ECLI:NL:RBNHO:2019:7544

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
4 september 2019
Zaaknummer
7453563
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Geschil over betaling factuur notaris in het kader van nalatenschap en tekortkoming notaris

In deze zaak heeft eiseres, een notaris, een vordering ingesteld tegen gedaagde, de wettelijk vereffenaar van de nalatenschap van haar moeder, wegens onbetaalde facturen voor juridische werkzaamheden. De vordering betreft een bedrag van € 3.846,59, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten. Gedaagde heeft de factuur betwist en een tegenvordering ingesteld wegens vermeende tekortkomingen van eiseres in de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter heeft op 11 september 2019 uitspraak gedaan.

De feiten van de zaak zijn als volgt: Gedaagde heeft de nalatenschap van haar moeder beneficiair aanvaard en is als vereffenaar aangesteld. Eiseres heeft gedaagde bijgestaan in de afwikkeling van de nalatenschap en heeft hiervoor een factuur gestuurd. Gedaagde heeft de factuur niet betaald en heeft eiseres verweten dat zij niet goed heeft gehandeld in haar rol als notaris.

De kantonrechter heeft geoordeeld dat eiseres de werkzaamheden correct heeft uitgevoerd en dat gedaagde de factuur terecht niet heeft betaald. De vordering van eiseres is toegewezen, inclusief de wettelijke rente en de buitengerechtelijke incassokosten. De tegenvordering van gedaagde is afgewezen, omdat de kantonrechter oordeelde dat eiseres niet tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht. De proceskosten zijn voor rekening van gedaagde.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7453563 \ CV EXPL 19-330
Uitspraakdatum: 11 september 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
[eiseres]
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseres in conventie
verweerster in reconventie
verder te noemen: [eiseres]
gemachtigde: mr. J.P. van der Kooij
tegen
[gedaagde]
wonende te [woonplaats]
gedaagde in conventie
eiseres in reconventie
verder te noemen: [gedaagde]
gemachtigde: mr. D.W. Giltay Veth

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres] heeft bij dagvaarding van 18 december 2018 een vordering tegen [gedaagde] ingesteld. [gedaagde] heeft schriftelijk geantwoord en daarbij een tegenvordering ingediend. [eiseres] heeft hierop schriftelijk gereageerd.
1.2.
Op 17 juli 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. [gedaagde] heeft gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting heeft [gedaagde] bij brief van 5 juli 2019 nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
Op 2 oktober 2016 is [moeder van gedaagde] , de moeder van [gedaagde] , overleden nadat zij bij testament over haar nalatenschap had beschikt. [gedaagde] is aangewezen als enig erfgenaam. [gedaagde] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard en is uit dien hoofde wettelijk vereffenaar van de nalatenschap geworden.
2.2.
[gedaagde] heeft [notaris] , notaris bij [eiseres] , ingeschakeld voor losse opdrachten, zoals het inschrijven van de registergoederen in het kadaster in het kader van de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder.
2.3.
De broers van [gedaagde] hebben op 30 juni 2017 bij de rechtbank Noord-Holland een verzoek ingediend om [gedaagde] te ontslaan als vereffenaar. Aan het verzoek hebben zij in eerste instantie ten grondslag gelegd dat [gedaagde] haar taken als vereffenaar niet naar behoren uitvoerde.
2.4.
Het verzoek is op 8 augustus 2017 ter zitting behandeld. Ter zitting heeft [gedaagde] zich laten bijstaan door [advocaat 1] , advocaat te Amsterdam . De broers van [gedaagde] hebben ter zitting de grondslag van hun verzoek gewijzigd en het verzoek gebaseerd op het bepaalde in artikel 4:203 lid 1 aanhef en sub b BW en daartoe gesteld dat uit de boedelbeschrijving volgt dat er sprake is van een negatieve nalatenschap.
2.5.
Bij beschikking van 17 augustus 2017 heeft de rechtbank [advocaat 2] , advocaat te Hoofddorp en Haarlem tot vereffenaar benoemd.
2.6.
Op 29 augustus 2017 heeft telefonisch overleg plaatsgevonden tussen [gedaagde] ,
[advocaat 1] en [notaris] .
2.7.
Namens [gedaagde] heeft haar echtgenoot, [echtgenoot van gedaagde] , op 30 augustus 2017 aan
mrs. [advocaat 1] en [notaris] gemaild:

