ECLI:NL:RBNHO:2019:5631
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Beëindiging maatschappelijke opvang en voorlopige voorziening voor EU-burgers met onduidelijke verblijfsstatus
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 20 juni 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van verzoeksters, die Bulgaarse nationaliteit hebben en in Nederland verblijven. De gemeente Haarlem had hen op 14 juni 2019 geïnformeerd dat hun maatschappelijke opvang per 18 juni 2019 zou worden beëindigd. Verzoeksters, vertegenwoordigd door hun gemachtigden, hebben bezwaar gemaakt tegen dit besluit en verzocht om een voorlopige voorziening. Tijdens de zitting op 18 juni 2019 is het verzoek behandeld.
De voorzieningenrechter overweegt dat de beëindiging van de opvang een besluit is in de zin van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechter stelt vast dat de grondslag voor de beëindiging onduidelijk is en dat er onvoldoende onderzoek is gedaan naar de status van verzoekster 1 als EU-burger. De voorzieningenrechter wijst erop dat verzoekster 1 mogelijk recht heeft op opvang op basis van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) en dat de gemeente onvoldoende heeft gemotiveerd waarom dit recht niet zou bestaan. De voorzieningenrechter concludeert dat de belangen van verzoeksters zwaarder wegen dan die van de gemeente, vooral gezien de kwetsbare situatie van het kind van verzoekster 1.
De voorzieningenrechter besluit het verzoek om voorlopige voorziening toe te wijzen, het primaire besluit te schorsen en de gemeente te gelasten de opvang voort te zetten totdat er een beslissing op bezwaar is genomen. Tevens worden de proceskosten van verzoeksters vergoed. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor een zorgvuldige beoordeling van de verblijfsstatus van EU-burgers en de rechten die daaruit voortvloeien.