ECLI:NL:RBNHO:2019:7086
Rechtbank Noord-Holland
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Terugvordering ten onrechte genoten PW-uitkering en ingangsdatum nieuwe PW-uitkering
In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlemmermeer. Eiser had een aanvraag ingediend voor een uitkering op grond van de Participatiewet (PW), welke aanvraag door verweerder is ingewilligd per 20 september 2018, maar met terugwerkende kracht tot 1 augustus 2018. Echter, verweerder heeft ook een bedrag van € 7.014,78 teruggevorderd van eiser, omdat hij ten onrechte PW-uitkering had ontvangen over de periode van 15 december 2017 tot 1 augustus 2018. Dit besluit volgde na een rechtmatigheidsonderzoek waaruit bleek dat eiser vermogen had verzwegen.
Eiser heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van verweerder, maar deze zijn ongegrond verklaard. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld tegen het bestreden besluit. Tijdens de zitting op 18 juli 2019 was eiser aanwezig, bijgestaan door zijn gemachtigde, terwijl verweerder niet verscheen. De rechtbank heeft de zaak gevoegd behandeld met een andere zaak van eiser, maar later weer gesplitst.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder terecht is overgegaan tot blokkering en intrekking van de PW-uitkering van eiser. De rechtbank oordeelde dat de terugvordering van het ten onrechte genoten bedrag gerechtvaardigd was, omdat verweerder verplicht is om dit bedrag terug te vorderen op basis van de wet. Eiser kon niet aantonen dat hij zich eerder had gemeld voor een nieuwe PW-uitkering, waardoor de ingangsdatum van de nieuwe uitkering terecht op 20 september 2018 is vastgesteld. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard en er was geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling.