ECLI:NL:RBNHO:2019:6326

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
6282096 CV EXPL 17-7836
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep van luchtvaartmaatschappij op buitengewone omstandigheden bij vertraging van vlucht

In deze zaak hebben de passagiers van vlucht HV903, die op 11 februari 2017 van Schiphol naar Marsa Alam, Egypte, zou vliegen, een vordering ingesteld tegen Transavia wegens compensatie voor een vertraging van 3 uur en 55 minuten. De passagiers vorderden een schadevergoeding van € 5.700, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia heeft de vordering betwist en aangevoerd dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, waaronder extreem winterweer, een mixmode op de luchthaven, en problemen met de de-icing van het vliegtuig. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de omstandigheden rondom de vertraging inderdaad als buitengewoon kunnen worden gekwalificeerd. De rechter oordeelde dat Transavia voldoende maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de passagiers niet in aanmerking kwamen voor compensatie. De vordering van de passagiers werd afgewezen, en zij werden veroordeeld in de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6282096 \ CV EXPL 17-7836
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

wonende te [woonplaats] ,

2. [passagier sub 2] ,

wonende te [woonplaats] ,

3. [passagier sub 3] ,

wonende te [woonplaats] ,

4. [passagier sub 4] ,

wonende te [woonplaats] ,

5. [passagier sub 5] ,

wonende te [woonplaats] ,

6. [passagier sub 6] ,

wonende te [woonplaats] ,

7. [passagier sub 7] ,

wonende te [woonplaats] ,

8. [passagier sub 8] ,

wonende te [woonplaats] ,

9. [passagier sub 9] ,

wonende te [woonplaats] ,

10. [passagier sub 10] ,

wonende te [woonplaats] ,

11. [passagier sub 11] ,

wonende te [woonplaats] ,

12. [passagier sub 12] ,

wonende te [woonplaats] ,

13. [passagier sub 13] ,

wonende te [woonplaats] ,

14. [passagier sub 14] ,

wonende te [woonplaats] ,

15. [passagier sub 15] ,

wonende te [woonplaats] ,

16. [passagier sub 16] ,

wonende te [woonplaats] ,

17. [passagier sub 17] ,

wonende te [woonplaats] ,

18. [passagier sub 18] ,

wonende te [woonplaats] ,

19. [passagier sub 19] ,

wonende te [woonplaats] ,
eisers
hierna te noemen: de passagiers
gemachtigden: mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. M.J.R. Hannink (EUclaim B.V.),
tegen
De commanditaire vennootschap Transavia Airlines C.V.
gevestigd en kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer,
gedaagde
hierna te noemen: Transavia
gemachtigden: mr. M. Reevers en Y. Jansen

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 19 mei 2017 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
Op 28 februari 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben de passagiers bij brief van 22 februari 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers zou vervoeren van luchthaven Schiphol, Amsterdam naar Marsa Alam, Egypte (vluchtnummer HV903) op 11 februari 2017, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft 3 uur en 55 minuten vertraging opgelopen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia, bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis, veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 5.700, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2017, althans vanaf datum ingebrekestelling dan wel vanaf de dag der dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 847,00 danwel € 660,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 23 februari 2017 dan wel vanaf de dag der dagvaarding;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en het Sturgeon‑arrest van het Europese Hof van Justitie van de Europese Unie van 19 november 2009. De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 300,00 per passagier.

4.Het verweer

4.1
Transavia betwist de vordering en voert aan dat sprake is van buitengewone omstandigheden die bestaan uit (1) slechte weersomstandigheden op de luchthaven Schiphol (2) het wachten op een geschikte plek om te de-icen (3) het de-icen dat langer duurde dan gebruikelijk (4) de mixmode op Schiphol waarbij slechts één baan gebruikt kon worden om te vertrekken of te landen, alsmede de beperkte pushback capaciteiten en (5) beslissingen van het luchtverkeersbeheer en de snowdesk.
4.2.
Transavia voert samengevat het volgende aan. Allereerst is de vlucht vertraagd door slechte weersomstandigheden (hevige sneeuwval) te Amsterdam. Ter onderbouwing van de weersomstandigheden verwijst Transavia onder andere naar een nieuwsbericht, METAR berichten, het OCC Managementrapport en e-mails van Airport Management van Schiphol. Voorts leverde het de-icen een probleem op. De-icen moet vlak voor de vlucht plaatsvinden. Omdat er zoveel toestellen in de wachtrij stonden, moest er gewacht worden op een geschikte plek om te de-icen. Het de-icen duurde vanwege het extreme weer ook langer dan gebruikelijk. Door de weersomstandigheden ontstond er een “mixmode” op Schiphol in vertrek en aankomst. Dit houdt in dat er slechts op één (schone) baan vertrokken en geland kon worden. Er konden slechts vier vliegtuigen landen en vier vliegtuigen vertrekken per uur. Dit leidde tot grote capaciteitsproblemen bij de start- en landingsbanen en bij de de-icing van de vliegtuigen die voor vertrek stonden. Naast de capaciteitsbeperking is de luchthaven twee keer gesloten geweest. Ten slotte was Transavia gehouden beslissingen van het luchtverkeersbeheer op te volgen. Op 11 februari 2017 deed zich namelijk de uitzonderlijke omstandigheid voor dat de ‘snowdesk’ van Schiphol was overgenomen door luchtverkeersbeheer. Door die overname was ieder besluit van de snowdesk daarmee tevens een besluit van het luchtverkeersbeheer. Hoewel het toestel tijdig gereed stond voor vertrek, mocht het pas om 15:41 UTC vertrekken. De vertraging is te wijten aan al voornoemde omstandigheden.
4.2.
Transavia betwist tevens de wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten aan de passagiers verschuldigd te zijn.

5.De beoordeling

5.1.
Tussen partijen staat niet ter discussie dat de kantonrechter te Haarlem bevoegd is van onderhavig geschil kennis te nemen en dat de Verordening van toepassing is op het geschil.
5.2.
Vast staat dat de vlucht van de passagiers met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Marsa Alam. Op grond van artikel 5 lid 3 van de Verordening is Transavia niet verplicht de passagiers te compenseren zoals bedoeld in artikel 7 van de Verordening indien zij kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen konden worden
5.3.
Ten aanzien van het beroep van Transavia op de aanwezigheid van buitengewone omstandigheden geldt (in algemene zin) het volgende. In punt 14 en 15 van de considerans van de Verordening heeft de gemeenschapswetgever erop gewezen dat dergelijke omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging veroorzaakt.
5.4.
De kantonrechter zal de vordering van de passagiers afwijzen. Daartoe is het volgende redengevend. Ter zitting heeft Transavia een uitvoerige toelichting gegeven op de omstandigheden rondom het vertraagde vertrek vanaf Schiphol. De berichten uit het Management report OCC en de Aircraft Flightlog onderschrijven dat onderhavige vlucht hinder ondervond vanwege de slechte weersomstandigheden wegens sneeuwval. De slechte weersomstandigheden zijn omstandigheden die niet beheersbaar zijn voor Transavia. Voorts staat vast dat Transavia moest wachten voor de de-icing en dat de de-icing langer duurde dan gebruikelijk door het extreme winterweer van 11 februari 2017. Vast staat voorts dat een toestel vanwege veiligheidsredenen moet worden ontdaan van ijs en dat dit vlak voor vertrek moet plaatsvinden, zodat niet opnieuw ijsvorming optreedt. Door de passagiers is niet weersproken dat een toestel niet kan vertrekken, voordat het volledig ijsvrij is gemaakt. Ook het toestel waarmee onderhavige vlucht werd uitgevoerd, moest ijsvrij worden gemaakt. Uit de flight information van vlucht HV903 en in het GSC report wordt bevestigd dat het toestel van onderhavige vlucht heeft moeten wachten op de-icing. Voorts hebben de passagiers niet weersproken dat de luchthaven twee keer gesloten en dat er slechts één landingsbaan geopend was (mixmode) in verband met zware sneeuwval en dat als gevolg daarvan congestie (opeenhoping van vertraagde vluchten) is ontstaan. Gelet op al deze omstandigheden komt de kantonrechter tot het oordeel dat in deze zaak sprake is van een buitengewone omstandigheid en dat Transavia datgene heeft gedaan wat redelijkerwijs van haar verwacht kan worden. Zij stond klaar voor vertrek, maar mocht simpelweg niet vertrekken. Transavia heeft voldoende aannemelijk gemaakt dat zij al het redelijke heeft gedaan om de vertraging van de vlucht te voorkomen.
5.5.
Gelet op het voorgaande zal de vordering van de passagiers worden afgewezen en behoeven de overige verweren van Transavia geen bespreking.
5.6.
Als de in het ongelijk gestelde partij zullen de passagiers worden veroordeeld in de kosten van deze procedure. Alsmede in de nakosten, voor zover Transavia daadwerkelijk nakosten zal maken.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 900,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 110,00 aan nakosten, voor zover Transavia daadwerkelijk nakosten zal maken.
6.4.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter