2.11.Op verzoek van Noordhollandsche heeft op 18 april 2018 voor deze rechtbank een voorlopig getuigenverhoor plaatsgevonden, waarbij [naam 2] , [naam 3] , [naam 4] en [naam 5] als getuigen zijn gehoord.
[naam 2] heeft het volgende, voor zover hier van belang, verklaard:
“De brandweer heeft Salvage via de meldkamer opgeroepen. Vervolgens ben ik als coördinator gekomen. (…) Bij de woning werd ik opgevangen door officier van dienst van de brandweer. Er waren verder geen bewoners in de woning aanwezig. (…) Daarna ben ik dus door de woning gelopen. (…) In de woning had iedere kamer een eigen slot. Op zolder was een slaapkamer gemaakt. Er lagen op de eerste en tweede verdieping meerdere matrassen en mijn indruk was dat er meerdere personen in de woning verbleven. (…) mijn indruk werd later bevestigd tijdens een gesprek buiten. In de tussentijd was er namelijk een persoon verschenen die vertelde dat niet nodig was iets te regelen voor de mensen die in het pand woonden. Misschien heeft die persoon zijn naam genoemd maar dat weet ik niet meer. Hij zei dat de werknemers elders huisvesting zouden krijgen. Het was niet nodig een hotel of ander onderdak voor hen te regelen. De persoon in kwestie kwam van een bedrijf waarvan de naam mij niet bekend is.
(…) Het was zo dat de woning, zo heb ik het begrepen, werd verhuurd voor de werknemers.
(…) Mij viel op dat in één van de kamers een grote Poolse vlag hing. (…) Er lagen wel matrassen in drie slaapkamers. In die slaapkamers zag ik meerdere matrassen op de grond liggen. Ook stonden er bedden. Het kan zijn dat er meerdere matrassen op elkaar lagen, maar het waren niet hele stapels. Op de matrassen en bedden lag ook beddengoed. Ik weet nog dat er ook een deken lag. De kamers waren ingericht, maar ik weet niet van wie de spullen waren. Mij wordt gevraagd of de deuren genummerd waren. Niet dat ik weet. De deuren waren wel afsluitbaar, maar ik weet niet om wat voor slot het ging en of er hangsloten hingen. Ik kan mij dat niet meer herinneren. (…) Tussen de voorzolder en de rest van de zolder had een soort van scheiding gezeten. (…) Achter die scheiding zag (ik) in ieder geval één matras liggen. (…)
Tijdens het gesprek, dat ik buiten de woning voerde met de heren [eiser] , gaven zij aan dat zij niet wisten wie er allemaal in de woning verbleven. Zij vertelden zelf geen idee te hebben wie er allemaal woonden. De heren [eiser] vertelden mij dat de woning was verhuurd. Ik weet nu niet meer wat daar verder precies over is gezegd.
(…) De persoon die mij buiten vertelde dat de huisvesting van de bewoners geregeld zou worden, had mij laten weten dat die bewoners geen inboedelverzekering hadden.
(…) Ik kan nu echter niet goed terughalen of de persoon, die ik buiten heb gesproken, het nu had over bewoners of werknemers of dat hij beide begrippen heeft gebruikt. Ik ben daar dus niet zeker van.”
[naam 3] heeft het volgende, voor zover hier van belang, verklaard:
“Ik weet nog dat ik een bezoek heb gebracht aan de woning (…) Dat was een dag na de brand. (…) Bij de woning aangekomen heb ik even moeten wachten op de komst van de zoon van de gedupeerde heer [eiser] . (…) Nadat zij waren gearriveerd hebben we vervolgens gewacht op de man die over de voordeursleutel beschikte. Toen deze man kwam, vertelde hij dat hij [naam 1] heette. Hij heeft ons in de woning gelaten. (…) Als het ging om de vraag wie er precies in het pand woonde, werd er in mijn beleving afwijkend gereageerd. Als ik vragen hierover stelde aan [naam 1] kwam de heer [eiser] ertussen. [eiser] deed alsof hij niet wist wie er in de woning woonde. (…) Ik heb de sloten op de deuren en de verschillende matrassen op de kamers benoemd, evenals het feit dat ik op de verschillende kamers ook persoonlijke bezittingen zag liggen. De reactie van [zoon eiser] hierop was dat zijn vader de woning verhuurde en niet wist wie er in de woning verbleven.
(…)
Op de begane grond heb ik in het woonkamergedeelte een soort ligbed zien staan met een matras erop. (…) Op de eerste etage waren er twee slaapkamers, waarin ik matrassen heb gezien. In één van de kamers lagen twee matrassen apart op de grond, met een deken erop. In de andere kamer zag ik één matras. Op de zolder heb ik ook twee matrassen gezien. Ik heb geen bedden zien staan. Op de slaapkamer met de twee matrassen met dekens erop heb ik ook een bekertje zien staan met meerdere tandenborstels. Dat beeld heb ik nog voor me. Er waren nog wel meer persoonlijke spullen, zoals medicijnen. In de keuken heb ik ook een bekertje met een tandenborstel zien staan. (…)
[naam 4] heeft het volgende, voor zover hier van belang, verklaard:
“U houdt mij een aantal constateringen voor, die ik in mijn verslag heb opgetekend. Op bladzijde 7 staat vermeld dat in de grote slaapkamer aan de straatzijde twee op elkaar gelegen bedden zijn aangetroffen. Ik heb vastgesteld dat aan weerszijden in de kamer een bed had gestaan. Ik heb die conclusie gebaseerd op de afdrukken, achtergebleven op de muur en op roetsporen op de vloeren en wanden. Op basis van die sporen was mijn conclusie dat er twee bedden hadden gestaan. Ik kon het ook aan de vorm van de afdruk zien. Die vorm paste bij een bed. Ik zag ook een vettige afdruk op de wand, veroorzaakt doordat iemand met zijn hoofd tegen de muur heeft gelegen. Het bed is na de brand verplaatst.
In de grote slaapkamer aan de tuinzijde heb ik meerdere gestapelde matrassen zien liggen. Daarvan konden twee bedden worden gemaakt. Op de foto is dit niet echt duidelijk te zien. Het waren geen losliggende matrassen, want dan had ik dat zo omschreven. Ik weet niet meer of er ook dekbedden en kussens lagen. Voor mij was duidelijk dat op de zolderkamer ook twee slaapplaatsen waren. Op foto 11 in het rapport is te zien dat aan de linkerkant ook een slaapplaats was. De afdruk van het hoofdkussen is duidelijk op de muur te zien. Waar het kussen heeft gelegen zijn geen roetdeeltjes op de muur gekomen. Verder stonden er ook kastjes. Op pagina 8 van het rapport merk ik op dat ook in de kleine slaapkamer aan de tuinzijde een bed heeft gestaan. Ik baseer dat op een aftekening op de wand. Die aftekening is een beetje te zien op foto 9, links in het midden. Op die plek is een vlek op de wand te zien. Hier heeft iemand met zijn hoofd tegen de muur gelegen. De vettigheid van hoofd en haren geeft in de loop der tijd een dergelijke aftekening.
Bij alle deuren van de slaapkamers en de zolderkamer hingen hangsloten. (…)
Op de voorzolder heb ik nog een restant van een matras aangetroffen. (…) Ik heb ook koffers en reistassen gezien. (…) Of deze gevuld waren en zo ja, waarmee, weet ik niet. (…)
In de woning heb ik geen persoonlijke bezittingen aangetroffen, die ik kon herleiden tot meerdere personen.”
[naam 5] heeft het volgende, voor zover hier van belang, verklaard:
“Ik ben niet zelf in de woning (…) geweest. (…)
Na de brand heb ik medio november 2016 contact gehad met de zoon van dhr. [eiser] . Deze zoon noemde aanvankelijk [huurder] als huurder van het pand. Hij gaf aan dat hij niets van deze [huurder] wist en dat alles verliep via [naam 1] . Dat was de persoon die alle zaken regelde voor de werknemers van het Pluimveebedrijf. De zoon kwam zelf met dat bedrijf. Mij was op dat moment niets bekend van [naam 1] of een Pluimveebedrijf. (…) [zoon eiser] gaf mij het telefoonnummer van [naam 1] . Hij kon zelf de huurder [huurder] niet bereiken.
Uiteindelijk heb ik via [naam 1] toch contact gekregen met [huurder] . Hij belde mij op. In het rapport van 16 december 2016 heb ik ook beschreven hoe dat is gegaan. Ik heb een kort gesprek gehad met [huurder] . Hij sprak niet zo goed Nederlands. Het gesprek ging half in het Nederlands en half in het Duits of Engels. (…) [huurder] antwoordde op mijn vragen dat hij in de woning Newtonplein had gewoond tot 1 november 2016. Op de schadedatum woonde hij daar met twee andere mannen. Eén van hen heette Chaba en van de andere man wist hij de naam niet meer. [huurder] vertelde dat alles verliep via een tussenpersoon van het Pluimveebedrijf. De naam [naam 1] heeft hij niet genoemd. [huurder] vertelde dat de huur onder de mannen werd verdeeld. [huurder] hoefde de huur, een bedrag van
€ 1000,00 per maand, niet helemaal zelf betalen. De huurkosten werden onder de bewoners verdeeld. [huurder] heeft niet gezegd aan wie hij huur betaalde.”