[gedaagde] en ik stellen voor, zoals [advocaat 1] vanmorgen al opperde, dat we met zijn vieren bij een van jullie op kantoor in Amsterdam afspreken voordat jullie met [advocaat 2] spreken.(…) [advocaat 2] is ijverig, maar wij hechten er zeer aan dat hij weet dat de boedelbeschrijving al gedeponeerd is en dat de banken op [gedaagde] ’s brieven gereageerd hebben. (…) Verder zullen we het volledige dossier naar [advocaat 2] zenden en een kopie daarvan aan jullie overhandigen. (…) P.S. Wij sturen dan van te voren onze opmerkingen en vragen in agenda vorm naar jullie”.
2.8.
Op 6 september 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen [gedaagde] , [advocaat 1] en [notaris] .
2.9.
Op 20 september 2017 heeft een bespreking plaatsgevonden op het kantoor van de vereffenaar met mrs. [advocaat 1] en [notaris] .
2.10.
[gedaagde] heeft mrs. [advocaat 1] en [notaris] op 25 september 2017 bericht:
“(…) Het was voor mij praktisch gezien niet mogelijk om kennis te maken met [advocaat 2] en ik dank jullie voor de bespreking met [advocaat 2] namens mij.Echter, ik geef er in dit stadium de voorkeur aan om vanaf vandaag rechtstreeks contact te onderhouden met [advocaat 2] en ik zou het op prijs stellen om jullie als adviseurs op de achtergrond te houden (…)
Ik weet precies wat ik wil en [advocaat 2] zal zich ook aan het testament van mijn moeder moeten houden (…)”.
2.11.
[eiseres] heeft op 17 oktober 2017 een factuur ad € 3.846,59 gestuurd aan [gedaagde] voor de verrichte werkzaamheden door [notaris] in de periode van
2 augustus 2017 tot en met 25 september 2017.
2.12.
[gedaagde] heeft [notaris] op 23 maart 2018 geïnformeerd:
“(…) Wij zullen jouw declaratie niet voldoen. Jij en [advocaat 1] hebben ons niet goed begeleid. (…)”.
2.13.
[eiseres] heeft de vordering op 1 november 2018 uit handen gegeven aan Van der Kooij | Besters advocaten en [gedaagde] een ingebrekestelling en aanzegging van de buitengerechtelijke incassokosten gestuurd.
2.14.
Op 4 december 2018 is [gedaagde] (vergeefs) gesommeerd om de factuur vermeerderd met rente en incassokosten te betalen..

3.De vordering

3.1.
[eiseres] vordert dat de kantonrechter [gedaagde] veroordeelt tot betaling van
€ 3.846,59, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 1 november 2017. Ook maakt [eiseres] aanspraak op vergoeding van buitengerechtelijke incassoskosten ad € 509,66 en proceskosten.
3.2.
[eiseres] legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat zij in opdracht van [gedaagde] juridische werkzaamheden heeft verricht voor [gedaagde] en daarvoor op 17 oktober 2017 een factuur aan haar heeft verzonden. Ingevolge de door [eiseres] gehanteerde algemene voorwaarden moeten facturen binnen 14 dagen worden betaald. Ondanks aanmaning heeft [gedaagde] niet binnen die termijn betaald. Verder is [gedaagde] conform het bepaalde in artikel 6:96 lid 2c BW buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd.

