ECLI:NL:RBNHO:2019:6327

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
5834939 CV EXPL 17-2902
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door weersomstandigheden en de toepassing van de Verordening (EG) nr. 261/2004

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Lufthansa voor een vlucht van Bogota naar Amsterdam-Schiphol op 23 februari 2015, waarbij zij haar aansluitende vlucht miste door een vertraging van de voorafgaande vlucht. De passagier vorderde een schadevergoeding van € 600,00 op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die compensatie regelt voor luchtreizigers bij vertragingen.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die een ijsbehandeling van het toestel vereisten. De kantonrechter oordeelde echter dat Lufthansa niet voldoende had aangetoond dat de vertraging van de voorafgaande vlucht door buitengewone omstandigheden was veroorzaakt. De rechter concludeerde dat de vertraging niet het gevolg was van omstandigheden die Lufthansa niet had kunnen voorkomen, en dat de passagier recht had op compensatie.

De kantonrechter heeft de vordering van de passagier toegewezen en Lufthansa veroordeeld tot betaling van € 708,90, inclusief wettelijke rente en proceskosten. De rechter verklaarde het vonnis uitvoerbaar bij voorraad en wees het meer of anders gevorderde af. Dit vonnis is uitgesproken op 17 juli 2019 door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 5834939 \ CV EXPL 17-2902
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier] ,
wonende te [woonplaats] ,
eiseres,
hierna te noemen: de passagier,
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff, mr M.J.R. Hannink, M.A.P. Duinkerke (EUclaim B.V.),
tegen
de buitenlandse vennootschap Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft,
gevestigd te Keulen (Duitsland), mede kantoorhoudende te Schiphol (gemeente Haarlemmermeer),
gedaagde,
hierna te noemen Lufthansa,
gemachtigde mr. E.C. Douma.

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 23 december 2016 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagier diende te vervoeren op 23 februari 2015 van Bogota (Colombia), via Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol met achtereenvolgende vluchten LH 543 en LH 996.
2.2.
Vlucht LH 543 is met vertraging uitgevoerd. De passagier heeft haar aansluitende vlucht gemist.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 24 februari 2015 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 181,90, dan wel € 90,00, aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5, lid 3, van de Verordening, waardoor Lufthansa geen compensatie verschuldigd is.
4.2.
Vlucht LH 543 maakt deel uit van de rotatie Frankfurt-Bogota-Frankfurt (LH 542/543). De rotatie wordt uitgevoerd door hetzelfde toestel. De vertraging van vlucht LH 543 werd veroorzaakt door de vertraagde uitvoering van de direct voorafgaande vlucht (LH542). De vertraging van de voorafgaande vlucht werd veroorzaakt door de weersomstandigheden in Frankfurt. In verband met sneeuw diende het toestel kort voor vertrek in Frankfurt een ijsbehandeling te ondergaan waardoor de oorspronkelijke slot-tijd werd gemist en de toewijzing van een nieuwe slot-tijd door de luchtverkeersleiding noodzakelijk was. Als gevolg hiervan is de voorafgaande vlucht met vertraging in Bogota aangekomen. Lufthansa beroept zich op doorwerking. De vertraagde uitvoering van de direct voorafgaande vlucht heeft onvermijdelijk de vertraagde uitvoering van de vlucht in kwestie (LH 543) tot gevolg gehad. Bovendien voert Lufthansa aan dat zij op het buitenstation Bogota geen ander vliegtuig heeft staan waarmee de vlucht in kwestie tijdig uitgevoerd had kunnen worden.
4.3.
Ten slotte betwist Lufthansa de buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd te zijn aan de passagier.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vast staat dat de passagier met een vertraging van méér dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming Amsterdam-Schiphol. Gelet hierop is Lufthansa verplicht de passagier te compenseren, tenzij Lufthansa ingevolge artikel 5, lid 3, van de Verordening kan aantonen dat de vertraging is ontstaan als gevolg van buitengewone omstandigheden en dat de vertraging, ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen, niet voorkomen had kunnen worden.
5.3.
Ten aanzien van de door Lufthansa aangevoerde buitengewone omstandigheden geldt het volgende. In de punten 14 en 15 van de Considerans van de Verordening staat dat dergelijke omstandigheden zich voor kunnen doen wanneer sprake is van weersomstandigheden die uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek vliegtuig op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat toestel veroorzaakt.
5.4.
Lufthansa heeft de omstandigheden die geleid hebben tot de vertraagde uitvoering van de vlucht in kwestie uitvoerig toegelicht en onderbouwd met producties. Volgens Lufthansa was de voorafgaande vlucht van Frankfurt naar Bogota vertraagd door een – vanwege de weersomstandigheden – verplichte ijsbehandeling, waardoor op last van de luchtverkeersleiding een nieuw vertrekslot afgewacht moest worden. Uit het door Lufthansa overgelegde weerrapport volgt dat de luchthaven van Frankfurt te maken heeft gehad met winterse omstandigheden. Bij winterweer is het noodzakelijk dat een toestel vlak vóór vertrek een ijsbehandeling ondergaat om het toestel te ontdoen van ijs én om nieuwe ijsvorming tegen te gaan. Uit de door Lufthansa overgelegde leg information blijkt dat het toestel voorafgaand aan vlucht LH 542 in Frankfurt een vertrekvertraging heeft ondervonden van 38 minuten vanwege de ijsbehandeling (vertragingscode 75). Lufthansa heeft in het geheel niet toegelicht hoe lang het toestel op de ijsbehandeling moest wachten en wanneer dit uiteindelijk heeft plaatsgevonden. Lufthansa heeft enkel verwezen naar de leg information, waaruit volgt dat op de ijsbehandeling moest worden gewacht alvorens de vlucht kon vertrekken. Vlucht LH 542 heeft ook nog 47 minuten vertraging opgelopen vanwege restricties door de luchtverkeersleiding (vertragingscode 89) en 13 minuten vanwege onderhoud (vertragingscode 49). De totale vertrekvertraging van vlucht LH 542 betrof dus één uur en 38 minuten. Lufthansa heeft onvoldoende aannemelijk gemaakt dat deze vertraging het gevolg is geweest van de ijsbehandeling. Het is dan ook onvoldoende komen vast te staan dat er sprake is van buitengewone omstandigheden.
5.5.
De kantonrechter is van oordeel dat de vertraging van de voorafgaande vlucht (LH 542) niet het gevolg is geweest van buitengewone omstandigheden, waardoor deze ook niet kunnen doorwerken op de onderhavige vlucht (LH 543). Gelet op het voorgaande wordt het beroep door Lufthansa op buitengewone omstandigheden verworpen. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of Lufthansa voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.6.
Nu Lufthansa voor het overige geen verweer heeft gevoerd, zal de vordering tot betaling van € 600,00, gelet op de duur van de vertraging van de vlucht, worden toegewezen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.7.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten (hierna: het Besluit) van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Voldoende aannemelijk is gemaakt dat de passagier buitengerechtelijke werkzaamheden heeft laten verrichten en dat hiervoor kosten zijn gemaakt. De omvang van de buitengerechtelijke incassokosten moet worden getoetst aan de tarieven zoals vervat in het Besluit in plaats van aan de tarieven van het rapport Voorwerk II; de tarieven neergelegd in het Besluit worden geacht redelijk te zijn. Omdat het subsidiair gevorderde bedrag niet hoger is dan het volgens het Besluit berekende tarief, zullen de subsidiair gevorderde buitengerechtelijke incassokosten worden toegewezen.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van Lufthansa, omdat deze ongelijk krijgt. Ook de nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Lufthansa worden gemaakt. De gevorderde rente is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagier van € 708,90, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 600,00 vanaf 24 februari 2015, en over € 108,90 vanaf 23 december 2016, tot aan de dag van voldoening;
6.2.
veroordeelt Lufthansa tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 96,57;
griffierecht € 223,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter