ECLI:NL:RBNHO:2019:6357

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
18 juli 2019
Zaaknummer
6752841 CV EXPL 18-2190
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en aansprakelijkheid voor baby

In deze zaak heeft Airhelp Limited, een rechtspersoon naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. naar aanleiding van een vertraging van meer dan drie uur van een vlucht van Casablanca naar Amsterdam-Schiphol op 10 november 2016. De passagier, die samen met haar baby reisde, vorderde compensatie van € 800,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004. Transavia heeft echter slechts € 400,00 aan compensatie betaald en weigerde verdere compensatie voor de baby, die volgens Transavia gratis had gereisd omdat er geen apart ticket voor haar was aangeschaft.

De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat Airhelp ontvankelijk is in haar vordering. Echter, de rechter oordeelde dat de vordering van Airhelp niet kon worden toegewezen. De rechter concludeerde dat de baby gratis had gereisd en dat de Verordening niet van toepassing was, omdat er geen ticket voor de baby was aangeschaft, maar alleen administratiekosten in rekening waren gebracht. De kantonrechter wees de vordering van Airhelp af en veroordeelde Airhelp tot betaling van de proceskosten aan Transavia.

De uitspraak benadrukt de voorwaarden waaronder compensatie kan worden geëist voor vertragingen en de specifieke regels die gelden voor kinderen die gratis reizen. De beslissing is genomen op 17 juli 2019 door de kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen in Haarlem.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 6752841 \ CV EXPL 18-2190
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Vonnis in de zaak van:
De rechtspersoon naar buitenlands recht
Airhelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiser
hierna te noemen Airhelp
gemachtigde mr. H. Yildiz
tegen
De commanditaire vennootschap met een beherend vennoot
Transavia Airlines C.V.
gevestigd te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
Airhelp heeft bij dagvaarding van 21 februari 2018 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Airhelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven en daarbij producties overgelegd. Airhelp heeft hierop bij akte gereageerd.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna de passagier) heeft met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagier diende te vervoeren van Casablanca (Marokko) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 10 november 2016, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht heeft meer dan drie uur vertraging opgelopen.
2.3.
De passagier reisde samen met haar dochter van 1 jaar en 6 maanden, [naam] (hierna de baby). In de boekingsbescheiden staat:
“(…) with baby [baby] (…)
Passenger type
Infant on lap. (…)
Price breakdown
Your booking
1 Adults & children (12+ years) € 231
1 Baby on lap (0-2 years) € 40,00 (…)”.
2.4.
De passagier heeft compensatie ter hoogte van € 800,00 van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.5.
Transavia heeft de passagier compensatie betaald ter hoogte van € 400,00.
2.6.
Transavia heeft geweigerd om compensatie te betalen voor de baby.
2.7.
De passagier heeft haar vorderingsrecht overgedragen aan Airhelp.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 460,00, inclusief € 60,00 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum van de vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 800,00. Aangezien Transavia slechts een bedrag van € 400,00 heeft betaald dient nog een bedrag van € 400,00 te worden voldaan.

4.Het verweer

Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat Airhelp niet ontvankelijk in haar vordering is. Airhelp heeft haar claim onvoldoende gemotiveerd en ten onrechte niet gesubstantieerd. Transavia verzoekt dan ook om de dagvaarding nietig te verklaren, dan wel Airhelp niet ontvankelijk in haar vordering te verklaren dan wel rekening te houden met haar proceskosten. Voorts is niet gebleken dat de kantonrechter een machtiging voor het minderjarige kind ex artikel 1:349 Burgerlijk Wetboek (BW) jo. Artikel 1:253k BW heeft afgegeven. Ook is niet aan de vereisten van lastgeving voldaan. De vordering van het minderjarige kind dient dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. Tevens voert Transavia aan dat voor kinderen onder de twee jaar aparte regels gelden. Kinderen jonger dan twee jaar waarvoor geen aparte stoel is geboekt, reizen gratis. Uit artikel 3 lid 3 van de Verordening volgt dat de Verordening niet van toepassing is voor de passagier die gratis reist of tegen een gereduceerd tarief dat niet rechtstreeks of indirect voor het publiek toegankelijk is. Op basis hiervan dient de vordering te worden afgewezen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het niet-ontvankelijkheidsverweer van Transavia slaagt niet. Voor zover Airhelp in de dagvaarding niet aan haar stelplicht heeft voldaan, heeft zij dat naar het oordeel van kantonrechter in repliek hersteld. Transavia is hierdoor niet in haar procesbelang geschaad, nu het voor haar zonder meer duidelijk was waartegen zij zich moest verweren en zij ook reeds in de conclusie van antwoord inhoudelijk verweer tegen de vordering heeft gevoerd.
5.3.
Er veronderstellenderwijs van uit gaand dat Airhelp gemachtigd is om de procedure aan te spannen krachtens een cessie ter incasso (lastgeving) overweegt de kantonrechter als volgt.
5.4.
Airhelp stelt dat tickets voor baby’s rechtstreeks voor het publiek toegankelijk zijn. De luchtvaartmaatschappij bepaalt volgens Airhelp weliswaar in haar algemene voorwaarden dat er een leeftijdsgrens wordt gekoppeld aan de mogelijkheid om tegen een gereduceerd tarief te vliegen, maar dit neemt niet weg dat dit tarief voor alle passagiers jonger dan twee jaar geldt. Er zijn geen andere voorwaarden waaraan moet worden voldaan om in aanmerking te komen voor dit gereduceerde tarief, aldus Airhelp. Uit de Verordening volgt niet dat passagiers die tegen een gereduceerd tarief reizen geen aanspraak kunnen maken op financiële compensatie. Dit kan wel mits dit gereduceerde tarief rechtstreeks of indirect toegankelijk is voor het publiek. Een leeftijdgrens betekent niet dat het criterium “toegankelijk voor publiek” niet geldt, aldus nog steeds Airhelp.
5.5.
Transavia voert aan dat voor de baby slechts € 20,00 administratiekosten per enkele reis in rekening is gebracht. Dit zijn kosten maar betreft niet de aankoop van een vliegticket. De administratieve kosten om een baby mee te nemen op schoot staan bekend als Special Service Request (SSR) Infant (INF) behorende bij het vliegticket van de ouder/voogd die de baby meeneemt. De baby zat gedurende de vlucht op schoot van de ouder en heeft gratis meegereisd met de volwassene. Soortgelijke administratieve kosten worden eveneens betaald voor andere speciale servicemogelijkheden zoals het meenemen van een huisdier of voor het meenemen van een golfuitrusting
5.6.
Airhelp heeft tegenover het verweer van Transavia dat voor het minderjarige kind geen ticket is aangeschaft en slechts administratiekosten in rekening zijn gebracht voor de service onvoldoende aannemelijk gemaakt dat voor de baby een eigen ticket is aangeschaft en in rekening is gebracht. Dit leidt tot de vaststelling dat voor het minderjarige kind geen ticket is aangeschaft en zij gratis heeft gereisd. Uit artikel 3 lid 3 volgt dat in dat geval de Verordening niet van toepassing is. De gevorderde compensatie zal dan ook worden afgewezen. Om die reden kan de machtiging onbesproken blijven.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.
5.8.
De nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt de passagier tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 144,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia.
6.3.
veroordeelt Airhelp tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover Transavia daadwerkelijk nakosten zal maken;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.E. van Oosten-van Smaalen, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter