Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.De procedure
- het tussenvonnis van 28 november 2018
- het proces-verbaal van comparitie van 24 juni 2019.
2.De feiten
vierhonderd vijftig duizend euro(€ 450.000), welk bedrag door koper is voldaan door storting op een rekening voor gelden van derden van de notaris.
3.Het geschil
te veroordelen tot betaling van € 300.000,- dan wel tot hetgeen de rechtbank in goede justitie mocht vermenen toe te wijzen als betaling voor het feit dat de doorNelis gewenste verhoging van de bouwhoogte is gerealiseerd tot 15 meter;
te veroordeling tot betaling van de wettelijke handelsrente over het gevorderde sub I vanaf datum opeisbaarheid (12 juni 2017) tot aan de algehele voldoening van het gevorderde;
te veroordelen tot betaling van de buitengerechtelijke kosten, in dezen te stellen op € 3.275,00
te verklaren voor recht dat de eigendom van de verkochte grond niet in eigendom is overgegaan naar gedaagde op de voet van het causale stelsel ex art. 3:81 lid 1 BW en dat eiseres eigenares is gebleven van het onroerend goed in kwestie;
de tussen partijen gesloten koopovereenkomst d.d. 26 augustus 2013 te ontbinden op de voet van art. 6:265 lid 1 BW vanwege (een of meerdere) tekortkoming(en) die ontbinding rechtvaardigen;
gedaagde te gelasten het overgedragen goed aan eiseres terug te leveren op de voet van artikel 6:271 BW, dit onder last van een dwangsom van € 1.000,00 per dag of dagdeel na een week na betekening van het vonnis in kwestie aan gedaagde dat gedaagde geen uitvoering geeft aan het vonnis ter zake;
Gedaagde te veroordelen in de kosten van dit geding, waaronder begrepen het gemachtigdensalaris.
4.De beoordeling
De primaire vordering
4.804,00(2,0 punt × tarief € 2.402,00)