Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging omvatte het wrijven over en betasten van de clitoris en vagina van de aangeefster, alsook het strelen van haar knie en been. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019 vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de handelingen en stelde dat deze handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en concludeerde tot vrijspraak, met de argumentatie dat de handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.
De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de handelingen die in de tenlastelegging waren opgenomen. Hoewel de rechtbank vaststelde dat de verdachte het been van de aangeefster had gestreeld, werd geconcludeerd dat deze handeling, hoewel ongepast, niet voldeed aan de criteria voor een ontuchtige handeling zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukte dat de handeling plaatsvond tussen twee jeugdigen die elkaar goed kenden en zich in een vertrouwelijke setting bevonden. Hierdoor werd de drempel voor strafbare ontucht niet overschreden.
De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd eveneens afgewezen omdat de rechtbank niet tot bewezenverklaring van de tenlastelegging kwam. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.