ECLI:NL:RBNHO:2019:5288

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
19 juni 2019
Publicatiedatum
19 juni 2019
Zaaknummer
6901573/CV EXPL 18-3812
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden

In deze zaak hebben de passagiers, handelend voor zichzelf en als ouder voor hun minderjarige kind, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol op 5 januari 2018. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 929,65, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag tijdens de voorafgaande vlucht, waardoor het toestel moest worden geïnspecteerd en niet op tijd kon vertrekken.

De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de blikseminslag een buitengewone omstandigheid was, de uiteindelijke vertraging grotendeels niet was ontstaan door deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat er ook operationele problemen waren die bijdroegen aan de vertraging. De passagiers hadden recht op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat de vertraging meer dan drie uur bedroeg en Transavia niet kon aantonen dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden.

De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 800,00 aan compensatie toe, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees de vordering voor extra drankjes af, omdat Transavia aan haar verplichtingen had voldaan door vouchers voor drankjes aan te bieden. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat Transavia ongelijk kreeg in deze zaak.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6901573 \ CV EXPL 18-3812
Uitspraakdatum: 19 juni 2019
Vonnis in de zaak van:
1.
[passagier sub 1], handelend voor zichzelf en als ouder die ouderlijk gezag uitoefent voor haar minderjarige kind [passagier sub 2] ,

2. [passagier sub 2]

beiden wonende te [woonplaats] , gemeente [gemeente]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde SRK Rechtsbijstand
tegen
De commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 26 april 2018 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers diende te vervoeren van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol Airport op 5 januari 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Passagier sub 1 is door de kantonrechter gemachtigd de onderhavige procedure namens haar minderjarige kind te voeren.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen – na wijziging van eis- dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 821,57, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 129,65 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 400,00 per passagier. Tevens stellen de passagiers dat Transavia op grond van het verdrag van Montreal een bedrag van € 21,57 dient te vergoeden aan kosten voor drinken op het vliegveld en in het hotel. Daarnaast maken de passagiers aanspraak op betaling door Transavia van de buitengerechtelijke kosten en de wettelijke rente.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet konden worden voorkomen. Het toestel waarmee de vlucht in kwestie zou worden uitgevoerd is tijdens het opstijgen van de voorafgaande vlucht getroffen door bliksem. Het toestel diende vervolgens direct te worden geïnspecteerd. Uit de inspectie bleek dat de schade aanzienlijk was en de nodige reparaties diende plaats te vinden. Deze buitengewone omstandigheid werkt door op de onderhavige vlucht. De voorafgaande vlucht is uitgevoerd door de originele crew zodra een vervangend toestel beschikbaar was. De crew van de voorafgaande vlucht mocht echter als gevolg van de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsduur en werktijden niet direct de onderhavige vlucht uitvoeren. Dit ligt volledig buiten de macht van Transavia doordat dit is veroorzaakt door de blikseminslag en daarmee gepaarde vertraging. Transavia heeft redelijke maatregelen ter beperking van de vertraging genomen door het eerste toestel dat zij kon inzetten te gebruiken om de vlucht alsnog uit te voeren.
4.2.
Transavia betwist gehouden te zijn de kosten voor extra –alcoholische- consumpties te betalen, aangezien Transavia een maaltijd en drinken aan de passagiers heeft aangeboden.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur zijn aangekomen op de eindbestemming Amsterdam. Gelet hierop is Transavia compensatie aan de passagiers verschuldigd, tenzij Transavia kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot annulering (of langdurige vertraging) van de vlucht leidden.
5.3.
De passagiers betwisten niet dat sprake is geweest van een blikseminslag tijdens de voorafgaande vlucht maar menen dat de bijzondere omstandigheid niet doorwerkt op de onderhavige vlucht. Voorts was de vertraging niet of niet volledig het gevolg van blikseminslag, maar was sprake van een interne oorzaak, namelijk personele problemen, aldus de passagiers. De passagiers stellen dat Transavia in haar bedrijfsvoering rekening dient te houden met de mogelijkheid dat dergelijke omstandigheden kunnen voorkomen en haar bedrijfsvoering daarop afstemmen. Transavia kiest er zelf voor om vluchten zo dicht achter elkaar te plannen. Consequentie hiervan is dat een calamiteit direct tot vertraging zal leiden, aldus nog steeds de passagiers.
5.4.
Niet in geschil is dat het toestel waarmee de vlucht in kwestie zou worden uitgevoerd tijdens het uitvoeren van de voorafgaande vlucht bij het opstijgen vanaf Schiphol is getroffen door bliksem en dat het toestel vervolgens verplicht diende te worden geïnspecteerd. Een blikseminslag is een van buiten komende omstandigheid waar een luchtvaartmaatschappij geen invloed op kan uitoefenen en vormt dan ook een buitengewone omstandigheid. Deze buitengewone omstandigheid kan naar het oordeel van de kantonrechter doorwerken op de onderhavige vlucht. De buitengewone omstandigheid had, naar het oordeel van de kantonrechter niet door Transavia kunnen worden voorkomen.
5.5.
De kantonrechter constateert dat, de voorafgaande vlucht met een ander toestel en de oorspronkelijke bemanningsleden is uitgevoerd. De bemanningsleden mochten echter als gevolg van de wettelijke voorschriften op het gebied van arbeidsduur en werktijden niet direct de onderhavige vlucht uitvoeren. De vlucht kon pas de volgende middag om 13:30 UTC worden voortgezet. Transavia had tot die tijd geen nieuwe bemanningsleden paraat in Las Palmas. De kantonrechter overweegt dat het niet paraat hebben van (nieuwe) bemanningsleden een operationeel probleem is en dan ook inherent is aan de uitvoering van een luchtvaartmaatschappij. Naar het oordeel van de kantonrechter is de uiteindelijke vertraging van meer dan 19 uur niet alleen gelegen in voornoemde buitengewone omstandigheid, maar ook in de operationele problemen die zich nadien hebben voorgedaan. Na aftrek van de vertraging veroorzaakt door de buitengewone omstandigheid resteert een vertraging van méér dan drie uur als gevolg van de operationele problemen, welke voor compensatie in aanmerking komt.
5.6.
Gelet op bovenstaande is naar oordeel van de kantonrechter de uiteindelijke vertraging grotendeels niet ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden, die ingevolge artikel 5 lid 3 van de Verordening het recht op compensatie uitsluiten. Nu voor het overige is voldaan aan de voorwaarden voor compensatie van artikel 7 van de Verordening, zal de vordering tot betaling van het compensatiebedrag ad € 800,00, gelet op de duur van de vertraging, worden toegewezen.
5.7.
De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.8.
Ten aanzien van de geclaimde kosten voor drankjes hebben de passagiers niet betwist dat zij bij de aangeboden maaltijd drankjes aangeboden hebben gekregen maar menen zij dat het niet onredelijk is dat zij daarnaast nog een drankje hebben genuttigd.
5.9.
Onbetwist is dat Transavia aan de passagiers vouchers heeft aangeboden waarmee zij drinken konden halen. Gelet hierop heeft Transavia naar het oordeel van de kantonrechter voldaan aan haar verplichting op grond van de Verordening dan wel het verdrag van Montreal, voor wat betreft de verfrissingen. De gevorderde kosten voor drankjes zullen daarom worden afgewezen.
5.10.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Transavia heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagiers buitengerechtelijke werkzaamheden hebben laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn.
Omdat het gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.11.
De proceskosten komen voor rekening van Transavia, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagiers worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Transavia tot betaling aan de passagiers van € 929,65, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 800,00 vanaf 5 januari 2018 en over € 129,65 vanaf 26 april 2018, tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) deze bedragen;
6.2.
veroordeelt Transavia tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagiers tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 101,81;
griffierecht € 226,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
6.3.
veroordeelt Transavia tot betaling van € 60,00 aan nakosten voor zover de passagiers daadwerkelijke nakosten zullen maken;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter