ECLI:NL:RBNHO:2019:5379

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 juni 2019
Publicatiedatum
24 juni 2019
Zaaknummer
15/254824-17
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor verdachte in ontuchtzaak wegens strelen van het been van een minderjarige

Op 25 juni 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van ontuchtige handelingen met een minderjarige. De tenlastelegging omvatte het wrijven over en betasten van de clitoris en vagina van de aangeefster, alsook het strelen van haar knie en been. De rechtbank heeft op basis van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019 vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De officier van justitie vorderde bewezenverklaring van de handelingen en stelde dat deze handelingen in strijd waren met de sociaal-ethische norm. De verdediging betwistte echter de beschuldigingen en concludeerde tot vrijspraak, met de argumentatie dat de handelingen niet als ontuchtig konden worden gekwalificeerd.

De rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om de verdachte te veroordelen voor de handelingen die in de tenlastelegging waren opgenomen. Hoewel de rechtbank vaststelde dat de verdachte het been van de aangeefster had gestreeld, werd geconcludeerd dat deze handeling, hoewel ongepast, niet voldeed aan de criteria voor een ontuchtige handeling zoals bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht. De rechtbank benadrukte dat de handeling plaatsvond tussen twee jeugdigen die elkaar goed kenden en zich in een vertrouwelijke setting bevonden. Hierdoor werd de drempel voor strafbare ontucht niet overschreden.

De vordering van de benadeelde partij, die schadevergoeding eiste, werd eveneens afgewezen omdat de rechtbank niet tot bewezenverklaring van de tenlastelegging kwam. De rechtbank verklaarde de benadeelde partij niet-ontvankelijk in haar vordering. Uiteindelijk sprak de rechtbank de verdachte vrij van alle tenlastegelegde feiten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Publiekrecht, Sectie Straf
Locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15.254824.17 (P)
Uitspraakdatum: 25 juni 2019
Tegenspraak (art. 278 Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van 11 juni 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] .
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. R.P. Peters en van hetgeen de raadsman van verdachte, mr. A. de Visser, advocaat te Zaandam, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat:
hij op een of meerdere tijdstip(pen) op of omstreeks 11 juli 2010 te Assendelft, gemeente Zaanstad, in elk geval in Nederland, (telkens) met [aangeefster] (geboren op [geboortedatum slo] ), die toen de leeftijd van zestien jaren nog niet had bereikt, buiten echt, een of meer ontuchtige handeling(en) heeft gepleegd, bestaande uit het (telkens) een en/of meermalen:
- ( over het ondergoed heen) wrijven over en/of betasten van de clitoris en/of de vagina van die [aangeefster] en/of
- strelen en/of betasten van de knie en/of het been van die [aangeefster] .

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Standpunten van partijen

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
Primair acht de officier van justitie zowel het betasten van de (bedekte) vagina als het strelen van het been van aangeefster [aangeefster] bewezen. In dat geval is er sowieso sprake van een ontuchtige handeling, een handeling van seksuele aard die in strijd is met de sociaal-ethische norm. De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte bij bewezenverklaring van deze beide handelingen zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 80 uren, subsidiair 40 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Subsidiair, voor het geval de rechtbank alleen het strelen van het been bewezen acht, is de officier van justitie van mening dat ook dan sprake is van een ontuchtige handeling als bedoeld in artikel 247 van het Wetboek van Strafrecht (Sr), nu het gaat om een handeling met een erotische bedoeling, binnen een familieverhouding, bij een meer dan gering leeftijdsverschil en met een slachtoffer jonger dan 16 jaar. Bij bewezenverklaring van alleen het strelen van het been vordert de officier van justitie dat verdachte zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 30 uren, subsidiair 15 dagen hechtenis en een geheel voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van twee weken.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat niet bewezen kan worden dat verdachte de handelingen heeft verricht die zijn beschreven bij het eerste gedachtestreepje in de tenlastelegging.
Volgens de raadsman kan wel bewezen worden hetgeen bij het tweede gedachtestreepje is beschreven, het strelen over knie en/of been. Dit levert volgens de raadsman echter geen ontucht op als bedoeld in artikel 247 Sr. Er was sprake van experimenteergedrag dat in de leeftijdscategorie waartoe verdachte en aangeefster destijds behoorden, sociaal-ethisch aanvaard is.
De raadsman heeft aldus geconcludeerd tot integrale vrijspraak.
3.3.
VrijspraakEvenals de raadsman is de rechtbank van oordeel dat het dossier naast de verklaring van aangeefster onvoldoende ondersteunend bewijs bevat om wettig en overtuigend bewezen te achten dat verdachte de in de tenlastelegging bij het eerste gedachtestreepje vermelde handeling (het (over het ondergoed heen) wrijven over en/of betasten van de clitoris en/of de vagina van aangeefster) heeft verricht. Verdachte dient om die reden van dit onderdeel van de tenlastelegging te worden vrijgesproken.
Op basis van de aangifte van [aangeefster] en de eigen verklaring van verdachte kan wel worden vastgesteld dat verdachte het been van aangeefster heeft gestreeld, zoals in de tenlastelegging vermeld bij het tweede gedachtestreepje.
Vervolgens doet zich de vraag voor of deze handeling van verdachte kan worden aangemerkt als een ontuchtige handeling in de zin van artikel 247 Sr. De rechtbank beantwoordt deze vraag ontkennend. Naar het oordeel van de rechtbank levert het enkele strelen door verdachte van het been van aangeefster, hoe ongepast ook, in dit geval geen ontuchtige handeling op, in die zin dat het een handeling zou betreffen met een seksuele strekking die in strijd is met de sociaal-ethische norm. Daarbij komt gewicht toe aan de omstandigheid dat het hier een handeling betreft die plaatsvond tussen twee jeugdigen, die elkaar goed kenden en zich samen vrijwillig in een intieme en vertrouwelijke setting bevonden, te weten liggend op bed in de slaapkamer van aangeefster. Het handelen van verdachte haalt met andere woorden niet de drempel van strafbare ontucht.
De rechtbank komt aldus niet tot bewezenverklaring van het plegen van ontucht door verdachte, zodat hij van het hem ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken.

4.Vordering benadeelde partij

De benadeelde partij [aangeefster] heeft door tussenkomst van mr. M.M.P.M. Lousberg, advocaat te Amsterdam, als haar gemachtigde een vordering tot schadevergoeding van € 7.052,30 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die zij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden.
De rechtbank is van oordeel dat, nu niet is bewezen geacht hetgeen aan de verdachte is tenlastegelegd, de benadeelde partij niet in de vordering, die betrekking heeft op dat ten laste gelegde feit, kan worden ontvangen.
Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij niet ontvankelijk is in de vordering.

5.Beslissing

De rechtbank:
 Verklaart
niet bewezenwat aan verdachte is ten laste gelegd en
spreekt hem daarvan vrij.
 Verklaart de
benadeelde partij [aangeefster] niet-ontvankelijkin de vordering.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. H.H.E. Boomgaart, voorzitter,
mr. P.H.B. Littooy en mr. M.E. Allegro, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier A. Helder,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 25 juni 2019.