Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Wijcker Groen B.V.,
1.Het procesverloop
2.De feiten
op 23-1-2019 een overtreding heeft begaan’. De brief vermeldt dat de gestelde overtreding betrof: ‘
het niet op de juiste wijze verplaatsen van lasten met een graafmachine, in dit geval een zware boomstam, en u deze kennelijk als ‘een soort van waarschuwing’ vlak voor uw collega op de grond heeft laten vallen. Hierdoor heeft deze collega ernstig letsel aan zijn voet opgelopen, hoogstwaarschijnlijk met blijvende schade.’ Ook is in de brief aan [werknemer] medegedeeld dat hij voor minimaal twee weken wordt geschorst in verband met het onderzoek en dat de uitkomst hiervan kan leiden tot een andere sanctie.
(…) heb ik op woensdag 23 januari 2019 ter plaatse nadere informatie ingewonnen. De bevindingen gaven mij geen aanleiding tot het instellen van een volledig onderzoek of tot het opstellen van een rapport.
(…) De reden voor dit ontslag is het feit dat jij één van jouw collega’s, de heer [medewerker 1] , op 23 januari jl. ernstig letsel hebt toegebracht doordat jij (opzettelijk dan wel bewust) een boomstam op de voet van de heer [medewerker 1] hebt laten vallen. Als gevolg van jouw handelen moesten er vijf tenen én een deel van de voet van de heer [medewerker 1] worden geamputeerd. Het is nog maar de vraag of niet de gehele voet van de heer [medewerker 1] moet worden geamputeerd. Een afschuwelijk ongeval, waar jij verantwoordelijk voor bent.
3.Het verzoek
4.Het verweer en het tegenverzoek
5.De beoordeling
wel tien keer per dag’. [werknemer] wist niet dat de boomstam op de voet van [medewerker 1] was beland. Hij verkeerde in de veronderstelling dat de boomstam op de grond, ruim voor de voeten van [medewerker 1] , viel. Daarom is [werknemer] niet direct gestopt met het uitvoeren van zijn werkzaamheden. Nu [werknemer] niet met opzet of bewust roekeloos heeft gehandeld, maar het ernstig letsel van [medewerker 1] het gevolg is van een ongelukkige samenloop van omstandigheden, is geen sprake van een dringende reden voor een ontslag op staande voet.
waarschuwen’ in verband met het gooien van de sneeuwbal. Er bevond zich niets binnen de draaicirkel van de kraan, ook geen werkbus. Een boomstam wordt door middel van messen klem gezet in de sorteergrijper en ligt daarin niet los. Een voetpedaal moet worden ingetrapt om een boomstam met de grijper op te pakken en ook om de boomstam vervolgens weer los te laten. Er is aldus een actieve handeling nodig. Het is onmogelijk dat een boomstam zomaar losraakt uit de grijper. In het geval de boomstam uit de grijper zou zijn gegleden zou boomschors van de boomstam zijn afgescheurd, hetgeen door [medewerker 4] – die naar de betreffende boomstam heeft gekeken – niet is geconstateerd. [werknemer] heeft Wijcker Groen overigens niet herhaaldelijk verzocht om een houtklem of bomentang aan te schaffen. Wijcker Groen betwist dat er dagelijks boomstammen uit de grijper vielen. Geen enkele medewerker heeft daarvan ooit melding gedaan. Het kan [werknemer] niet zijn ontgaan dat de boomstam op de voet van [medewerker 1] was gevallen. Naast dat hij het geschreeuw moet hebben gehoord, kon hij vanuit de kraan zien wat er gebeurde. Desondanks heeft [werknemer] toen hij uit de kraan werd gehaald nonchalant gereageerd door te zeggen ‘
misschien leert hij ervan, moet hij maar niet zo kinderachtig doen’ of woorden van gelijke strekking.
misschien leert hij ervan, moet hij maar niet zo kinderachtig doen’.
wel tien keer per dag’ uit de grijper vielen, maken dat de kanton- rechter tot het oordeel komt dat [werknemer] , een ervaren kraanmachinist, door de kraan met een boomstam in de grijper circa 180 graden te draaien naar een plek waar hij niets te zoeken had, zich dusdanig onverantwoordelijk en gevaarzettend heeft gedragen, dat van Wijcker Groen niet verwacht kan worden de arbeidsovereenkomst met hem te laten voortduren.
split second’ heeft verricht, acht de kantonrechter onvoldoende aannemelijk geworden. Immers, [werknemer] heeft verklaard dat hij de arm van de kraan, met de boomstam in de grijper, eerst over of voor het naastgelegen muurtje (van circa 2 meter) heeft moeten bewegen. Tijdens de plaatsopneming hebben partijen de kraan neergezet op de plaats waar die stond op 23 januari jl. en heeft [werknemer] op verzoek van de kantonrechter een boomstam opgepakt met de grijper en verplaatst van rechts naar links. Verder hebben partijen in kaart gebracht welke beweging [werknemer] met de boomstam in de grijper heeft gemaakt. De kantonrechter heeft kunnen waarnemen dat daarmee niet (split)
secondszijn gemoeid, maar dat met het bewegen van de arm van de kraan enige tijd is gemoeid. Gedurende die tijd moet [werknemer] zich bewust zijn geweest van het gevaarzettende karakter van zijn gedraging.
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 39). Uit deze (niet limitatieve) voorbeelden van ernstig verwijtbaar handelen en de overige passages uit de parlementaire geschiedenis, blijkt dat bij ernstig verwijtbaar handelen sprake moet zijn van uitzonderlijke situaties. Het moet gaan om gevallen van onrechtmatige gedragingen, die te kwalificeren zijn als duidelijk strijdig moet goed werknemerschap en op één lijn te stellen zijn met de voorbeelden die zijn gegeven in de parlementaire geschiedenis. De gemene deler van al die gedragingen is dat de werknemer zich bewust is dan wel behoort te zijn van het onoorbare karakter van zijn handelen.
een relatief kleine misstap na een heel lang dienstverband’ (zie:
Kamerstukken II, 2013-2014, 33 818, nr. 3, pag. 113). In het voorliggende geval kan van zowel een ‘
relatief kleine misstap’ als van een ‘
heel lang dienstverband’ naar het oordeel van de kantonrechter niet worden gesproken. Ook de stellingen van [werknemer] dat hij altijd goed heeft gefunctioneerd, de veiligheids- voorschriften altijd in acht heeft genomen en nooit eerder een officiële waarschuwing heeft ontvangen, leiden niet tot een ander oordeel. De kantonrechter acht het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid niet onaanvaardbaar dat aan [werknemer] geen transitievergoeding wordt betaald. Daarbij neemt de kantonrechter overigens ook in aanmerking dat [werknemer] sinds 15 maart 2019 een nieuwe dienstbetrekking heeft, zodat de – door [werknemer] gestelde – financiële gevolgen van het ontslag voor [werknemer] beperkt zullen zijn.
6.De beslissing
uiterlijk op 14 augustus 2019schriftelijk hun standpunt aan de kantonrechter kenbaar te maken omtrent hetgeen onder 5.27. is overwogen.