In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen TUI Airlines Nederland B.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De vlucht in kwestie, van Kittila (Finland) naar Amsterdam-Schiphol, had een geplande vertrektijd van 16:50 uur op 11 februari 2017, maar arriveerde met een vertraging van meer dan drie uur. Airhelp vorderde compensatie van € 800,00 voor de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke incassokosten.
TUI betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden die leidden tot een opgelegde 'Calculated Take Off Time' (CTOT) door Eurocontrol. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de Nederlandse rechter bevoegd is en dat de vlucht inderdaad met een langdurige vertraging is uitgevoerd. De rechter oordeelde dat TUI voldoende had aangetoond dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat zij alle redelijke maatregelen had getroffen om de vertraging te beperken. Daarom werd de vordering van Airhelp afgewezen, en werd Airhelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de Europese regelgeving inzake luchtreizigerscompensatie en de voorwaarden waaronder luchtvaartmaatschappijen zich kunnen beroepen op buitengewone omstandigheden. De kantonrechter concludeerde dat de weersomstandigheden op de dag van de vlucht een geldige reden vormden voor de vertraging, en dat TUI niet aansprakelijk was voor de compensatie.