ECLI:NL:RBNHO:2019:5858

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 juli 2019
Publicatiedatum
9 juli 2019
Zaaknummer
C /15/290077 / HA RK 19/134
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek tegen de rechtbank Noord-Holland in bestuursrechtelijke zaak

Op 2 juli 2019 heeft de wrakingskamer van de Rechtbank Noord-Holland, locatie Alkmaar, uitspraak gedaan op een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen de rechtbank Alkmaar, thans de rechtbank Noord-Holland. Het wrakingsverzoek was ingediend op 17 juni 2019 en had betrekking op een eerdere zaak tussen de verzoeker en de Belastingdienst (zaaknummer HAA 19/885). De verzoeker uitte zijn onvrede over de gang van zaken rondom zijn bezwaar tegen een uitspraak van de Belastingdienst en de behandeling daarvan door de rechtbank. Hij stelde dat de rechtbank niet onpartijdig was en dat er sprake was van een schending van de rechtsgang.

De wrakingskamer heeft het verzoek beoordeeld aan de hand van de wettelijke criteria voor wraking. Het uitgangspunt is dat rechters worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit vermoeden ondermijnen. De verzoeker voerde aan dat de rechtbank griffierechten had geheven en te lang had gewacht met een uitspraak, maar de wrakingskamer oordeelde dat deze bezwaren niet voldoende waren om te concluderen dat er sprake was van vooringenomenheid of partijdigheid.

Uiteindelijk heeft de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, omdat het niet gemotiveerd was. De beslissing werd genomen zonder mondelinge behandeling, en de griffier werd opgedragen om een gewaarmerkt afschrift van de beslissing aan de verzoeker toe te zenden. Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Wrakingskamer, locatie Alkmaar
zaaknummer: C /15/290077 / HA RK 19/134
datum uitspraak: 2 juli 2019
Beslissing op het schriftelijke verzoek tot wraking ingediend door:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats]
hierna te noemen: verzoeker,
tegen
de rechtbank Alkmaar, thans de rechtbank Noord-Holland.

1.PROCESVERLOOP

1.1.
Op 17 juni 2019 heeft verzoeker bij de rechtbank Noord-Holland een wrakingsverzoek ingediende met betrekking tot de rechtbank Alkmaar, thans de rechtbank Noord-Holland. De rechtbank Noord-Holland, sectie Bestuursrecht, heeft een zaak tussen verzoeker en de Belastingdienst behandeld (zaaknummer HAA 19/885). Het verzoek en het dossier zijn in handen gesteld van de wrakingskamer van deze rechtbank, locatie Alkmaar.
1.2.
Bij brief van 17 juni 2019 schrijft verzoeker het volgende:
Hierbij reageer ik op de uitspraak buiten zitting van 27-5-2019
Zaak nummer HAA19/885
Hierbij ga ik in verzet tegen de uitspraak
Tevens wil ik gehoort worden in deze zaak
Ik ben in bezwaar gegaan tegen de uitspraak van de belastingdienst later werd ik door de belastingdienst utrecht gebeld
Er werd mij toe gezegt dat ik schriftelijk een reactie zou krijgen die ik dan kon delen met de rechter
De belastingdienst heeft bewust gewacht met de brief tot dat het termijn verstreken was
wat ik ook al gemeld had
vervolgens laat de rechtbanktalkmaar mij griffie rechten betalen en wacht
dan meer dan 2 maanden om een uitspraak te doen ik neem de rechtbank
alkmaar deze handelswijze dan ook zeer kwalijk
ps gezien dit fijt en meerdere zaken die bewust niet worden behandeld
mede door dat ik de hr van der molen toen noch precident van de rechtbank alkmaar
meerdere malen heb moeten aanspreken op zijn gedrag
ben ik nu tot het besluit gekomen om de rechtbank alkmaar te vraken
hierbij dien ik dan ook een vrakingsverzoek in tegen de rechtbank alkmaar ze ondermeinen hierdoor de rechtsgang
Hierbij verzoek ik de De Recht bank Haarlem dan ook om hier een onder zoek naar te doen
waarbij ik alle medewerking zal ver lenen
het moet niet zo zijn dat ik pas in hoger beroep of zelfs bij de Raad van State in mijn gelijk
word gesteld met tussen komst van brussel
1.3.
De griffier heeft dit wrakingsverzoek in handen gesteld van een wrakingskamer om op dit verzoek te beslissen. De wrakingskamer heeft op grond van de hierna opgenomen overwegingen besloten geen datum te bepalen voor een mondelinge behandeling van het verzoek door de wrakingskamer.

