In deze zaak hebben de passagiers, handelend voor zichzelf en als ouder voor hun minderjarige kind, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraging van meer dan drie uur van hun vlucht van Las Palmas naar Amsterdam-Schiphol op 5 januari 2018. De passagiers vorderden een totaalbedrag van € 929,65, inclusief wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een blikseminslag tijdens de voorafgaande vlucht, waardoor het toestel moest worden geïnspecteerd en niet op tijd kon vertrekken.
De kantonrechter oordeelde dat, hoewel de blikseminslag een buitengewone omstandigheid was, de uiteindelijke vertraging grotendeels niet was ontstaan door deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat er ook operationele problemen waren die bijdroegen aan de vertraging. De passagiers hadden recht op compensatie op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, omdat de vertraging meer dan drie uur bedroeg en Transavia niet kon aantonen dat de vertraging volledig het gevolg was van buitengewone omstandigheden.
De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 800,00 aan compensatie toe, evenals de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten, maar wees de vordering voor extra drankjes af, omdat Transavia aan haar verplichtingen had voldaan door vouchers voor drankjes aan te bieden. De proceskosten werden toegewezen aan de passagiers, omdat Transavia ongelijk kreeg in deze zaak.