ECLI:NL:RBNHO:2019:7672

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 september 2019
Publicatiedatum
11 september 2019
Zaaknummer
C/15/273744 / HA ZA 18-316
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid aannemer voor schade door heiwerkzaamheden aan omwonenden

In deze zaak vorderde eiseres, eigenaresse van een woning, schadevergoeding van de aannemer en de opdrachtgever wegens schade aan haar woning door heiwerkzaamheden op een naburig perceel. De rechtbank oordeelde dat de aannemer onrechtmatig had gehandeld door geen onderzoek te doen naar de bouwkundige staat van de omliggende gebouwen voordat de heiwerkzaamheden begonnen. De aannemer had een zorgplicht jegens omwonenden en had moeten anticiperen op mogelijke schade. De opdrachtgever werd niet aansprakelijk gesteld, omdat hij een professionele architect en constructeur had ingeschakeld en niet zelf verantwoordelijk was voor de uitvoering van de heiwerkzaamheden. De rechtbank oordeelde dat de schade aan de woning van eiseres substantieel was en dat de aannemer aansprakelijk was voor de herstelkosten. Eiseres kreeg een voorschot op de schadevergoeding toegewezen, en de zaak werd verwezen naar een schadestaatprocedure voor de definitieve schadevergoeding. De rechtbank wees ook de vorderingen in de vrijwaringszaak af, omdat de constructeur niet verantwoordelijk was voor de schade aan de woning van eiseres.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Meervoudige kamer
Vonnis in hoofdzaak en vrijwaring van 11 september 2019
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/273744 / HA ZA 18-316 van
[eiseres],
wonende te [woonplaats 1] ,
eiseres,
advocaat mr. K. Straathof te Alkmaar,
tegen

1.[gedaagde 1] ,

2.
[gedaagde 2],
beiden wonende te [woonplaats 1] ,
advocaat mr. N. de Vos te Amsterdam,

3.vennootschap onder firma BOUWBEDRIJF KOOMEN HAAKMAN,

gevestigd te Wervershoof,
4.
[gedaagde 3],
5.
[gedaagde 4],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
advocaat mr. T. Smith-Hussein te 's-Gravenhage,
gedaagden,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/278789 / HA ZA 18-606 van

1.de vennootschap onder firma BOUWBEDRIJF KOOMEN HAAKMAN,

gevestigd te Wervershoof,
2.
[gedaagde 3],
3.
[gedaagde 4],
beiden wonende te [woonplaats 2] ,
eisers,
advocaat mr. T. Smith-Hussein te 's-Gravenhage,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
INGENIEURSBUREAU DIJKSTRA B.V.,
gevestigd te Schagen,
gedaagde,
advocaat mr. A.P.E. de Ruiter te Zwolle.
Eiseres in de hoofdzaak zal hierna [eiseres] worden genoemd. Gedaagden in de hoofdzaak sub 1 en 2 zullen hierna in enkelvoud [gedaagde 1] worden genoemd en gedaagden in de hoofdzaak sub 3, 4 en 5 (en eisers in de vrijwaringszaak) zullen hierna gezamenlijk Bouwbedrijf Koomen Haakman worden genoemd. Gedaagde in de vrijwaringszaak zal hierna Dijkstra genoemd worden.

1.De procedure in de hoofdzaak

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord van [gedaagde 1] ;
  • de conclusie van antwoord van Bouwbedrijf Koomen Haakman;
  • het tussenvonnis van 9 januari 2019;
  • de brief van 8 mei 2019 van mr. Straathof (met producties 44 tot en met 54);
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2019 met de daarin genoemde stukken.
1.2.
Na afloop van de comparitie hebben partijen verzocht om de uitspraak van het vonnis aan te houden in verband met onderhandelingen tussen alle betrokken partijen. Uiteindelijk hebben partijen alsnog verzocht vonnis te wijzen.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De procedure in de vrijwaringszaak

2.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding;
  • de conclusie van antwoord;
  • het proces-verbaal van comparitie van 23 mei 2019 met de daarin genoemde stukken.
2.2.
Na afloop van de comparitie hebben partijen verzocht om de uitspraak van het vonnis aan te houden in verband met onderhandelingen tussen alle betrokken partijen. Uiteindelijk hebben partijen alsnog verzocht vonnis te wijzen.
Ten slotte is vonnis bepaald.

