Op 18 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een zaak waarin verzoekers een voorlopige voorziening vroegen tegen de verlening van een omgevingsvergunning aan Bouwbedrijf [derde belanghebbende 1] B.V. voor het realiseren van geluidsschermen en het intensiveren van de bedrijfsvoering. Tevens was er een verzoek tot schorsing van de intrekking van een last onder dwangsom die was opgelegd aan [derde belanghebbende 2] Beheer B.V. De rechtbank oordeelde dat de voorhanden zijnde informatie onvoldoende ruimte bood om tot schorsing van de omgevingsvergunning over te gaan. De verzoeken werden afgewezen omdat de voorzieningenrechter van mening was dat een eventuele stillegging van de werkzaamheden van [derde belanghebbende 1] niet binnen de bevoegdheid van de voorzieningenrechter viel. De rechtbank constateerde dat het bestemmingsplan de activiteiten van [derde belanghebbende 1] toestaat en dat de overlast die verzoekers ervaren het gevolg is van een wijziging in de bedrijfsstructuur. De voorzieningenrechter gaf aan dat de omgevingsvergunning was verleend om de intensivering van het gebruik te legaliseren en om tegemoet te komen aan de klachten van omwonenden. De verzoekers hadden weliswaar bezwaren, maar deze waren niet voldoende onderbouwd. De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak werd in het openbaar gedaan door mr. drs. J.H.A.C. Everaerts, in aanwezigheid van griffier mr. P.C. van der Vlugt.