In deze zaak hebben zes passagiers een verzoek ingediend tegen de luchtvaartmaatschappij Air France, na de annulering van hun vlucht AF 1807 van Amsterdam-Schiphol naar Marseille op 29 april 2018. De passagiers vorderden compensatie van Air France op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij annuleringen. Air France weigerde compensatie en voerde aan dat de annulering het gevolg was van een stroomstoring op Schiphol, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid vormde. De kantonrechter oordeelde echter dat Air France niet voldoende had aangetoond dat de annulering daadwerkelijk door de stroomstoring was veroorzaakt. De rechter stelde vast dat de luchtverkeersleiding geen specifieke restricties had opgelegd voor de vlucht en dat er onvoldoende bewijs was dat de annulering het gevolg was van de stroomstoring. Hierdoor was er geen sprake van buitengewone omstandigheden en werd het verzoek tot compensatie toegewezen. De kantonrechter veroordeelde Air France tot betaling van € 1.962,00 aan de passagiers, vermeerderd met wettelijke rente, en de proceskosten. De beslissing werd op 28 augustus 2019 openbaar uitgesproken.