3.De feiten

in de hoofdzaak en de vrijwaringszaak

3.1.
[eiseres] is eigenaresse van het perceel [straat nr.] 6 te Twisk. Op dat perceel staat een circa 100 jaar oude stolpboerderij waarin [eiseres] woont. Tevens staat op het erf een later gebouwd gastenverblijf. Naast het perceel [straat nr.] 6 ligt het perceel [straat nr.] 5 met daarop eveneens een woning. Daarnaast ligt perceel [straat nr.] 4. Daarvan is [gedaagde 1] sinds januari 2014 eigenaar.
3.2.
[gedaagde 1] heeft plannen gemaakt om de op perceel [straat nr.] 4 staande woning te slopen en daar een nieuwe woning te bouwen. [gedaagde 1] heeft daarvoor Bouwbureau Sjaak Schouten B.V. als architect ingeschakeld (hierna: de architect). Nadat [gedaagde 1] fundatieonderzoek had laten doen door Beemsterboer B.V. en door Klijn Bodemonderzoek, heeft de architect het bestek voor de nieuwe woning gemaakt, net als alle ontwerp- en bestektekeningen voor de nieuw te bouwen woning van [gedaagde 1] . In opdracht van de architect heeft Dijkstra constructieve berekeningen gemaakt, constructieve tekeningen gemaakt, een sonderingsadvies opgesteld en een palenplan opgesteld.
3.3.
Nadat de architect zijn werk had afgerond, heeft [gedaagde 1] aannemers benaderd voor het uitvoeren van de bouw. Uiteindelijk heeft [gedaagde 1] aan Bouwbedrijf Koomen Haakman opdracht gegeven voor de bouw van de nieuwe woning. Gedaagden in de hoofdzaak sub 4 en 5 zijn de vennoten van Bouwbedrijf Koomen Haakman.
3.4.
In januari 2015 heeft de gemeente Medemblik een omgevingsvergunning verleend voor de bouw van de nieuwe woning conform het door de architect vervaardigde bestek, de bouwtekeningen en de door Dijkstra vervaardigde constructietekeningen en –berekeningen en palenplan. Voor de te verrichten heiwerkzaamheden heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman Heicombinatie SPS B.V. (hierna: SPS) ingeschakeld.
3.5.
In aanloop naar de start van de heiwerkzaamheden heeft [eiseres] op 10 maart 2015 een mailbericht aan Bouwbedrijf Koomen Haakman gestuurd waarin zij vraagt, voordat wordt gestart met heien, een onafhankelijk onderzoek te laten doen aan de huizen in de nabije omgeving.
3.6.
Op 26 maart 2015 is SPS begonnen met de heiwerkzaamheden op perceel [straat nr.] 6. Dit op basis van een door Dijkstra opgesteld palenplan waarbij 31 palen van 14 meter geheid zouden moeten worden. Bij het heien van de eerste palen was een opzichter van de gemeente aanwezig. Nadat die was weggegaan, heeft de bewoonster van [straat nr.] 5 bij Bouwbedrijf Koomen Haakman, althans bij SPS, gemeld dat er schade in haar woning was ontstaan. De heiwerkzaamheden zijn daarop gestaakt. Na overleg met Dijkstra is het werk hervat. Dat is echter weer gestaakt nadat de bewoonster van [straat nr.] 5 meldde dat er opnieuw een scheur was ontstaan in haar woning.
3.7.
Vervolgens heeft Dijkstra een nieuw palenplan opgesteld. Volgens dit nieuwe palenplan moesten, in plaats van 31 palen op 14 meter, nu 42 palen tot 11 meter diepte geslagen worden. SPS heeft haar werkzaamheden op 9 april 2015 hervat. Tijdens het heien op die dag heeft [eiseres] bij Bouwbedrijf Koomen Haakman dan wel bij SPS geklaagd dat haar woning tijdens het heien aan het trillen was dan wel dat er scheurvorming in haar woning was ontstaan ( [eiseres] en Bouwbedrijf Koomen Haakman verschillen daarover van standpunt). De heiwerkzaamheden zijn daarop opnieuw gestaakt. De heiwerkzaamheden zijn uiteindelijk hervat in augustus 2015. Daarbij is gebruik gemaakt van mortelschroefpalen. Die heiwerkzaamheden zijn verder zonder problemen verlopen.
3.8.
Bij mail van 12 april 2015 heeft [eiseres] aan Bouwbedrijf Koomen Haakman geschreven, voor zover hier van belang:
“Bij deze wil ik laten weten dat er door mijn hele huis ( [straat nr.] 6) heen schade is ontstaan door de heiwerkzaamheden op nr 4.
Mijn huis heeft een klap gehad waardoor het huis is gaan werken en er daardoor allerlei scheurtjes te zien zijn die er niet waren.
Mijn grootste zorg is momenteel in mijn toilet beneden, sinds zaterdag ruik ik hier een rioolgeur dus ik weet niet wat er daar kan zijn aangezien ik daar geen zicht op heb.
Ook de trap kraakt als nooit tevoren en ik hoop maar dat deze op een gegeven manier zijn ‘vorm’ weer gevonden heeft.
Meerdere malen heb ik de gemeente gewaarschuwd, ook heb ik bij jullie aangeklopt.
De eerste keer hing het al fout en kwam er een andere oplossing. Ook hierbij heb ik mijn verontrusting laten blijken door je ook tijdens de werkzaamheden in mijn huis te laten komen.
(...)
Ik neem aan dat jullie voor de schade de verantwoordelijkheid op jullie nemen. Graag hierover even een bevestiging.”
3.9.
Op 14 april 2015 heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman daarop gereageerd met de mededeling dat zij bezig was met een rapport voor de verzekering.
3.10.
Op 28 april 2015 heeft [eiseres] daarop aan Bouwbedrijf Koomen Haakman geschreven dat er een expert van haar verzekeraar zou langskomen.
3.11.
Op 4 mei 2015 heeft de expert van opstalverzekeraar ASR van [eiseres] , de heer Van der Lugt, de woning van [eiseres] geïnspecteerd.
3.12.
