jaren bepaalde proeftijd zich aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Veroordeelt verdachte tot het verrichten van
240 (tweehonderdenveertig) urentaakstraf die bestaat uit het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet of niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 120 (honderdtwintig) dagen hechtenis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij
N.V. Univé Zorggeleden schade tot een bedrag van
€ 497.506,75,-, als vergoeding voor de materiële schade, en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 30 augustus 2017 tot aan de dag der algehele voldoening, aan N.V. Univé Zorg, voornoemd, tegen behoorlijk bewijs van kwijting. Bepaalt dat indien genoemd bedrag geheel of gedeeltelijk door de medeverdachte is betaald, verdachte in zoverre zal zijn bevrijd.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. I.A.M. Tel, voorzitter,
mrs. W.J. van Andel en E.M. ten Bos, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier J.A. Huismans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019.

Voetnoten

1.Zie bewijsmiddelen 7, 10, 12, 14, 17, 25, 32, 39, 41, 43, 46, 49, 52 en 54
2.Zie bewijsmiddelen 17, 30, 32 en 43
3.Zie bewijsmiddelen 63 en 64
4.Proces-verbaal van bevindingen d.d. 3 februari 2014 (map 6, AMB-31, dossierpagina 707 e.v.)
5.Proces-verbaal van verhoor getuige A.P. [zoon verdachte] d.d. 6 december 2016 bij de rechter-commissaris (losse bijlage)