ECLI:NL:RBNHO:2019:7088

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 augustus 2019
Publicatiedatum
16 augustus 2019
Zaaknummer
AWB - 19 _ 340
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toekenning van dubbele kinderbijslag op basis van de Algemene Kinderbijslagwet en de wijziging van artikel 14

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 16 augustus 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over de toekenning van dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW). Eiseres had op 3 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanwege de intensieve zorgbehoefte van haar zoon, die sinds zijn geboorte zorg nodig heeft. De SVB heeft op 15 oktober 2018 de dubbele kinderbijslag toegekend met ingang van het vierde kwartaal van 2018, maar eiseres was van mening dat deze met terugwerkende kracht vanaf 26 augustus 2002 toegekend moest worden.

Eiseres heeft bezwaar gemaakt tegen het besluit van de SVB, maar dit bezwaar werd ongegrond verklaard. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat de SVB ten onrechte niet heeft onderzocht of zij recht had op een betaling met terugwerkende kracht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de AKW sinds 1 januari 2016 is gewijzigd, waardoor de SVB niet langer de bevoegdheid heeft om in bijzondere gevallen van de regels af te wijken. De rechtbank oordeelde dat de SVB terecht had besloten dat de dubbele kinderbijslag niet eerder kon ingaan dan de eerste dag van het kwartaal waarin de aanvraag was ingediend.

De rechtbank heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 augustus 2019, en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij de Centrale Raad van Beroep.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 19/340

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 16 augustus 2019 in de zaak tussen

[eiseres] , te [woonplaats] , eiseres

(gemachtigde: mr. L.M. Seriese),
en

de Raad van bestuur van de Sociale Verzekeringsbank (SVB), verweerder

(gemachtigde: mr. J.A.H. Koning).

Procesverloop

Bij besluit van 15 oktober 2018 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek van eiseres van 3 oktober 2018 om dubbele kinderbijslag op grond van de Algemene Kinderbijslagwet (AKW) toe te kennen ingewilligd met ingang van het vierde kwartaal van 2018.
In haar bezwaar van 15 oktober 2018 heeft eiseres verweerder verzocht om de dubbele kinderbijslag met terugwerkende kracht vanaf 26 augustus 2002 tot te kennen.
Bij besluit van 25 oktober 2018 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 18 juli 2018. Eiseres is verschenen, bijgestaan door haar gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Tevens was aanwezig de echtgenoot van eiseres, de heer [naam] .

Overwegingen

1. De rechtbank neemt de volgende, door partijen niet betwiste, feiten als vaststaand aan. De zoon van eiseres is geboren op [geboortedatum] en heeft sinds zijn geboorte intensieve zorg nodig. Eiseres heeft op 3 oktober 2018 een aanvraag ingediend voor dubbele kinderbijslag vanwege deze bijzondere zorgbehoefte van haar zoon. Bij besluit van 15 oktober 2018 is de gevraagde dubbele kinderbijslag toegekend vanaf het vierde kwartaal van 2018.
2. Eiseres heeft in bezwaar aangevoerd dat zij het niet eens is met de ingangsdatum van de toegekende dubbele kinderbijslag omdat zij niet eerder door verweerder over de mogelijkheid van dubbele kinderbijslag was geïnformeerd. Nu de huidige medische situatie van de zoon van eiseres niet verschilt met die van hem ten tijde van zijn geboorte, en deze in de tussentijd ook altijd gelijk is gebleven, dient verweerder over te gaan tot het met terugwerkende kracht, tot aan zijn geboorte, toekennen van de dubbele kinderbijslag.
4. In het bestreden besluit heeft verweerder het bezwaar ongegrond verklaard. Volgens verweerder laat de AKW niet toe dat dubbele kinderbijslag eerder wordt verleend dan op de eerste dag van het kalenderkwartaal tijdens welk de aanvraag om dubbele kinderbijslag is ingediend. Er wordt bij de beoordeling van een dergelijke aanvraag ook gekeken of er een geldig advies ligt van het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ).
5. In beroep heeft eiseres aangevoerd dat verweerder ten onrechte niet heeft onderzocht of zij in aanmerking komt voor een betaling met terugwerkende kracht. De zoon van eiseres heeft al sinds zijn geboorte intensieve zorg nodig en heeft daarom al sinds 2010 contact met het CIZ. De aanbeveling van het CIZ had daarom al moeten ingaan in 2010 en niet vanaf 2018. Door fouten van het CIZ heeft eiseres dus ten onrechte geen dubbele kinderbijslag ontvangen.
6. Verweerder heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
7. Op grond van artikel 7a, eerste lid, van de AKW heeft een verzekerde voor een tot zijn huishouden behorend kind dat drie jaar is of ouder, maar nog niet de leeftijd van 18 jaar heeft bereikt, recht op verdubbeling van het bedrag aan kinderbijslag, genoemd in artikel 12, eerste en tweede lid, indien het kind is aangewezen op een bij of krachtens algemene maatregel van bestuur te bepalen mate van intensieve zorg.
Op grond van artikel 14, derde lid, van de AKW, tweede volzin, kan het recht op kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, van de AKW niet vroeger ingaan dan de eerste dag van het kwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag als bedoeld in artikel 7a, eerste lid, werd ingediend.
8. De rechtbank overweegt als volgt.
De rechtbank stelt voorop dat artikel 14, derde lid van de AKW sinds 1 januari 2016 is gewijzigd, met dien verstande dat per die datum in dat artikel niet langer de bevoegdheid voor verweerder is opgenomen om in bijzondere gevallen van dat artikel af te wijken. Voor zover eiseres dus een beroep doet op bijzondere omstandigheden op grond waarvan niet eerder dubbele kinderbijslag is aangevraagd en/of ontvangen, slaagt dit beroep daarom al niet. De AKW laat verweerder immers niet meer toe het recht op dubbele kinderbijslag eerder in te laten gaan dan de eerste dag van het kwartaal tijdens welk de aanvraag om kinderbijslag is ingediend. Verweerder heeft zich dan ook terecht op het standpunt gesteld dat de dubbele kinderbijslag niet eerder kan ingaan dan met ingang van de eerste dag van het vierde kwartaal van 2018.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.D. Gunster, rechter, in aanwezigheid van D.M.M. Luijckx, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 29 augustus 2019.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep. Als hoger beroep is ingesteld, kan bij de voorzieningenrechter van de hogerberoepsrechter worden verzocht om het treffen van een voorlopige voorziening.