Aannemer Dekker heeft vervolgens op 5 mei 2015 de woning van [eiseres] bekeken en geadviseerd de schoorsteen in verband met de veiligheid meteen van het dak te halen. Nadat [eiseres] Van der Lugt van dit voornemen op de hoogte had gebracht, heeft Dekker de schoorsteen op 6 mei 2015 van de woning van [eiseres] verwijderd. Op 12 mei 2015 is de heer Calten, expert van de verzekeraar van Bouwbedrijf Koomen Haakman, bij [eiseres] langs geweest om de woning te inspecteren.
3.13.
Op 13 mei 2015 heeft Van der Lugt (namens de opstalverzekeraar van [eiseres] ) aan [eiseres] meegedeeld, kort gezegd, dat er niets met de woning van [eiseres] aan de hand was. De scheurvorming in de woning was inherent aan de ouderdom van de woning en uit opgevraagde cyclomedia foto’s was hem gebleken dat de woning al scheef stond.
3.14.
Dezelfde dag heeft Calten (namens de verzekeraar van Bouwbedrijf Koomen Haakman) aan [eiseres] meegedeeld:
“(…) Na mijn bezoek heb ik de situatie uitvoerig besproken met de heer F. van der Lugt (...). Wij hebben algemene gegevens uitgewisseld en elkaar op de hoogte gesteld van onze bevindingen.
U heeft op 13 mei jl. een mail van de heer Van der Lugt ontvangen naar aanleiding van zijn bezoek op 4 mei jl. De inhoud van die mail is bij mij bekend en ik deel u mede dat ik daarop
geen andere zienswijze heb. (…)”
3.15.
Vervolgens heeft [eiseres] de heer De Reus van RR Bouwadvies ingeschakeld voor een keuring van de woning. De Reus heeft de woning van [eiseres] op 17 augustus 2015 gekeurd. In oktober 2015 heeft De Reus een conceptrapport aangeleverd. Zijn definitieve rapport was gereed in december 2015. Onder verwijzing naar diverse foto’s heeft De Reus bij het - zeven jaar oude - bijgebouw tal van scheuren en zettingen waargenomen. Daarnaast omschrijft De Reus onder verwijzing naar diverse foto’s de staat van het woonhuis en de door hem waargenomen zetting en scheuren. De eindconclusie van zijn rapport is:
“De schade aan het woonhuis en bijgebouw zijn ontstaan door onzorgvuldig heien op een naastgelegen perceel. Hieruit is gevolgschade ontstaan. Uit deze samenvatting blijkt dat op zeer veel punten de constructies en aansluitende onderdelen van de woning door de torsie van het constructieve vierkant belast zijn en hierdoor vervormd zijn met schade tot gevolg. Deze schade is terug te vinden in dak, fundering, muren etc.”
3.16.
Naar aanleiding van het rapport van De Reus heeft verzekeringsdeskundige Schipper van ASR een opname van de woning gemaakt. Daarbij was tevens De Reus aanwezig. ASR heeft vervolgens One Expertise (de heer Van den Elshout) als deskundige ingeschakeld. [eiseres] heeft op kosten van ASR Joseph Dinant B.V. (de heer Perotti) als deskundige ingeschakeld.
3.17.
Perotti heeft op 12 september 2016 de woning van [eiseres] geïnspecteerd en van zijn bevindingen rapport (gedateerd 12 september 2016) uitgebracht. Kort gezegd constateert Perotti dat aan de woning van [eiseres] schade is ontstaan door de heiwerkzaamheden en dat de daar ontstane schade aan de aannemer is toe te rekenen doordat die onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de omstandigheden waaronder en de omgeving waarin geheid moest worden en daarbij onjuiste keuzes heeft gemaakt. Perotti begroot de herstelkosten op minimaal € 200.000,- exclusief btw (Bijlage 3 bij zijn rapport).
3.18.
Van den Elshout heeft de woning van [eiseres] op 22 april 2016 geïnspecteerd. Hij heeft op 30 december 2016 een definitief rapport uitgebracht. Van den Elshout concludeert, kort gezegd, dat ten gevolge van het heiwerk scheurvorming is opgetreden in de rechtergevel van de woning van [eiseres] , een deel van de dakpannen op het rechter dakvlak is verzakt, scheurvorming is ontstaan in het keukenplafond en een beperkt deel van de aanwezige scheuren in het interieur door de heiwerkzaamheden is ontstaan. Van den Elshout begroot de schade op in totaal € 5.739,50 inclusief BTW.
3.19.
Vervolgens is tussen [eiseres] en ASR een bouwarbitrage gevoerd. De arbiter, E.W. Lopes Cardozo, heeft de gebouwen op het perceel van [eiseres] bezichtigd en hij heeft in zijn arbitraal vonnis van 16 juni 2017 onder meer geoordeeld dat het aannemelijk is dat ten gevolge van de nieuwbouw (bij [gedaagde 1] ) schade is ontstaan. De arbiter heeft overwogen dat de woonboerderij van [eiseres] door de wijze van funderen en bouw kwetsbaar is voor trillingen ten gevolge van zwaar vrachtverkeer over de weg voor de boerderij, alsmede voor heiwerk in de nabijgelegen omgeving. Ten aanzien van het dak heeft de arbiter geoordeeld dat niet gebleken is dat de woonboerderij is verzakt en de binnenconstructie en de daaraan verbonden dakconstructie is getordeerd. Wel oordeelt de arbiter dat twee dakvlakken anderszins zijn vervormd en dat dit is veroorzaakt door de heiwerkzaamheden. De arbiter begroot de schade in verband met het dak in totaal op een bedrag van € 25.279,50 inclusief btw. De schade aan de gevels en de darsdeuren begroot hij op € 5.000,- inclusief btw. Over het binnenwerk in de woonboerderij overweegt de arbiter dat enige lichte scheurvorming en een paar overige kleine gebreken (deuren die niet goed sluiten) mogelijkerwijs door trillingen ten gevolge van heiwerkzaamheden zijn ontstaan dan wel in lichte mate zijn vergroot. De arbiter begroot de herstelkosten hiervoor op € 2.798,- inclusief btw.
Over het bijgebouw oordeelt de arbiter dat dat niet in dezelfde mate kwetsbaar is voor trillingen als de woonboerderij. Slechts de schade aan de oostgevel van het bijgebouw ziet de arbiter als schade ten gevolge van de nieuwbouw. De arbiter begroot de herstelkosten op € 1.000,- inclusief btw. De overige schade aan het bijgebouw is ofwel geen gebrek, ofwel niet te wijten aan de heiwerkzaamheden, aldus de arbiter.
3.20.
ASR heeft het door de arbiter vastgestelde schadebedrag van € 34.077,50 aan [eiseres] voldaan.
3.21.
Vervolgens heeft [eiseres] de heer Jol van EBMC Nederland B.V. als deskundige ingeschakeld. Jol heeft op 19 juli 2017 gerapporteerd. Jol schrijft in zijn rapport, voor zover hier van belang:
“(…)
Causaal verband
Het heiproces van de nieuwe funderingspalen van de woning op nummer 4 heeft schade veroorzaakt aan de boerderij op nummer 6.
(…)
Er is causaal verband vanuit meerdere invalshoeken:
A1. zettingen.
De gemetselde gevels aan linkerzijde en voorzijde zijn geleidelijk en ongelijk gezet. Dit blijkt uit de laserwaterpassing, waarbij met name de linkerachterhoek, en de rechtervoorhoek, aanzienlijk gezet zijn ten opzichte van de linkervoorhoek. De zettingsverschillen van deze hoeken is meer dan 1 decimeter. Aanname is hierbij, dat de gemetselde witte sierband op ongeveer 2 meter hoogte, ooit horizontaal was ten tijde van de bouw van de boerderij omstreeks 1920. De zetting is relatief gelijkmatig gegaan waarbij kennelijk gevels als één geheel gezakt en geroteerd zijn, en het metselwerk de vervormingen heeft kunnen volgen zonder essentiele en opvallende scheurvorming. De grondslag is kennelijk kwetsbaar zonder al te veel draagkrachtreserve. Er zijn enkele lokaties gevonden waar lichte scheurvorming aanwezig is, welke de lintvoegen en stootvoegen volgt. Dergelijke scheurvorming is kenmerkend voor een trage vervorming, waarbij het metselwerk de kans heeft de vervorming te volgen. Deze gevels zijn inmiddels meer dan 100 jaar oud en is het redelijk te veronderstellen, volgens geomechanica, dat alle zettingen inmiddels achter de rug zijn. Dit sluit aan bij de waterpassing van de rechtergevel, welke kennelijk in de jaren 1970 opnieuw is opgemetseld, welke vrijwel waterpas staat: de ondergrond droeg oorspronkelijk al een gemetselde gevel, zodat na hermetseling kennelijk de ondergrond niet meer werd onderworpen aan nieuwe consolidatie en grondvervorming. Consolidatie is, kort gezegd, het langetermijn effect van de grond welke evenwicht zoekt en vindt op gebied van draagkracht, belasting, vervorming, en waterhuishouding.
a2. nieuwe scheurvormingen
Uitgangspunt is, dat alleen het heiproces van nr. 4 in 2015 kan worden aangewezen als een situatie, die kennelijk oorzaak kan zijn voor bijzonder sterkte trillingen.
De gemetselde gevels zowel de oude gevels aan linkerzijde en voorzijde, alsmede de recentere gevel aan rechterzijde, vertonen schade door scheurvorming. Deze scheurvorming is scherpgerand gaat dwars door gevelstenen heen, en wijst op een snelle scheurvorming als gevolg van trilling. Ze is vergelijkbaar met typerende scheurvorming in Groningen, waarbij erkend is dat dergelijke scheurvorming is ontstaan door beving als gevolg van gaswinning. Ons bureau heeft meer dan 250 projecten in dat gebied geanalyseerd, waarbij ook is overlegd met diverse adviesbureaus en overkoepelend, het CVW. Bij dergelijke scheurvorming heeft een opgelegde vervorming als gevolg van trilling, niet de tijd om zijn weg te vinden via de voegen, maar schiet snel door de stenen heen.
Daarnaast is er een patroon in de scheurvorming te zien als het gevelbeeld wordt beschouwd: ook hierbij is te zien dat de grondslag verandert. We komen hiermee op het onderwerp grondmechanica. Met verwijzing naar eerdere uitleg over het grondsoort en het gedrag van grond op trillingen, is uitgelegd dat de grond zal reageren, zowel verticaal als horizontaal, en bovendien heftiger kan reageren als trillingen langdurig doorgaan, als gevolg van trillen van gronddeeltjes terwijl het grondwater ingesloten is en lokaal extra inklinking plaats vindt, of zelfs lokale fluïdatie van grond, wat het gedrag van de grond vrijwel onvoorspelbaar maakt.
b. dynamisch gedrag
Het heien van heipalen geeft trillingshinder. Dit wordt onder meer beschreven in eerder genoemde SBR-richtlijn, waarbij onder meer onderscheid wordt gemaakt tussen gebouwen. Dit gebouw, de boerderij, is weliswaar niet een officieel monument, maar zou door het karakter, de leeftijd, en de goede staat, kunnen worden beoordeeld als dusdanig. Ook in het geval, dat dit buiten beschouwing blijft, is de boerderij kwetsbaar, zodat daar rekening mee moet worden gehouden bij de keuze van funderingspalen. In de genoemde tabel van SBR wordt aangegeven dat trillingen beperkt moeten blijven, en met name bij lagere frequenties. Onze analyse en berekening van het trillingsgedrag van de boerderij geeft aan dat de eigenschappen van de boerderij op gebied van trillingen, passen bij een gebouw met lage frequenties. Dit betekent dat heitrillingen in verband worden gebracht met de schade aan nr. 6. Praktisch gezien klopt dit ook: de bouwwijze van de boerderij is typisch, met een houten vierkant, houten sparren in het dakvlak (sporen genoemd), en beperkte stabiliteit via de gemetselde gevels, allemaal gebruikelijk volgens de bouw destijds en lange tijd nadien. De massa van het dak door de dakpannen en vooral ook de gemetselde schoorsteen, spelen een grote rol van betekenis bij trilling: de massa hiervan is fors, vergeleken met de stijfheid van de gebouwconstructie, en bovendien op behoorlijke hoogte boven het maaiveld, zodat de kapconstructie vrijwel als enig onderdeel aanwezig is om de slingerkrachten trachten te weerstaan. Dit is onvoldoende mogelijk.
Als gevolg van deze analyse is het juist, te concluderen dat het heiproces van nr. 4 van invloed geweest is op de schade van nr. 6.
Bouwkundige schade
In eerste instantie hebben diverse personen, zoals eigenaar, maar ook o.a. bouwkundig experts vermoedelijk alleen gekeken naar bouwkundige kwesties. Hoewel dit begrijpelijk is, maakt dit beoordeling van de schade als gevolg van het heien bij nummer 4 niet eenvoudig.
Voorbeelden hiervan zijn:
- scheurtjes in de langsnaden van het plafond boven de keukentafel
- klemmende binnendeuren die eerst niet klemden
- klemmende buitendeuren (staldeuren) die eerst niet klemden
- klemmende schuifpui in de achtergevel
- klemmende velux dakramen of bijna-klemmende ramen waarbij dit niet zo was
- dakpannen die scheef liggen, en dakpannen her en der met schade bij aansluitingen
- afwerkplanken aan de buitengevel bij de aansluiting met het dak zijn losgedrukt en geweken
- rollaagmetselingen boven gevelopeningen zijn gescheurd, waardoor zowel bouwkundige schade
als lokale constructieve schade aan de oplegging van de verdiepingsbalkjes
- etc.
De eigenaar van nr. 6 stelt onder meer het volgende:
- een timmerman heeft kort voor de heiwerkzaamheden alles nagezien en waren er geen klem-lopende deuren (bewijs, factuur?)
- de dakramen klemden niet en dit is veranderd tijdens het heiwerk van nr. 4
- het dak met dakpannen heeft meerdere keren ‘geschud’ tijdens het heiwerk van nr. 4
Deze argumenten kunnen worden betwist. De oude boerderij was weliswaar ogenschijnlijk in goede staat, maar kleine bouwkundige euvels zijn vaak inherent aan de leeftijd, aan behoefte aan onderhoud, aan normale krimpwerking, enzovoorts. Daarom zijn de bouwkundige schades niet de basis voor het aantonen van causaal verband met het heiproces.
De ons inziens juiste basis om de schade te beoordelen is de analyse met betrekking tot de constructie, de grondslag, het gedrag van de constructie na verloop van tijd, en het gedrag van de constructie bij trillingen.
Deze analyse is uitvoerig gedaan. Hieruit volgt dat de constructie van de woning van nr. 6 onmiskenbaar schade heeft ondervonden als gevolg van het heiproces van nr. 4, ervan uitgaande dat dit ook de enige dergelijke gebeurtenis is in die periode (er is geen andere woning in de omgeving gebouwd met geslagen heipalen). Het trillingsgedrag van de constructie is daarbij zodanig, dat zij onvermijdelijk ook schade geeft aan bouwkundige onderdelen, als gevolg van traagheidskrachten bij het schudden, het gebrek aan stijfheid van de houtconstructie van het oude vierkant en het oude dak van de boerderij, en opgelegde vervormingen zoals bij de aansluiting dak/gevel. Het gebrek aan stijfheid zoals in het dakvlak, gemaakt van houten sporen met riet, is niet verwijtbaar omdat de bouwwijze destijds gebruikelijk was.
Daarom zijn de bouwkundige schades nu wel te relateren aan het heien van de palen op nummer 4. Dit geldt voorallevoorbeelden zoals hierboven genoemd.
Indicatie van herstelkosten
De schade is omvangrijk en omvat zowel constructieve schade als bouwkundige schade, waaronder:
- herstel metselen of vernieuwen van de gevels
- constructiekoppeling van de sporen (sparren) in de kap, met de gevels en het vierkant (daarvoor moeten een groot deel van de pannen tijdelijk verwijderd worden!)
- bouwkundige schades, klemlopende deuren, ramen, dakramen
De omvang van deze schades zou moeten worden begroot, in samenhang met een voldoende uitvoerige omschrijving wat waar moet gebeuren en op welke wijze. Dit is een oefening apart. In dit rapport volstaan we met een kostenraming
Daarnaast is het waarschijnlijk dat de grond verder consolideert. Dit betekent dat nog latere zetting kan plaatsvinden. Dit gaat niet meer samen met trilling. Het is verstandig wellicht een bepaalde periode te wachten met herstel en bovendien een extra budget te vormen voor toekomstig herstelwerk.
Noot: het gevelmetselwerk is dragend. Bij herstelwerk is onderstempeling noodzakelijk. Daarnaast is er een isolerende binnenwand gemaakt langs de hele buitengevel aan binnenzijde, v.v. electra. Dit maakt herstel en vervanging van het metselwerk kostbaarder.
inschatting, ex BTW 21%
- kostenraming herstelwerk volgens begroting (zie volgende pagina) € 227.480,- incl. BTW
- schoonmaakkosten en compensatie woongenot/aanwezigheid € 15.000,-
- onvoorzien€ 15.000,-
€ 257.480,-
(…)”
3.22.
Bouwbedrijf Koomen Haakman, althans haar verzekeraar Nationale Nederlanden (hierna: NN), heeft daarop EMN als deskundige ingeschakeld. EMN heeft bij brief van 19 januari 2018 aan de verzekeraar van Bouwbedrijf Koomen Haakman gereageerd op de diverse bevindingen van Jol. EMN concludeert dat er in het rapport van Jol volstrekt onjuiste conclusies worden getrokken. Volgens EMN is er geen sprake van causaal verband tussen de claim van [eiseres] en de werkzaamheden van Bouwbedrijf Koomen Haakman.
3.23.
Bij brief van 28 augustus 2018 heeft EMN naar NN gereageerd op de kostenopstellingen van Perotti en Jol in het kader van te verrichten herstelwerkzaamheden. EMN begroot de herstelkosten op € 37.639,08 inclusief BTW.

4.Het geschil

in de hoofdzaak

4.1.
[eiseres] vordert samengevat bij vonnis voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
1. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en daarmee hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij daardoor reeds heeft geleden en nog lijdt;
2. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot het binnen veertien dagen na dit vonnis betalen aan haar van € 200.000,- bij wijze van voorschot, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2015;
3. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
subsidiair:
4. te verklaren voor recht dat [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld en daarmee hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die zij daardoor reeds heeft geleden en nog lijdt;
5. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar van € 126.000,- bij wijze van voorschot, binnen veertien dagen na dit vonnis, te vermeerderen met wettelijke rente daarover vanaf 10 april 2015;
6. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de door haar geleden schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
primair en subsidiair:
7. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar binnen veertien dagen na dit vonnis van € 3.783,15 ter zake buitengerechtelijke kosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van dagvaarden;
8. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan haar binnen veertien dagen na dit vonnis van € 8.227,97 te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de respectievelijke vervaldata van de facturen;
9. [gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk te veroordelen in de proceskosten, alsmede tot betaling van nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf veertien dagen na dit vonnis.
4.2.
[eiseres] legt aan haar vorderingen ten grondslag dat zowel [gedaagde 1] als Bouwbedrijf Koomen Haakman onrechtmatig jegens haar hebben gehandeld.
4.3.
Kort gezegd, verwijt [eiseres] [gedaagde 1] :
- nagelaten te hebben een deugdelijk onderzoek te verrichten voorafgaand aan de heiwerkzaamheden;
- waarschuwingen van vóór het slaan van de eerste paal in de wind te hebben geslagen;
- na het ontstaan van de eerste schade bij [straat nr.] 5 niet gekozen te hebben voor een andere heimethode, ondanks dat:
  • de gemeente waarschuwde en adviseerde een andere heimethode te hanteren, en
  • ook de aannemer aandrong op het hanteren van een andere heimethode.
[gedaagde 1] heeft willens en wetens gekozen voor een schadeveroorzakende heimethode, althans hij heeft op geen enkele manier oog gehad voor belangen van derden en de (mogelijke) manieren om schade te voorkomen. Daarmee heeft [gedaagde 1] gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt.
4.4.
Het verwijt dat [eiseres] aan Bouwbedrijf Koomen Haakman maakt is dat zij als aannemer voorafgaand aan het heiwerk geen onderzoek heeft verricht naar de fundering van de opstallen in de omgeving. Had Bouwbedrijf Koomen Haakman dat wel gedaan, dan had zij geweten hoe kwetsbaar de (fundering van de) opstallen in de omgeving waren. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft geen voorzieningen getroffen om trillingen op het terrein en schade aan belendende opstallen te voorkomen. Dit had wel voor de hand gelegen, aangezien de afstand tussen de bouwlocatie en de belendende opstallen zeer klein was. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft volstaan met het laten uitvoeren van slechts één sondering voor het huis en één sondering voor de schuur, terwijl het laten uitvoeren van vier sonderingen veel voor de hand liggender zou zijn geweest. Bouwbedrijf Koomen Haakman had al bij het slaan van de eerste paal nattigheid moeten voelen. Bouwbedrijf Koomen Haakman had derhalve kunnen en moeten begrijpen dat er iets veranderd moest worden. Er was heel veel moeite om de eerste zandlaag te bereiken, terwijl bedoeld was de tweede zandlaag te bereiken.
Bouwbedrijf Koomen Haakman is meteen bij het ontstaan van de eerste schade aan de woning van [straat nr.] 5 gewaarschuwd; zij heeft de schade geconstateerd en heeft het werk stil laten leggen. Kennelijk begreep Bouwbedrijf Koomen Haakman dat traditioneel heien schade veroorzaakte. Vervolgens kreeg Bouwbedrijf Koomen Haakman een waarschuwing van de gemeente en het advies een andere heimethode te bepalen. Ondanks dit alles heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman twee weken later onveranderd gekozen voor traditioneel heien en heeft daarbij op de koop toe genomen dat schade zou worden veroorzaakt. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft nagelaten op voorhand een nulmeting te verrichten. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft jegens [eiseres] gehandeld in strijd met hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt en heeft daarmee onrechtmatig jegens [eiseres] gehandeld.
4.5.
Over de hoogte van de schade heeft [eiseres] gesteld dat die op dit moment nog niet definitief vast te stellen is. De boerderij (de woning van [eiseres] ) verkeerde voor het begin van de heiwerkzaamheden in zeer goede staat. Zij had de woning in de verkoop gezet en had de woning daarvoor verkoopklaar laten maken. Jol begroot de schade op
€ 227.480,- inclusief btw. [eiseres] heeft daarnaast kosten gemaakt om haar schade te beperken, om schade en aansprakelijkheid vast te stellen en ook om voldoening buiten rechte te verkrijgen. Het gaat daarbij om een bedrag van € 8.227,97, bestaande uit de volgende posten: € 100,- voor de Boerderijenstichting, € 1.001,99 voor Bouwbedrijf Frans Dekker, € 814,14 voor Goedkoopstekachelpijpen.nl en € 6.311,84 voor EBMC (deskundige Jol). [eiseres] heeft van haar verzekeraar € 34.077,50 uitgekeerd gekregen. Dat brengt de totale voorlopig geleden schade van [eiseres] op een bedrag van € 201.630,47. Daarbij moet echter rekening gehouden worden met het feit dat geen eindtoestand is ingetreden en zowel Perotti als Jol menen dat er nog substantiële extra schade zal worden geleden. Daarom vordert [eiseres] vergoeding van schade nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, in combinatie met toewijzing van een alvast toe te wijzen voorschot. Dat stelt [eiseres] in de gelegenheid de woning (en het bijgebouw) deels te laten herstellen. Eventuele tegenvallers kunnen dan in een schadestaatprocedure aan de orde komen.
Subsidiair baseert [eiseres] haar schade op grond van een verlaagde verkoopopbrengst voor de woning. [eiseres] had haar woning te koop gezet met een vraagprijs van € 487.000,00. Recent heeft [eiseres] een makelaar benaderd om de huidige verkoopprijs te bepalen, rekening houdend met de huidige bouwkundige staat. Makelaar Hoekstra & Van Eck heeft de verwachting uitgesproken dat de woning € 425.000,- kan opbrengen. [eiseres] heeft, met het oog op de prijsontwikkeling van woningen, laten berekenen dat - de schade weggedacht - haar woning nu een vraagprijs zou kennen van € 551.000,-. Dat betekent dat de schade van [eiseres] € 126.000,- bedraagt (€ 551.000 - € 425.000). Ook in dat geval wil [eiseres] die uitkering bij wijze van voorschot op de uiteindelijke schade. In de uiteindelijke schadestaatprocedure wenst [eiseres] , als duidelijk is hoeveel (minder) de woning daadwerkelijk heeft opgeleverd, de werkelijke schade te vorderen waarbij dan ook rekening gehouden kan worden met aanvullende posten, zoals de kosten voor het (andermaal) verkoopklaar maken van de woning.
Aanvullend vordert [eiseres] voldoening van buitengerechtelijke incassokosten. De buitengerechteljke incassokosten bedragen op grond van de Wet normering buitengerechtelijke incassokosten en het bijbehorende Besluit € 3.783,15.
4.6.
[gedaagde 1] en Bouwbedrijf Koomen Haakman voeren verweer.
4.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in de vrijwaringszaak
4.8.
Bouwbedrijf Koomen Haakman vordert – samengevat – primair voor recht te verklaren dat Dijkstra alle gevolgen van een eventueel in de hoofdzaak aangenomen aansprakelijkheid van Bouwbedrijf Koomen Haakman jegens [eiseres] dient te dragen en subsidiair dat Dijkstra wordt veroordeeld om aan Bouwbedrijf Koomen Haakman te betalen al hetgeen waartoe Bouwbedrijf Koomen Haakman in de hoofdzaak mocht worden veroordeeld, met veroordeling van Dijkstra in de kosten van de vrijwaring.
4.9.
Dijkstra voert verweer.
4.10.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

