ECLI:NL:RBNHO:2019:6287

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 juli 2019
Publicatiedatum
17 juli 2019
Zaaknummer
6865353
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Beschikking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over appartementsrecht en vervangende machtiging in Vereniging van Eigenaars

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Noord-Holland op 18 juli 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen appartementseigenaren binnen een Vereniging van Eigenaars (VvE). De verzoeker, [verzoeker], heeft een verzoek ingediend tot vervangende machtiging op basis van artikel 5:121 BW, omdat de VvE geen toestemming had verleend voor wijzigingen aan gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw door de andere appartementseigenaar, [belanghebbende]. De zaak is ontstaan na een verbouwing door [belanghebbende] aan haar appartement, waarvoor de gemeente wel een omgevingsvergunning had verleend, maar de VvE geen goedkeuring had gegeven. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de VvE op 9 mei 2017 besluiten heeft genomen die de situatie rondom de verbouwing en de bestemming van het appartement van [belanghebbende] beïnvloeden. De verzoeken van [verzoeker] tot vervangende machtiging zijn afgewezen, omdat er geen sprake was van een weigering van toestemming zonder redelijke grond. Tevens zijn de tegenverzoeken van [belanghebbende] om medewerking van [verzoeker] aan het functioneren van de VvE en het wijzigen van de splitsingsakte afgewezen. De kantonrechter heeft geoordeeld dat de besluiten van de VvE onherroepelijk zijn en dat de verzoeken en tegenverzoeken niet toewijsbaar zijn. De proceskosten zijn voor elke partij zelf.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, kanton en insolventie
Locatie Haarlem
Zaaknr/repnr.: 6865353 HZ VERZ 18-13
Uitspraakdatum: 18 juli 2019
Beschikking in de zaak van:

1.[verzoeker]

wonende te [woonplaats]
2.tevens optredend als
Bestuurder van de Vereniging van eigenaars gebouw “ [aanduiding gebouw] ”,
gevestigd te [woonplaats]
verzoekers tevens verweerders in het tegenverzoek
verder gezamenlijk te noemen: [verzoeker]
gemachtigde: mr. M.A. van der Lubbe
tegen
3.de rechtspersoonlijkheid bezittende vereniging
Vereniging van eigenaars gebouw “ [aanduiding gebouw] ”,gevestigd te [woonplaats] ,
verweerster
verder ook te noemen: “de VvE”
en

4.[belanghebbende] ,wonende te [woonplaats]

belanghebbende, tevens verzoekster in het tegenverzoek
verder te noemen: [belanghebbende]
gemachtigde: mr. B. Parmentier

1.Het procesverloop

1.1.
[verzoeker] heeft op 30 april 2018 een verzoek ingediend tot vervangende machtiging ex artikel 5:121 BW tevens houdende een verzoek om een verklaring voor recht.
1.2.
[belanghebbende] heeft op 4 oktober 2018 een tegenverzoekschrift ingediend, tevens verweerschrift. Op 20 november 2018 heeft [belanghebbende] nog aanvullende bijlagen ingediend.
1.3.
[verzoeker] heeft op 22 november 2018 een verweerschrift met betrekking tot het verzoek in reconventie ingediend.
1.4.
Op 22 november 2018 heeft de mondelinge behandeling van het verzoekschrift en het tegenverzoekschrift plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde ter zitting.
1.5.
Na de zitting van 22 november 2018 zijn is de behandeling van het verzoek en het tegenverzoek aangehouden omdat partijen hebben geprobeerd een schikking te bereiken, hetgeen niet is gelukt.
1.6.
Op 30 april 2019 heeft [verzoeker] een akte na mondelinge behandeling genomen.
1.7.
Op 8 juli 2019 heeft [belanghebbende] een akte na comparitie genomen.

2.De uitgangspunten

2.1.
Bij notariële akte van 1 maart 2005 is het gebouw, bestaande uit een bedrijfsruimte met bovenwoning, gelegen aan [adres] te [woonplaats] , gesplitst in een tweetal appartementsrechten. In de akte van splitsing is het modelreglement 1992 van toepassing verklaard.
2.2.
Het appartementsrecht met indexnummer 1 omvat het gebruik van de bedrijfswinkelruimte gelegen op de begane grond van het gebouw met bijbehorende berging. Het appartementsrecht met indexnummer 2 omvat het uitsluitend gebruik van de hal op de begane grond en de bovenwoning gelegen op de eerste en tweede etage van het gebouw, met bijbehorende berging op de begane grond.
Op de splitsingstekening maakt de tuin onderdeel uit van het privé gedeelte van het appartementsrecht met indexnummer 1 zoals weergegeven met dikke omlijning.
2.3.
[verzoeker] is eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer 2. [belanghebbende] is eigenaar van het appartementsrecht met indexnummer 1.
2.4.
[belanghebbende] heeft haar appartementsrecht gekocht en bij akte van 30 december 2016 geleverd gekregen.
2.5.
In het appartement van [belanghebbende] was voorheen een filiaal van de Rabobank gevestigd. Na vertrek van de Rabobank is de bestemming gewijzigd en heeft het appartement een woonbestemming gekregen. De Rabobank heeft het appartement in 2016 als woning verkocht aan een projectontwikkelaar. Deze heeft het appartement met woonbestemming in 2017 doorverkocht aan [belanghebbende] . De splitsingsakte is niet aangepast. In de splitsingsakte is het appartement nog steeds benoemd als bedrijfswinkelruimte.
2.6.
Door de gemeente [gemeente] is op 5 december 2016 een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van de voorgevel van het gebouw door het plaatsen van een erker. De gemeente [gemeente] heeft aangegeven dat de achtergevel vergunningsvrij kan worden gewijzigd.
2.7.
Begin 2017 is [belanghebbende] begonnen met de verbouwing om de bedrijfsruimte om te bouwen tot woonruimte.
2.8.
Bij brief van 20 januari 2017 hebben [verzoeker] en de VvE [belanghebbende] bericht dat de VvE en/of [verzoeker] geen toestemming hebben gegeven om de tot de VvE behorende gemeenschappelijke gedeelten van het gebouw te wijzigen, hetgeen in strijd is met artikel 9 van de splitsingsakte.
2.9.
Bij brief van 30 januari 2017 heeft [verzoeker] aangegeven onder welke voorwaarden zij akkoord zou kunnen gaan met de door [belanghebbende] gewenste aanpassingen. De discussie tussen partijen spitst zich met name toe op de wijziging van de luifel aan de voorgevel.
2.10.
Op 9 mei 2017 vindt een algemene vergadering van de VvE plaats. Van deze vergadering zijn notulen gemaakt, die zijn ondertekend door [belanghebbende] , [verzoeker] en hun beider raadslieden. De VvE besluit onder meer tot goedkeuring van bewoning van de bedrijfsruimte. [verzoeker] heeft hierbij nog een voorbehoud gemaakt. Verder besluit de VvE tot goedkeuring van de (ver)bouwplannen, waarbij een voorbehoud is gemaakt ten aanzien van de uitvoering van de verbouwing van de voorgevel.
2.11.
Bij de uitvoering van de verbouwing ontstaat een geschil tussen [belanghebbende] en [verzoeker] over de uitvoering van de verbouwing aan de voorgevel, in het bijzonder met betrekking tot de luifel.
2.12.
Op 17 mei 2018 dagvaardt [belanghebbende] [verzoeker] en de VvE in kort geding. Bij vonnis van 13 juni 2018 bepaalt de voorzieningenrechter bij wijze van ordemaatregel dat in afwachting van de uitkomst van de onderhavige procedure de voorgevel van het pand kan worden afgewerkt door het door de aannemer van [belanghebbende] doen aanbrengen van een boeideel en lood op de rand waaraan voorheen de luifel bevestigd was en dat het aanwezige restant van het dakje boven de voordeur van [verzoeker] kan worden afgewerkt op een zodanige wijze dat ook de luifel van het aan de andere zijde van de steeg gelegen pand weer is afgewerkt en dat [verzoeker] en de VvE deze werkzaamheden dienen te gedogen.

3.Het geschil

3.1.
[verzoeker] verzoekt, samengevat, primair vervangende machtiging om namens de VvE opdracht te geven aan een aannemer tot herstelwerk aan de voorgevel en een verklaring voor recht dat de kosten daarvan herstelkosten zijn van schade veroorzaakt door [belanghebbende] aan gemeenschappelijke gedeelten en dat de VvE deze kosten kan doorbelasten aan [belanghebbende] dan wel dat [verzoeker] als VvE lid daarin niet hoeft bij te dragen.
Voorts verzoekt [verzoeker] om machtiging aan het bestuur van de VvE om te mogen procederen tegen [belanghebbende] en vraagt zij een verklaring voor recht dat het zonder toestemming van [verzoeker] en/of de VvE [belanghebbende] niet is toegestaan gemeenschappelijke gedeelten te wijzigen, de constructie en het uiterlijk van het gebouw te veranderen, een aanbouw afwijkend aan de toestemming van de VvE te laten realiseren, haar appartement in strijd met de bestemming conform de splitsingsakte te gebruiken en/of zonder die akte op dit punt te wijzigen.
Verder heeft [verzoeker] nog een aantal subsidiaire en meer subsidiaire verzoeken die min of meer in het verlengde van het primaire verzoek liggen en deels daaraan volledig identiek zijn.
3.2.
[belanghebbende] verzoekt bij wijze van tegenverzoek, samengevat, dat [verzoeker] wordt veroordeeld tot medewerking aan het inrichten van een gelijkwaardige VvE, in het bijzonder tot het verlenen van inzage in stukken, omzetting van de bankrekening in een en/en rekening, e.e.a. met dwangsom. [belanghebbende] verzoekt voorts subsidiair vervangende machtiging om de bankrekening om te zetten in een en/en rekening, alsmede om zichzelf als bestuurslid te laten registreren bij de KvK en voor zover nodig de statuten hieromtrent aan te passen.
Verder verzoekt [belanghebbende] veroordeling van [verzoeker] om medewerking te verlenen aan het conform tekening plaatsen van een boeideel op de voorgevel van het pand en het (niet uitgebouwde) dakje, eveneens met dwangsom.
[belanghebbende] wenst verder medewerking van [verzoeker] aan het verwijderen van een trap uit haar tuin, subsidiair vervangende machtiging om toestemming te verlenen namens de VvE om de trap te verwijderen en een aannemer hiervoor opdracht te geven.
Tenslotte verzoekt [belanghebbende] veroordeling van [verzoeker] om mee te werken aan het wijzigen van de splitsingsakte zoals overeengekomen in de vaststellingsovereenkomst, op straffe van een dwangsom, subsidiair vervangende machtiging om namens de VvE de splitsingsakte te mogen wijzigen zoals afgesproken in de VvE vergadering van 9 mei 2017.
3.3.
[verzoeker] en [belanghebbende] hebben zich over en weer tegen elkaars verzoeken verweerd.

