Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
2.De feiten
Wigvormige consolidatie posterieur in de rechter onderkwab, verdacht voor een pneunomie”.
dat de wijze waarop [naam 2] tot zijn (naderhand onjuist gebleven) diagnose is gekomen, in strijd is met de zorgvuldigheid die van een redelijk bekwame beroepsgenoot mag worden verwacht. Verweerder– [naam 2] , kantonrechter –
heeft aldus in strijd gehandeld met de zorg die hij had te betrachten jegens patiënte– [naam 1] , kantonrechter –
en heeft derhalve tuchtrechtelijk verwijtbaar gehandeld”. Voorts merkt het tuchtcollege op “
Het tuchtcollege hecht eraan op te merken dat het uiteindelijke beloop, dat wil zeggen het betreurenswaardige overlijden van patiënte kort nadien aan een uitgezaaide longtumor, verweerder niet kan worden verweten. Dit beloop zou immers naar alle waarschijnlijkheid niet anders zijn geweest indien verweerder op de hem verweten punten wel lege artis zou hebben gehandeld.”
3.De vordering
4.Het verweer
5.De beoordeling
- geleden pijn en gederfde levensvreugde door [naam 1] van € 2.500,-
- de verplaatste schade van [eiseres] van € 750,- (extra zorg), € 143,83 reiskosten, € 625,35 (nota advocaat), € 5.747,50 (nota advocaat).
- begrafeniskosten ter hoogte van € 7.695,10;
- geleden pijn en gederfde levensvreugde door [naam 1] , ter hoogte van € 2.500,-;
- verplaatste schade van [eiseres] ter hoogte van € 750,- (extra zorg), € 143,83 reiskosten, € 625,35 (nota advocaat), € 5.747,50 (nota advocaat).
Indien iemand ten gevolge van een gebeurtenis waarvoor een ander jegens hem aansprakelijk is overlijdt, is die ander verplicht tot vergoeding van schade”. In lid 2 is opgenomen dat de aansprakelijke bovendien verplicht is de kosten van lijkbezorging te vergoeden. Uit het feit dat in lid 2 van artikel 6:108 BW het woord “
bovendien” is opgenomen, blijkt dat lid 2 niet los van lid 1 kan worden gelezen. Tussen partijen is niet in geschil dat [naam 1] overleden is aan uitgezaaide longkanker. Het beloop van deze ziekte zou, zo oordeelde ook het regionaal tuchtcollege, niet anders zijn geweest indien het Spaarne wel juist (lege artis) zou hebben gehandeld. Het overlijden van [naam 1] is derhalve geen gevolg van het handelen van het Spaarne op 17 mei 2013. Het causaal verband ontbreekt derhalve. De door [eiseres] gevorderde begrafeniskosten komen dan ook niet voor vergoeding door het Spaarne in aanmerking op grond van artikel 6:108 BW.
“Het recht op een vergoeding (…) is niet vatbaar voor overgang en beslag, tenzij het bij overeenkomst is vastgelegd of terzake een vordering in rechte is ingesteld. Voor overgang onder algemene titel is voldoende dat de gerechtigde aan de wederpartij heeft medegedeeld op vergoeding aanspraak te maken.” [eiseres] heeft gesteld dat zij namens [naam 1] reeds voor haar overlijden bij het Spaarne geklaagd heeft en meegedeeld heeft dat zij aanspraak maakte op schadevergoeding. [eiseres] heeft deze stelling niet met stukken onderbouwd. Het Spaarne betwist dat er reeds voor het overlijden van [naam 1] aanspraak op schadevergoeding is gemaakt. Nu niet is gebleken dat de aanspraak op schadevergoeding is gemaakt voordat [naam 1] overleed kan van overgang onder algemene titel geen sprake zijn, zoals artikel 6:106 lid 2 BW vereist. Het enkel klagen over de behandeling is overigens niet toereikend om ervan uit te kunnen gaan dat er aanspraak is gemaakt op de gestelde schade. Ook deze gevorderde schadevergoeding is derhalve niet toewijsbaar.
- te lijden pijn en gederfde levensvreugde ter hoogte van € 2.500,-;
- kosten voor geestelijk letsel ter hoogte van € 500,-;
- gederfde levensvreugde want mogelijkheid ontnomen erfelijkheidsonderzoek te verrichten, ter hoogte van € 2.500,-;
- extra kosten in verband met preventief onderzoek ter hoogte van € 500,-.