In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen American Airlines Inc., gevestigd in Wilmington, Delaware, vanwege de annulering van een vlucht op 30 juli 2016. De passagiers, die een vervoersovereenkomst hadden met American Airlines, maakten aanspraak op compensatie na de annulering van hun vlucht van Amsterdam-Schiphol naar Grand Rapids via Philadelphia. Airhelp vorderde een bedrag van € 1.200,00, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten, op basis van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers.
American Airlines betwistte de vordering en voerde aan dat de annulering het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een 'Ground Stop' en een 'Ground Delay Program' op de luchthaven van Philadelphia. De kantonrechter oordeelde dat American Airlines niet voldoende had aangetoond dat de annulering van de vlucht het gevolg was van deze omstandigheden. De rechter stelde vast dat de luchtverkeersleiding geen besluit had genomen dat de annulering rechtvaardigde en dat American Airlines niet had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de annulering te voorkomen.
Uiteindelijk werd de vordering van Airhelp toegewezen, waarbij American Airlines werd veroordeeld tot betaling van € 1.200,00 aan compensatie, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De vordering tot buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat Airhelp onvoldoende had aangetoond dat deze kosten gerechtvaardigd waren. De uitspraak werd gedaan door kantonrechter C.E. van Oosten-van Smaalen op 7 augustus 2019.