In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 januari 2019 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Texel. De eiser, eigenaar van een perceel, had te maken met een last onder dwangsom die was opgelegd vanwege de opslag van goederen op een agrarisch perceel. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser niet heeft voldaan aan de opgelegde last, wat resulteerde in de verbeurte van dwangsommen. De rechtbank heeft de ontvankelijkheid van het beroep van eiser tegen het besluit op bezwaar beoordeeld en geconcludeerd dat dit beroep niet-ontvankelijk is, omdat het beroepschrift niet tijdig was ingediend. De rechtbank heeft ook de invorderingsbeschikking van de verbeurde dwangsommen beoordeeld en geoordeeld dat er geen bijzondere omstandigheden zijn die aanleiding geven om van invordering af te zien. De rechtbank heeft de argumenten van eiser, waaronder zijn psychische toestand en zorg voor zijn moeder, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft het beroep van eiser tegen het bestreden besluit II ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.