5.De beoordeling

in de hoofdzaak

5.1.
Vast staat dat de heiwerkzaamheden op het perceel van [gedaagde 1] , [straat nr.] 4, schade hebben veroorzaakt aan, in ieder geval, de woonboerderij op het perceel [straat nr.] 6, eigendom van [eiseres] . Het gaat in deze zaak om de vraag wie voor die schade aansprakelijk is en hoe groot de schade is. De rechtbank zal eerst ingaan op de aansprakelijkheid van Bouwbedrijf Koomen Haakman en de aansprakelijkheid van [gedaagde 1] .
Aansprakelijkheid Bouwbedrijf Koomen Haakman
5.2.
De heiwerkzaamheden hebben plaatsgevonden onder de verantwoordelijkheid van Bouwbedrijf Koomen Haakman als aannemer. Naar het oordeel van de rechtbank bracht de door Bouwbedrijf Koomen Haakman jegens omwonenden in acht te nemen zorgplicht mee dat zij – naar aanleiding van het door [gedaagde 1] aangeleverde palenplan – niet alleen een zogenaamde nulmeting zou doen naar de staat van de gebouwen voor aanvang van de heiwerkzaamheden, maar ook onderzoek zou (laten) doen naar de bouwkundige staat van de gebouwen in de directe omgeving van de plaats waar geheid zou gaan worden.
Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft ter comparitie erkend dat zij in verband met de aansprakelijkheidsverzekering van haar verzekeraar NN een onderzoeksplicht had gekregen. Zij heeft daarom voorafgaand aan de heiwerkzaamheden tot (circa) halverwege de boerderij van [eiseres] de buitengevel van de boerderij bekeken en daarvan enkele foto’s gemaakt.
Voor zover Bouwbedrijf Koomen Haakman daarmee wil betogen dat haar onderzoekplicht beperkt was tot een “nulmeting” betreffende de staat van de gebouwen op het naastgelegen perceel, is dat onjuist. Naar het oordeel van de rechtbank bracht de onderzoekplicht van Bouwbedrijf Koomen Haakman mee dat ook onderzoek zou plaatsvinden naar de bouwkundige staat van de gebouwen op perceel [straat nr.] 6, dat betrekkelijk dichtgelegen is bij de plek waar zou worden geheid. De onderzoekplicht bracht ook mee dat onderzoek werd gedaan naar de wijze van fundering. De onderzoekplicht weegt des te zwaarder doordat één van de gebouwen de ruim honderd jaar oude stolpboerderij van [eiseres] is. Die boerderij bevindt zich – in ieder geval gedeeltelijk – binnen 15 meter van de plaats waar geheid zou worden, de afstand die de verzekeraar van Bouwbedrijf Koomen Haakman kennelijk voorschrijft waarbinnen zij onderzoek zou moeten doen. Bouwbedrijf Koomen Haakman wist of moest redelijkerwijs begrijpen dat een dergelijk gebouw een kwetsbare fundering heeft of kan hebben. Onderzoek naar de bouwkundige staat van de gebouwen lag des te meer voor de hand nadat de eerste problemen waren ontstaan bij het heien, de klachten van de eigenaar [straat nr.] 5 over trillingsschade. Bedoelde onderzoeken naar de bouwkundige staat van de gebouwen en naar de fundering daarvan hebben nimmer plaatsgevonden. Ook heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman in het kader van de “nulmeting” nagelaten de binnenzijde van de gebouwen op [straat nr.] 6 op te nemen voordat er met heien werd begonnen.
5.3.
Door voorafgaand aan en tijdens het heien na te laten deze onderzoeken te verrichten heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman haar zorgplicht jegens [eiseres] geschonden en is zij aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade. Dat Bouwbedrijf Koomen Haakman mocht uitgaan van de juistheid van het palenplan van Dijkstra, zoals zij stelt, is onjuist. Op Bouwbedrijf Koomen Haakman rustte als aannemer een zelfstandige plicht om onderzoek te doen naar de mogelijke gevolgen van het heiwerk voor de omgeving.
Aansprakelijkheid [gedaagde 1]
5.4.
Voor [gedaagde 1] als eigenaar van [straat nr.] 4 geldt dat het veroorzaken van trillingen op zijn erf op zich niet onrechtmatig jegens [eiseres] is. Van schadevergoedingsplichtig handelen is pas sprake indien het handelen of nalaten van [gedaagde 1] als onrechtmatig kan worden gekwalificeerd. Beide partijen voeren aan dat de drempel hoog is voordat een particuliere opdrachtgever aansprakelijk kan worden gehouden. Daarvan zou, bijvoorbeeld, sprake kunnen zijn indien [gedaagde 1] zorgvuldigheidsplichten jegens [eiseres] heeft geschonden. Dat dit het geval is, blijkt echter niet uit hetgeen [eiseres] heeft aangevoerd. Zo staat vast dat [gedaagde 1] voor het ontwerp van de nieuw te bouwen woning een professioneel architect heeft ingeschakeld die op zijn beurt een professioneel constructeur, Dijkstra, heeft ingeschakeld voor het maken van de benodigde berekeningen e.d. Op basis van de plannen en het bestek van de architect heeft [gedaagde 1] vervolgens een professionele aannemer ingeschakeld voor het uitvoeren van het plan. Niet valt in te zien in welk opzicht [gedaagde 1] daarin enige (zorgvuldigheids)plicht jegens [eiseres] heeft geschonden.
Tijdens de comparitie is door Bouwbedrijf Koomen Haakman gesuggereerd (maar door [gedaagde 1] betwist), dat met [gedaagde 1] is besproken dat boren veiliger maar duurder was dan het slaan van palen en dat [gedaagde 1] daarom heeft gekozen voor heien. Dat leidt echter niet tot een andere conclusie. Nergens blijkt uit dat [gedaagde 1] is gewaarschuwd dat er een reële kans bestond dat de woning van [eiseres] ten gevolge van het heien (slaan) schade zou oplopen. [gedaagde 1] is derhalve niet aansprakelijk voor de door [eiseres] gestelde schade. De vordering tegen [gedaagde 1] zal worden afgewezen.
de schade
5.5.
De vraag is vervolgens in welke mate het onrechtmatig handelen van Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft geleid tot schade aan de gebouwen op het perceel van [eiseres] . De discussie tussen [eiseres] en Bouwbedrijf Koomen Haakman (en daarvoor tussen [eiseres] en haar opstalverzekeraar) komt in het kort neer op de vraag of de heiwerkzaamheden slechts beperkte schade aan de gebouwen van [eiseres] hebben veroorzaakt (welke schade na het arbitraal vonnis door de opstalverzekeraar van [eiseres] aan haar is vergoed) of dat sprake is van een veel omvangrijker schade. De deskundigen die door [eiseres] zijn ingeschakeld zien aan de woning veel schade die bovendien constructief is. De door de verzekeraar van [eiseres] en de door of namens Bouwbedrijf Koomen Haakman ingeschakelde deskundigen komen in de kern tot het oordeel dat veel van de schade aan de woning al aanwezig was voordat de heiwerkzaamheden begonnen. Zij zien geen (causaal) verband tussen de geconstateerde constructieve schade en de heiwerkzaamheden.
5.6.
De rechtbank stelt voorop dat [eiseres] dient te stellen en zo nodig te bewijzen dat schade is toegebracht aan haar eigendommen en dat die schade is veroorzaakt door het onrechtmatig handelen van Bouwbedrijf Koomen Haakman. Daarbij dient echter wel rekening gehouden te worden met het feit dat Bouwbedrijf Koomen Haakman haar zorgplicht jegens [eiseres] heeft geschonden door na te laten voorafgaand aan de heiwerkzaamheden onderzoek te (laten) doen naar de staat van de gebouwen op het perceel van [eiseres] . Indien Bouwbedrijf Koomen Haakman die zorgplicht jegens [eiseres] zou zijn nagekomen, zou zij de beschikking hebben gekregen over relevante gegevens over de staat van haar gebouwen, waaronder de staat van de fundering. Die gegevens zou Bouwbedrijf Koomen Haakman in het kader van haar substantiëringsplicht aan [eiseres] ter beschikking hebben moeten stellen. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] door de nalatigheid van Bouwbedrijf Koomen Haakman niet in haar bewijspositie benadeeld behoort te worden.