2.BEOORDELING VAN HET VERZOEK

2.1.
Een rechter kan worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Uitgangspunt daarbij is dat de rechter uit hoofde van zijn aanstelling wordt vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert.
2.2.
Daarnaast kan de vrees voor partijdigheid objectief gerechtvaardigd zijn indien sprake is van feiten of omstandigheden die, geheel afgezien van de persoonlijke instelling van de rechter in de hoofdzaak, grond geven om te vrezen dat een rechter niet onpartijdig is, waarbij ook de (te vermijden) schijn van partijdigheid van belang is. Die feiten of omstandigheden moeten zwaarwegende redenen opleveren voor objectiveerbare twijfel aan de onpartijdigheid.
2.3.
Ingevolge het bepaalde in artikel 8:16 lid 2 Awb dient een verzoek tot wraking gemotiveerd te zijn. Dat betekent dat het verzoek de gronden voor de verzochte wraking moeten bevatten.
2.4.
Verzoeker voert in zijn verzoekschrift een aantal zaken aan die niets met mogelijke vooringenomenheid van de leden van de rechtbank te maken hebben. Hij blijkt bezwaren te hebben tegen de handelwijze door de Belastingdienst en het uitblijven van een beslissing. De rechtbank zal deze zaken buiten beschouwing laten.
2.5.
Ter onderbouwing van zijn verzoek voert hij verder aan dat de rechtbank griffierecht heeft geheven en na meer dan twee maanden uitspraak heeft gedaan. Ook merkt hij op dat hij eerder een voormalig president van de rechtbank heeft aangesproken op zijn gedrag.
2.6.
De wrakingskamer leest in het voorgaande geen gronden voor wraking. Aangezien het verzoek niet gemotiveerd is, is het daardoor kennelijk niet-ontvankelijk.
2.7.
Overeenkomstig het bepaalde in paragraaf 9.1 in samenhang met paragraaf 4.1 van het wrakingsprotocol van deze rechtbank – op internet te vinden onder: www.rechtspraak.nl/Organisatie en contact/Rechtbanken/Rechtbank Noord-Holland/Meer regels en procedures/Regelingen – zal de wrakingskamer het verzoek kennelijk niet-ontvankelijk verklaren. Dat betekent dat het verzoek zonder mondelinge behandeling wordt afgedaan.

3.Beslissing

De rechtbank:
3.1.
verklaart het wrakingsverzoek kennelijk niet-ontvankelijk.
3.2.
beveelt de griffier onverwijld aan verzoeker een voor eensluidend gewaarmerkt afschrift van deze beslissing toe te zenden.
3.3.
beveelt dat het proces in de eerste wrakingsprocedure wordt voortgezet in de stand waarin het zich bevond en beveelt dat de zaak daartoe in handen wordt gesteld van de voorzitter van de sectie Bestuursrecht van de locatie Alkmaar van de rechtbank Noord-Holland.
Deze beslissing is gegeven door mr. P.H. Littooy, voorzitter, en mr. L.J. Saarloos en mr. J.H. Gisolf, leden van de wrakingskamer, in tegenwoordigheid van mr. A.J. Bruijn, griffier, ter openbare terechtzitting van 2 juli 2019.
griffier voorzitter
Tegen deze beslissing staat geen rechtsmiddel open.