4.De beoordeling

4.1.
Het geschil tussen [verzoeker] en [belanghebbende] is in eerste instantie ontstaan doordat [belanghebbende] begin 2017 is begonnen met een verbouwing, waarvoor weliswaar de gemeente [gemeente] een omgevingsvergunning had afgegeven, maar waarvoor de VvE geen toestemming had verleend, terwijl dit volgens de splitsingsakte wel nodig was, aangezien de verbouwing betrekking had op gemeenschappelijke delen van het pand, in het bijzonder de voor- en achtergevel.
4.2.
In de vergadering van eigenaars van de VvE van 9 mei 2017 heeft de VvE een aantal besluiten genomen om de gerezen geschillen op te lossen. [verzoeker] en [belanghebbende] hebben beiden hun handtekening onder de notulen van de vergadering gezet en de kantonrechter stelt vast dat ten aanzien van de in deze notulen opgenomen besluiten niet op de voet van artikel 5:130 BW om vernietiging is verzocht. [verzoeker] heeft blijkens de notulen wel het voorbehoud gemaakt dat partijen overeenstemming zouden moeten verkrijgen over de uitvoering van de voorgevel en niet over de verbouwing zouden moeten procederen. Volgens de notulen vervalt dit voorbehoud echter op het moment dat overeenstemming is verkregen over de uitvoering van de voorgevel.
4.3.
Blijkens een e-mail van de gemachtigde van [verzoeker] aan de gemachtigde van [belanghebbende] d.d. 11 mei 2017 is die overeenstemming bereikt en heeft [verzoeker] toestemming gegeven voor een aanpassing van de voorgevel op een wijze zoals bedoeld in “optie F”. Daarmee is naar het oordeel van de kantonrechter het voorbehoud vervallen en zijn de VvE, [verzoeker] en [belanghebbende] gebonden aan de op 9 mei 2017 door de vergadering van eigenaars van de VvE genomen besluiten. Nu het voorbehoud is vervallen kan [verzoeker] niet met terugwerkende kracht haar toestemming aan de verbouwing en aan het besluit tot omzetting van de bestemming van het appartement van [belanghebbende] naar een woonbestemming onthouden en daarmee de door de VvE genomen besluiten terugdraaien. [verzoeker] had op de voet van artikel 5:130 BW juncto 2:15 BW vernietiging van haar onwelgevallige besluiten kunnen vorderen wegens strijd met redelijkheid en billijkheid, maar dat heeft ze niet gedaan. De besluiten van 9 mei 2017 zijn onherroepelijk.
4.4.
[verzoeker] verzoekt om een aantal verklaringen voor recht, onder meer dat het [belanghebbende] zonder toestemming van de VvE of [verzoeker] niet is toegestaan wijzigingen aan te brengen in of aan gemeenschappelijke gedeelten en gemeenschappelijke zaken en dat het haar niet is toegestaan haar appartement in strijd met de bestemming zoals die in de splitsingsakte is vastgelegd te gebruiken, zonder de akte van splitsing op dit punt te wijzigen. Gelet op de besluiten van de vergadering van eigenaars van 9 mei 2017 liggen die verzoeken voor afwijzing gereed.
4.5.
De vergadering van eigenaars van de VvE is, voor zover de kantonrechter uit de stukken heeft kunnen opmaken, na 9 mei 2017 niet meer bijeen geweest. Er zijn na die datum kennelijk dus ook geen besluiten meer genomen. [verzoeker] heeft in de onderhavige procedure diverse verzoeken gedaan tot verkrijging van vervangende machtiging van de kantonrechter op grond van artikel 5:121 BW. Dit wetsartikel bepaalt dat de kantonrechter vervangende machtiging kan verlenen indien de benodigde medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd of degene die haar moet geven zich niet verklaart. Daarvan is in het onderhavige geval echter geen sprake. Er is [verzoeker] immers noch door [belanghebbende] als appartementseigenaar, noch door (een van de organen van) de VvE enige medewerking of toestemming geweigerd, al dan niet zonder redelijke grond. Om toestemming of medewerking is door [verzoeker] , voor zover de kantonrechter kan zien, ook helemaal niet gevraagd. [verzoeker] had als bestuurder van de VvE op grond van het vigerende modelreglement 1992 een vergadering van eigenaars bijeen kunnen roepen en voorstellen voor besluiten kunnen agenderen en in stemming kunnen brengen en bij afwijzing door de vergadering van eigenaars van deze voorstellen zonder redelijke grond had zij de kantonrechter om vervangende machtiging kunnen vragen. Die weg is echter niet gevolgd. De verzoeken van [verzoeker] tot verkrijging van vervangende machtiging, zowel primair, als subsidiair en meer subsidiair, liggen derhalve eveneens voor afwijzing gereed.
4.6.
De conclusie is dat de verzoeken van [verzoeker] alle worden afgewezen.
4.7.
[belanghebbende] heeft in grote lijnen vier tegenverzoeken gedaan. Het eerste verzoek betreft veroordeling van [verzoeker] tot, zo vat de kantonrechter het kortheidshalve samen, medewerking aan het adequaat laten functioneren van de VvE. Het tweede verzoek betreft veroordeling van [verzoeker] tot medewerking aan het conform tekening plaatsen van een boeideel op de voorgevel van het pand en het (niet uitgebouwde) dakje. Ten derde verzoekt [belanghebbende] om verwijdering van de brandtrap uit de tuin van haar appartement. En ten slotte verzoekt zij veroordeling van [verzoeker] tot medewerking aan het wijzigen van de splitsingsakte.
