ECLI:NL:RBNHO:2019:6885

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
31 juli 2019
Publicatiedatum
9 augustus 2019
Zaaknummer
C/15/290567 / HA ZA 19/434
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Verstek
Rechters
  • B. Liefting-Voogd
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Internationale bevoegdheid en toepasselijk recht in een civiele zaak over de verkoop van paarden

In deze civiele zaak, behandeld door de Rechtbank Noord-Holland, hebben eisers, woonachtig in Hongarije, een vordering ingesteld tegen gedaagde, die in Nederland woont. De eisers hebben op 19 juni 2019 een dagvaarding uitgebracht, waarin zij gedaagde veroordeling tot betaling van de verkoopprijs van twee paarden en een tweespantuig vorderen. De rechtbank heeft vastgesteld dat, gezien het internationale karakter van de zaak, de Nederlandse rechter bevoegd is om van de vordering kennis te nemen, op basis van artikel 4 van de Verordening (EU) nr. 1215/2012, omdat de gedaagde haar woonplaats in Nederland heeft.

De rechtbank heeft ook het toepasselijke recht beoordeeld aan de hand van de Verordening (EG) nr. 593/2008 (Rome I-Vo). Aangezien er geen keuze is gemaakt door partijen voor een ander recht, is het Nederlandse recht van toepassing, omdat de meest kenmerkende prestatie, de verkoop van de paarden, door gedaagde vanuit Nederland is verricht.

De rechtbank heeft de vordering van eisers toegewezen, waarbij gedaagde is veroordeeld tot betaling van € 16.000,00 voor de paarden en € 850,00 voor het tweespantuig, vermeerderd met wettelijke rente. Daarnaast is gedaagde opgedragen om binnen vijf dagen na betekening van het vonnis rekening en verantwoording af te leggen over vijf andere paarden, op straffe van een dwangsom. Ook is gedaagde veroordeeld tot afgifte van het eenspantuig en het tweespantuig, en tot betaling van buitengerechtelijke incassokosten. De kosten van het geding zijn eveneens aan gedaagde opgelegd.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Afdeling Privaatrecht
Sectie Handel & Insolventie
TvW/BLV
zaak- en rolnummer: C/15/290567 / HA ZA 19/434
datum: 31 juli 2019
Vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken
in de zaak van:
[eiser]en
[eiseres] ,
wonende te [adres] Hongarije,
EISERS bij dagvaarding van 19 juni 2019,
advocaat: mr. S.A. Wensing te Coevorden,
tegen
[gedaagde] ,
wonende te [woonplaats] ,
GEDAAGDE,
n i e t v e r s c h e n e n
Tegen gedaagde is verstek verleend.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken.

1.HET VERLOOP VAN HET GEDING

Eisers hebben gesteld en gevorderd als vermeld in de aan dit vonnis in fotokopie gehechte en als hier ingelast geldende dagvaarding.

2.DE BEHANDELING VAN DE ZAAK

2.1
Nu eisers in het buitenland woonachtig zijn en de vordering uit dien hoofde een internationaal karakter draagt, dient allereerst de vraag te worden beantwoord of de Nederlandse rechter bevoegd is van de vordering kennis te nemen.
2.2
De rechtbank beantwoordt die vraag bevestigend en wel op grond van artikel 4 van de in deze zaak toepasselijke Verordening (EU) nr. 1215/2012 (EEX-Vo 2012), nu de gedaagde haar woonplaats heeft in Nederland.
2.3
Ten aanzien van het op de onderhavige vordering toepasselijke recht overweegt de rechtbank als volgt. De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van Verordening (EG) nr. 593/2008 van het Europees Parlement en de Raad van 17 juni 2008 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (Rome I-Vo), nu de betreffende overeenkomst gesloten is na 17 december 2009.
2.4
Nu niet gesteld of gebleken is, dat door partijen een keuze is gedaan ten aanzien van het toepasselijke recht, is op grond van artikel 4 van Rome I-Vo het recht van toepassing van het land waar de partij die de kenmerkende prestatie van de overeenkomst moet verrichten, haar gewone verblijfplaats heeft. De meest kenmerkende prestatie, te weten het verkopen van de paarden, is in het onderhavige geval door gedaagde verricht vanuit Nederland, zodat op de onderhavige vordering Nederlands recht van toepassing is.
2.5
Het gevorderde komt de rechtbank niet onrechtmatig of ongegrond voor en kan derhalve worden toegewezen behoudens het navolgende.
2.6
De gevorderde dwangsom zal op hierna genoemde wijze worden gematigd en gemaximeerd.

3.DE BESLISSING

De rechtbank:
Bij verstek
3.1
Veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 16.000,00 (zestienduizend euro), voor de paarden ‘Ulrike C’ en ‘Haske’, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2
Veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen een bedrag van € 850,00 (achthonderdvijftig euro) voor het verkochte tweespantuig, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 19 juni 2019 tot aan de dag van algehele voldoening.
3.3
Gebiedt gedaagde om binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 1.000,00 (duizend euro) per dag of dagdeel dat gedaagde hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 150.000,00 (honderdvijftigduizend euro), rekening en verantwoording af te leggen over de paarden ‘Kelly’, ‘Fácán’ ‘Ulrike C.’, ‘Klaske’ en ‘Ymke’, en aldus over te gaan tot het verstrekken van afschriften en/of inzage in de correspondentie/bewijsstukken waaruit blijkt aan wie de paarden zijn verkocht en voor welk bedrag.
3.4
Veroordeelt gedaagde tot afgifte van het eenspantuig en het tweespantuig binnen 5 dagen na betekening van dit vonnis, op straffe van een dwangsom van € 250,00 (tweehonderdvijftig euro) per dag of dagdeel dat gedaagde hiermee in gebreke blijft met een maximum van € 3.000,00 (drieduizend euro).
3.5
Veroordeelt gedaagde om aan eisers tegen behoorlijk bewijs van kwijting te voldoen aan buitengerechtelijke incassokosten een bedrag van € 935,00 (negenhonderdvijfendertig euro).
3.6
Verwijst gedaagde in de kosten van dit geding tot aan deze uitspraak aan de zijde van eiseres begroot op:
€ 1.015,06 aan verschotten en
€ 914,00 aan salaris van de advocaat.
3.7
Verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
3.8
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door de rechter mr. B. Liefting-Voogd en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 31 juli 2019 in tegenwoordigheid van de griffier.