ECLI:NL:RBNHO:2019:5647
Rechtbank Noord-Holland
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Voorlopige voorziening bijstandsverlening voor kinderen van verzoekster met onduidelijke nationaliteit
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 1 juli 2019 uitspraak gedaan over een verzoek om voorlopige voorziening van een verzoekster die bijstand aanvroeg voor haar kinderen. De verzoekster, afkomstig uit Kenia, had eerder een aanvraag voor bijstand op grond van de Participatiewet ingediend, die was afgewezen. De voorzieningenrechter oordeelde dat er voldoende aannemelijk was dat verzoekster in een onzekere financiële situatie verkeerde en dat er sprake was van een spoedeisend belang. De voorzieningenrechter heeft vastgesteld dat verzoekster de biologische moeder is van twee kinderen, waarvan één kind de Nederlandse nationaliteit heeft en het andere kind waarschijnlijk ook. De voorzieningenrechter heeft besloten dat de verzoekster recht heeft op bijstand voor beide kinderen, en heeft verweerder opgedragen om met ingang van 1 juli 2019 een bedrag van € 150,- per week aan bijstand te verstrekken. Tevens is verzoekster benoemd tot voorlopig vertegenwoordiger van haar kinderen. De voorzieningenrechter heeft verweerder ook veroordeeld in de proceskosten van de verzoekster, die zijn vastgesteld op € 1.024,-. Deze uitspraak is gedaan in het kader van een voorlopige voorziening, waarbij de uiteindelijke beslissing in de bodemprocedure nog moet volgen.