4.8.
[belanghebbende] is als appartementseigenaar van rechtswege lid van de VvE, met alle daaraan verbonden rechten en plichten. Met betrekking tot het adequaat laten functioneren van de VvE overweegt de kantonrechter dat in de Wet (Burgerlijk Wetboek Boek 5, titel 9), de splitsingsakte en het vigerende modelreglement heel precies is geregeld hoe de besluitvorming binnen de VvE plaatsvindt, hoe het financiële beheer is geregeld en hoe een appartementseigenaar kan opkomen tegen onredelijke besluiten of het zonder redelijke grond afwijzen van voorstellen of het weigeren van medewerking. Voor [belanghebbende] geldt, net zoals voor [verzoeker] , dat zij eerst de voorgeschreven wegen moet bewandelen voordat zij met kans op succes de kantonrechter kan inschakelen. De kantonrechter kan onredelijke besluiten vernietigen of vervangende machtiging verlenen indien medewerking of toestemming zonder redelijke grond wordt geweigerd, maar dan moeten er wel eerst besluiten zijn genomen, voorstellen daartoe worden gedaan of toestemming of medewerking worden gevraagd. De kantonrechter kan echter niet zo maar in het wilde weg VvE-leden tot medewerking veroordelen, vervangende machtigingen verlenen, bankrekeningen omzetten of dwangsommen opleggen. Het eerste verzoek van [belanghebbende] ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.9.
Uit de akte na mondelinge behandeling van [belanghebbende] maakt de kantonrechter op dat het werk aan de luifel en het afdakje, inclusief het plaatsen van een boeideel, na het vonnis in kort geding van 13 juni 2018 is uitgevoerd en afgemaakt, zodat [belanghebbende] geen belang meer heeft bij dit deel van haar verzoek, zodat dit zal worden afgewezen.
4.10.
De VvE heeft op 9 mei 2017 nog geen besluit genomen over het verwijderen van de brandtrap uit de tuin van [belanghebbende] . Wel lag er (kennelijk) een voorstel van [belanghebbende] om de trap te verwijderen/veranderen. Blijkens de notulen van die vergadering zou [verzoeker] hier nog op terugkomen. Dat heeft zij gedaan bij e-mail van haar gemachtigde van 11 mei 2017, waarin wordt aangegeven dat [verzoeker] niet instemt met de voorgestelde wijziging van de bestaande vluchttrap aan de achterzijde van het appartementengebouw. [belanghebbende] heeft aangevoerd dat de trap voorheen werd gebruikt om de bewoner van de bovenverdieping toegang tot de tuin te verschaffen, maar dat de tuin thans exclusief in gebruik is bij de bewoner van de begane grond, zodat de trap nog slechts dient als vluchttrap. Daarvoor is de trap onnodig groot en er kan een alternatieve vluchtroute naar de steeg worden gerealiseerd. [verzoeker] heeft aangevoerd dat de trap blijkens een bouwvergunning al sinds 1966 aanwezig is, tot de gemeenschappelijke ruimte behoort en dat [belanghebbende] weliswaar het recht heeft op het gebruik van het gedeelte van haar appartementsrecht bestemd als tuin, maar dat zij gemeenschappelijke zaken daarin, zoals de trap, dient te dulden. [verzoeker] heeft voorts aangevoerd dat de VvE op 2 maart 2016 heeft besloten dat de trap aan de achterzijde gehandhaafd blijft en dat zij toestemming van de VvE heeft gekregen om de trap als vluchttrap te gebruiken.
4.11.
De kantonrechter overweegt dat niet gezegd kan worden dat de weigering van [verzoeker] in 2017 om mee te werken aan het verwijderen van de trap zonder redelijke grond is geschied, nu de VvE nog kort daarvoor, in 2016, expliciet heeft besloten dat de trap, die er blijkbaar al 50 jaar is, bij de verbouwing van het appartement op de begane grond gehandhaafd blijft en door [verzoeker] als vluchttrap mag worden gebruikt en [belanghebbende] niet heeft aangevoerd waarom die weigering onredelijk zou zijn. Het verzoek van [belanghebbende] om de brandtrap te verwijderen wordt daarom afgewezen.
4.12.
[belanghebbende] verzoekt medewerking van [verzoeker] aan het wijzigen van de splitsingsakte. [verzoeker] heeft aangevoerd dat voor wijziging van de splitsingsakte een exclusieve rechtsgang bestaat, opgenomen in de artikelen 5:139 en 5:140 BW en dat aan de vereisten van deze artikelen niet is voldaan. Naar het oordeel van de kantonrechter slaagt dit verweer. [belanghebbende] heeft geen conceptakte voorgelegd aan de vergadering van eigenaars. Er is dus geen sprake geweest van een weigering zonder redelijke grond of een niet verklaren van [verzoeker] . Reeds hierom kan het verzoek niet worden toegewezen.
4.13.
De conclusie is dat de tegenverzoeken van [belanghebbende] alle worden afgewezen.
4.14.
Nu de verzoeken en de tegenverzoeken alle worden afgewezen zal de kantonrechter bepalen dat partijen elk hun eigen proceskosten dragen.

5.De beslissing

De kantonrechter
5.1.
wijst de verzoeken van [verzoeker] af;
5.2.
wijst de tegenverzoeken van [belanghebbende] af;
5.3.
bepaalt dat partijen elk hun eigen proceskosten dragen.
Deze beschikking is gegeven door mr. S.N. Schipper, kantonrechter, bijgestaan door de griffier en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken.
De griffier
De kantonrechter