4.Het verweer en de tegenvordering

4.1.
[gedaagde] betwist de vordering. Zij voert aan – samengevat – dat de opdracht aan [eiseres] betrof het zorgdragen voor het continueren van het vereffenaarschap van [gedaagde] in de nalatenschap van haar moeder. De gefactureerde kosten voor het gesprek in Hoofddorp vallen buiten die opdracht. Ook de overige posten betreffen kosten in strijd met de opdracht. Verder is [notaris] toerekenbaar tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst van opdracht. [advocaat 1] had ter zitting niet moeten adviseren in te stemmen met de benoeming van een professionele vereffenaar. De verschuldigdheid van buitengerechtelijke incassokosten betwist [gedaagde] omdat [eiseres] enkel standaardbrieven heeft verstuurd en de werkzaamheden niet gericht zijn geweest op een minnelijke regeling.
4.2.
[gedaagde] vordert bij wijze van tegenvordering dat de kantonrechter [eiseres] veroordeelt tot vergoeding van de schade van [gedaagde] als gevolg van toerekenbare tekortkomingen van [eiseres] en op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet.
4.3.
Zij legt aan de tegenvordering ten grondslag – kort weergegeven – dat [advocaat 1] op een cruciaal moment het verweer tegen de benoeming van een professioneel vereffenaar heeft gestaakt. Hiervoor is [eiseres] direct aansprakelijk. [eiseres] is alle kosten van [gedaagde] inzake het hoger beroep en de verzoeken bij de kantonrechter om aanwijzingen voor de vereffenaar en de actuele procedures die daaruit voort vloeien aan [gedaagde] verschuldigd.
4.4.
Ter zitting heeft [gedaagde] met een beroep op het bepaalde in artikel 22 Rv verzocht om overlegging van alle stukken door [eiseres] ter onderbouwing van haar standpunt dat er sprake is van een tekortkoming in de uitvoering van de opdracht.

5.Het verweer tegen de tegenvordering

5.1.
[eiseres] betwist de tegenvordering en stelt dat de kantonrechter onbevoegd is om van de eis in reconventie kennis te nemen. Het betreft een vordering van € 50.000,00 en er is geen sprake van samenhang die zich verzet tegen afzonderlijke behandeling. Ook voert [eiseres] aan dat de rechtsgronden van de tegeneis ontbreken. Het is gissen voor [eiseres] waarop [gedaagde] zich baseert; een en ander lijkt te zijn gebaseerd op wanprestatie.
5.2.
[eiseres] doet een beroep op de vervaltermijn in haar algemene voorwaarden. Verder betwist zij dat de inhoud van de opdracht betrof “continuering van vereffenaarschap door [gedaagde] ”. [gedaagde] heeft [notaris] telkens losse adviesopdrachten met betrekking tot de afwikkeling van de nalatenschap verstrekt. [advocaat 1] was in 2017 werkzaam bij [naam advocatenkantoor] en is ingeschakeld separaat van [notaris] of [eiseres] . Ook voldoet [gedaagde] niet aan stelplicht met betrekking tot de vermeende tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst. [eiseres] betwist en weerlegt de vermeende tekortkomingen en verwijten. Voorts voert [eiseres] aan dat [gedaagde] de toerekenbaarheid, de schade en het causaal verband niet heeft uitgewerkt en onderbouwd. Ook ontbreekt een ingebrekestelling zodat er geen sprake kan zijn van verzuim. Tot slot is het bewijsaanbod van [gedaagde] niet concreet.

