ECLI:NL:RBNHO:2019:5306

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juni 2019
Publicatiedatum
20 juni 2019
Zaaknummer
19_2281, 19_2283, 19_2292 en 19_2445
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Voorlopige voorziening
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoeken tot voorlopige voorziening inzake omgevingsvergunning en last onder dwangsom

Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Bouwbedrijf [derde belanghebbende 1] B.V. voor het realiseren van geluidsschermen en het intensiveren van de bedrijfsvoering. Tevens was er een verzoek tot schorsing van de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd aan [derde belanghebbende 2] Beheer B.V. De rechtbank oordeelde dat de voorhanden zijnde informatie onvoldoende ruimte bood om tot schorsing van de omgevingsvergunning over te gaan. De verzoeken werden afgewezen omdat de voorzieningenrechter van mening was dat een eventuele stillegging van de werkzaamheden van [derde belanghebbende 1] niet binnen de bevoegdheid van de voorzieningenrechter viel. De rechtbank constateerde dat het bestemmingsplan de activiteiten van [derde belanghebbende 1] toestaat en dat de overlast die verzoekers ervaren het gevolg is van een wijziging in de bedrijfsstructuur. De voorzieningenrechter gaf aan dat de omgevingsvergunning was verleend om de intensivering van het gebruik te legaliseren en om tegemoet te komen aan de klachten van omwonenden. De verzoekers hadden weliswaar bezwaren, maar deze waren niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, in aanwezigheid van griffier mr. P.C. van der Vlugt.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Alkmaar
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/2281, HAA 19/2283, HAA 19/2292 en HAA 19/2445
proces-verbaal van de mondelinge uitspraak van de voorzieningenrechter in de zaken tussen
1. De Vereniging van Erfpachters en Eigenaren [verzoeker 1] ,te [plaatsnaam]
(gemachtigde: mr. R. Oosterbroek),
2. [verzoeker 2] , [verzoeker 3] en [verzoeker 4]allen te [plaatsnaam] ,
(gemachtigde: mr. ing. Brandenburg – Stroo),
verzoekers
en

het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Schagen, verweerder

(gemachtigden: M.J.A. Ruigrok en A.A. Bakker).
De besloten vennootschap
Bouwbedrijf [derde belanghebbende 1] B.V.te [plaatsnaam] heeft als derde-partij deelgenomen aan het geding met registratienummers HAA 19/2283 en HAA 19/2292.
De besloten vennootschap
[derde belanghebbende 2] Beheer B.V, te [plaatsnaam] heeft als derde-partij deelgenomen aan het geding met registratienummers HAA 19/2281 en HAA 19/2445.
(gemachtigde derde-partijen: mr. A.M. Nijboer).

Procesverloop

Bij besluit van 16 mei 2019 heeft verweerder aan de besloten vennootschap [derde belanghebbende 1] B.V. (hierna: [derde belanghebbende 1] ) omgevingsvergunning verleend voor het realiseren van geluidsschermen, beschoeiing, een lichtmast en het intensiveren van de bedrijfsvoering op het perceel [adres] .
Bij besluit van 21 mei 2019 heeft verweerder de aan de besloten vennootschap [derde belanghebbende 2] Beheer B.V. (hierna: [derde belanghebbende 2] Beheer) opgelegde last onder dwangsom ingetrokken.
Verzoekers hebben tegen beide besluiten bij afzonderlijke brieven bezwaar gemaakt. Zij hebben de voorzieningenrechter bij afzonderlijke brieven verzocht om een voorlopige voorziening te treffen.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juni 2019. Namens verzoekster sub 1 is (onder meer) verschenen [naam 1] , voorzitter, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Namens verzoekers sub 2 is [verzoeker 4] verschenen, bijgestaan door voornoemde gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigden. Namens derde-partijen zijn verschenen [naam 2] ( [derde belanghebbende 1] ) en [naam 3] ( [derde belanghebbende 2] Beheer), bijgestaan door hun gemachtigde.
Na afloop van de zitting heeft de voorzieningenrechter onmiddellijk uitspraak gedaan.

Beslissing

De voorzieningenrechter wijst de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening af.

Overwegingen

1. Er liggen in totaal vier verzoeken voor tot het treffen van een voorlopige voorziening. Twee daarvan hebben betrekking op de bij besluit van 16 mei 2019 aan [derde belanghebbende 1] verleende omgevingsvergunning voor in het bijzonder het oprichten van geluidschermen op en het intensiveren van het gebruik van het terrein dat door [derde belanghebbende 1] wordt gebruikt. De twee andere verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening richten zich tegen het besluit van 21 mei 2019, waarbij de aan [derde belanghebbende 2] Beheer opgelegde last onder dwangsom is ingetrokken.
2. Met de verzoeken tot het treffen van een voorlopige voorziening wordt door verzoekers primair een schorsing van de omgevingsvergunning beoogd en in het verlengde daarvan een schorsing van de intrekking van de last onder dwangsom, een en ander ter vermindering van de door verzoekers ervaren geluidoverlast van de activiteiten ter plekke van [derde belanghebbende 1] . Aan dit belang kan met deze procedures evenwel niet tegemoet worden gekomen omdat een eventuele (gedeeltelijke) stillegging van de werkzaamheden van [derde belanghebbende 1] in het kader van dit kort geding bij wijze van ordemaatregel de bevoegdheid van de voorzieningenrechter te buiten gaat en daarom een veel te verstrekkende maatregel is.
3. Vaststaat dat het bestemmingsplan “Landelijk gebied Harenkarspel” het bedrijf van [derde belanghebbende 1] zoals dat aanwezig was op het tijdstip van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan, te weten op 11 december 2013, toestaat. Vaststaat ook dat door wijziging van de bedrijfsstructuur van [derde belanghebbende 1] nadien de werkzaamheden ter plaatse van aard en karakter zijn gewijzigd en zijn geïntensiveerd. De overlast die verzoekers sindsdien zijn gaan ervaren is hiervan een gevolg.
4. Met de omgevingsvergunning is door verweerder beoogd om niet alleen de intensivering van het gebruik te legaliseren, maar ook om tegemoet te komen aan de klachten van omwonenden, door, bijvoorbeeld middels de oprichting van een geluidscherm, het woon- en leefklimaat op een aanvaardbaar peil te houden. [derde belanghebbende 1] heeft ter zitting aangegeven bereid te zijn aanvullende maatregelen te treffen ter voorkoming van geluidsoverlast, bij voorkeur in overleg met de omwonden. Ter zitting zijn in dat verband door de gemachtigde van [derde belanghebbende 1] ook een aantal concrete maatregelen genoemd. Verzoekers zijn evenwel van mening dat een en ander volstrekt onvoldoende is en dat zij nog dagelijks onaanvaardbare geluidoverlast ervaren. Wie in dit opzicht het gelijk aan zijn zijde heeft kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter in het kader van deze procedure moeilijk worden beoordeeld. Daarvoor leent deze procedure zich niet. Van verweerder kan en moet worden gevergd dit in het licht van de bezwaren die door verzoekers naar voren zijn gebracht nader te onderzoeken.
5. Voorshands ziet de voorzieningenrechter evenwel onvoldoende aanleiding voor het oordeel dat verweerder een onjuiste procedure heeft gevoerd, dan wel bij de belangenafweging niet in redelijkheid tot verlening van de omgevingsvergunning is kunnen komen. Daarbij speelt een rol dat verzoekers weliswaar veel kritische kanttekeningen hebben geplaatst bij de omgevingsvergunning, maar dat dit is gebeurd nog zonder een duidelijk te verifiëren onderbouwing. Zo ontbreekt bijvoorbeeld een concreet akoestisch tegenrapport. Het overleggen daarvan ligt wat betreft de bewijsvoering wel op hun weg. Daarmee wil de voorzieningenrechter niet gezegd hebben dat de bezwaren van verzoekers kant noch wal raken, maar voor zover deze bezwaren zien op de onduidelijkheid en een gebrek aan exactheid van de omgevingsvergunning, acht de voorzieningenrechter zeker niet uitgesloten dat een en ander in het kader van de heroverweging door verweerder kan worden hersteld door middel van nader onderzoek dan wel een uitgebreidere motivering.
6. Gelet op het vorenstaande biedt de voorhanden zijnde informatie op dit moment onvoldoende ruimte om tot schorsing van de omgevingsvergunning over te gaan en dit geldt daarom ook voor de gevraagde schorsing van de intrekking van de last onder dwangsom.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.
Deze uitspraak is op 18 juni 2019 in het openbaar gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, voorzieningenrechter, in aanwezigheid van mr. P.C. van der Vlugt, griffier.
griffier voorzieningenrechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.