6.De beoordeling

de vordering
6.1.
Gedurende de periode dat [gedaagde] de afwikkeling van de nalatenschap van haar moeder verzorgde heeft zij meerdere malen opdrachten verstrekt aan [notaris] . De onderhavige factuur ziet op werkzaamheden in de periode augustus – september 2017. Anders dan [gedaagde] stelt betrof de opdracht aan de notaris in die periode niet “continuering vereffenaarschap [gedaagde] ’’. Immers, het is aan de rechtbank om te beslissen of een vereffenaar al dan niet wordt ontslagen en vervangen en niet aan een notaris. Daarbij komt dat niet [notaris] , maar [advocaat 1] [gedaagde] heeft bijgestaan in de procedure bij de rechtbank. Het standpunt dat [notaris] te kort is geschoten in de uitvoering van de opdracht omdat het vereffenaarschap niet door [gedaagde] is voortgezet kan daarom niet worden gevolgd.
6.2.
De onderhavige factuur ziet voornamelijk op de werkzaamheden van [notaris] die zijn uitgevoerd na de benoeming van [advocaat 2] tot vereffenaar. Gelet op de in het geding gebrachte e-mailcorrespondentie heeft [gedaagde] de hulp van [notaris] ingeschakeld bij de overdracht van de afwikkeling van de nalatenschap aan de opvolgend vereffenaar. Daartoe is de overdrachtsbespreking van 6 september 2017 voorbesproken, gehouden en nabesproken. [notaris] heeft daarbij naar het oordeel van de kantonrechter als goed opdrachtgever gehandeld. Daarbij merkt de kantonrechter op dat, anders dan uit [gedaagde] betoog lijkt te volgen, de vereffenaar een eigen, zelfstandige rol heeft zoals die volgt uit de wet en dat de invulling van die rol niet door [gedaagde] dan wel haar adviseurs wordt bepaald. [notaris] was als partij-notaris niet in de positie om de uitkomst van de verzoekschriftprocedure bij de rechtbank naar zijn hand te zetten; het is immers de rechtbank die een dergelijke beslissing neemt. Verder was [advocaat 1] als advocaat aanwezig bij de behandeling door de rechtbank en niet [notaris] , zodat de kantonrechter niet ziet wat [notaris] in dit verband kan worden verweten.
6.3.
Het verweer van [gedaagde] dat er sprake is van een tekortkoming in de nakoming van de opdracht faalt derhalve. De door [eiseres] gefactureerde werkzaamheden zijn door
[notaris] uitgevoerd en dient [gedaagde] te betalen.
6.4.
Doordat [gedaagde] de factuur niet tijdig heeft betaald maakt [eiseres] terecht aanspraak op de gevorderde rente.
6.5.
Ook de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten zullen worden toegewezen omdat door [eiseres] is voldaan aan de daartoe gestelde wettelijke vereisten. Het verweer van [gedaagde] dat incassowerkzaamheden onvoldoende hebben gezien op het bereiken van een minnelijke regeling faalt.
6.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van [eiseres] zal toewijzen.
6.7.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.
de tegenvordering
6.8.
Gelet op de samenhang tussen de vordering en de tegenvordering is de kantonrechter bevoegd om kennis te nemen van het geschil in de tegenvordering.
6.9.
Uit het oordeel in conventie volgt dat [notaris] niet tekort is geschoten in de uitvoering van de opdracht. De kantonrechter zal daarom de tegenvordering van [gedaagde] afwijzen.
6.10.
De proceskosten komen voor rekening van [gedaagde] , omdat zij ongelijk krijgt.
beroep op artikel 22 Rv
6.11.
[gedaagde] heeft de kantonrechter ter zitting verzocht om [eiseres] te bevelen om alle bescheiden te overleggen. Hiertoe ziet de kantonrechter geen aanleiding.

7.De beslissing

De kantonrechter:
de vordering
7.1.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiseres] van € 4.356,25, te vermeerderen met de wettelijke rente over € 3.846,59 vanaf 1 november 2018 tot aan de dag van de gehele betaling;
7.2.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die de kantonrechter aan de kant van [eiseres] tot en met vandaag vaststelt op:
dagvaarding € 84,21
griffierecht € 486,00
salaris gemachtigde € 480,00;
7.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
7.4.
wijst de vordering voor het overige af;
de tegenvordering
7.5.
wijst de vordering af;
7.6.
veroordeelt [gedaagde] tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor [eiseres] worden vastgesteld op een bedrag van € 721,00 aan salaris van de gemachtigde van [eiseres] .
7.7.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.H.I. Hoogendam.
De griffier De kantonrechter