5.7.
[eiseres] heeft haar stelling dat de heiwerkzaamheden hebben geleid tot aanzienlijke (constructieve) schade vooral gegrond op de uitvoerige rapporten van Perotti en Jol. Waar het gaat om de aan de woning en het bijgebouw geconstateerde schade en de relatie tussen die schade en de heiwerkzaamheden hecht de rechtbank met name waarde aan het rapport van Jol. In dat rapport wordt namelijk duidelijk gemaakt welke schades/gebreken er aan de panden zijn en in hoeverre die zijn te relateren aan de heiwerkzaamheden. Daarbij wordt niet alleen onderscheid gemaakt tussen de soort schade maar ook maakt Jol inzichtelijk op grond waarvan die schade te relateren is aan de heiwerkzaamheden op het perceel [straat nr.] 4 (de aard van de trillingen, de grondsamenstelling en de wijze van fundering van de gebouwen). Uit het rapport van Jol blijkt, enerzijds, dat er schade aan het pand van [eiseres] is waargenomen waarbij Jol inzichtelijk en overtuigend duidelijk maakt dat het gaat om recente schade (scherpe schade). Daarnaast maakt Jol inzichtelijk waarom die schades zijn te relateren aan de heiwerkzaamheden op het perceel (zie hiervoor r.o. 3.21).
5.8.
Bouwbedrijf Koomen Haakman betwist de bevindingen van Jol onder verwijzing naar de brief van EMN van 19 januari 2018 en de bevindingen van de eerdere deskundigen die de situatie ter plaatse hebben bekeken. Volgens Bouwbedrijf Koomen Haakman kan het niet anders dan dat - als er al schade zou zijn ontstaan door trillingen t.g.v. het heiwerk - de naastgelegen woning, [straat nr.] 5, daarvan de meeste last heeft gehad en niet [straat nr.] 6. De woning aan [straat nr.] 5 heeft echter geen schade althans slechts in zeer beperkte mate. Verder voert Bouwbedrijf Koomen Haakman aan dat de in de woning van [eiseres] aanwezige scheuren niet zijn veroorzaakt door de heiwerkzaamheden maar door (i) werking als gevolg van temperatuurverschillen, (ii) de in de woning van [eiseres] toegepaste materialen, (iii) zetting van de woning als gevolg van andere omstandigheden, te weten het door ouderdom naar voren gaan hellen van de woning, de fundering op metselwerk en de later door [eiseres] aangebrachte constructieve wijzigingen waaronder de bouw van een nieuw gastenverblijf op deels de oude fundering en deels een nieuwe fundering. Bouwbedrijf Koomen Haakman wijst er daarbij op dat verschillende experts ieder afzonderlijk tot dezelfde conclusies komen.
5.9.
De rechtbank zal de door Bouwbedrijf Koomen Haakman naar voren gebrachte punten bespreken.
De stelling dat het niet mogelijk is dat de gebouwen op perceel [straat nr.] 6 meer last hebben van trillingen dan die op [straat nr.] 5 verwerpt de rechtbank. Deze stelling gaat er aan voorbij dat de wijze van fundering van de gebouwen op de beide percelen verschillend is, net als de ouderdom van de diverse gebouwen. Daar komt bij dat Jol in zijn rapport heeft beschreven dat het heien in kleigrond onvoorspelbare en onverwachte trillingseffecten kan hebben (blz. 12 e.v. van het rapport van Jol).
5.10.
Ook de door Bouwbedrijf Koomen Haakman gestelde alternatieve oorzaken voor de aanwezige scheuren gaan niet op.
  • Bij haar verwijzing naar andere oorzaken voor scheuren gaat Bouwbedrijf Koomen Haakman er ten onrechte aan voorbij dat ook Jol scheuren heeft waargenomen die niet zijn te herleiden tot de heiwerkzaamheden. Daarnaast heeft Jol scheuren waargenomen die volgens hem zijn ontstaan door een plotselinge beweging van de ondergrond (blz. 23 van zijn rapport). Het zijn die “snelle scheuren” die Jol, om de in zijn rapport verder onderbouwde redenen, ziet als een gevolg van de heiwerkzaamheden. Om dezelfde reden snijdt de verwijzing van Bouwbedrijf Koomen Haakman naar de in de woning toegepaste materialen als oorzaak voor de scheuren geen hout.
  • Dat de woning van [eiseres] in de loop van de jaren naar voren is gaan hellen, wordt vermeld in de mail van Van der Lugt van 13 mei 2015. Echter, waar het hier om gaat is dat Jol gemotiveerd heeft aangegeven waar hij nieuwe “snelle zettingen” heeft aangetroffen. Die staan, zo kan ook uit de mail van Van der Lugt worden afgeleid, los van het naar voren gaan hellen van de woning. Hetzelfde geldt voor de constatering van Dekra in haar brief van 26 maart 2015 aan ASR (productie 2DD bij het rapport van Perotti).
  • Dat de scheuren zijn ontstaan doordat woning is gefundeerd op metselwerk, heeft Bouwbedrijf Koomen Haakman verder niet onderbouwd. Als er al scheuren zouden zijn ontstaan door die wijze van fundering, doet dat niet af aan de constateringen van Jol.
  • Volgens Bouwbedrijf Koomen Haakman kunnen ook door recente werkzaamheden aan en bij de woning spanningen in de muren zijn ontstaan. Zo wijst Bouwbedrijf Koomen Haakman op de mogelijkheid dat door het maken van een grote opening in de achtergevel ten behoeve van de plaatsing van een schuifpui de belasting/krachten uit het dak niet kunnen worden opgenomen door het ontbreken van achtergevel metselwerk. Bouwbedrijf Koomen Haakman verwijst daarbij naar de brief van 19 januari 2018 van EMN aan de verzekeraar van Bouwbedrijf Koomen Haakman. Die brief vermeldt echter slechts mogelijke andere oorzaken voor de zettingen, maar geeft geen enkele onderbouwing voor die stelling, bijvoorbeeld door berekeningen.
  • Hetzelfde geldt voor de verwijzing van Bouwbedrijf Koomen Haakman naar de storm die in augustus 2015 heeft gewoed. Bouwbedrijf Koomen Haakman stelt weliswaar dat die storm tot de hier aan de orde gestelde schade heeft geleid dan wel kan hebben geleid, maar zij heeft dat op geen enkele wijze onderbouwd. Ook aan deze alternatieve oorzaak voor de schade gaat de rechtbank voorbij.
5.11.
Uit het voorgaande blijkt dat Bouwbedrijf Koomen Haakman de door Jol geconstateerde schade als gevolg van het heiwerk onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het rapport van Jol neemt als uitgangspunt de vraag of de trillingen ten gevolge van het heien kunnen hebben geleid tot de geconstateerde schade. Deze vraag wordt door Jol op overtuigende wijze bevestigend beantwoord. In hetgeen Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft aangevoerd, ziet de rechtbank geen aanleiding aan de bevindingen van Jol te twijfelen. Dat Jol zijn bevindingen (mede) heeft gebaseerd op scheuren die al aanwezig waren voorafgaand aan de heiwerkzaamheden, is niet gebleken uit de brief van EMN van 19 januari 2018 en ook overigens niet uit hetgeen Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft aangevoerd. Het rapport van Jol laat weliswaar in theorie de mogelijkheid open dat er andere oorzaken voor de schades zijn, maar Jol heeft die niet kunnen constateren. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft wel een aantal alternatieve oorzaken genoemd, maar zij heeft de waarschijnlijkheid dat die alternatieve oorzaken zich hebben voorgedaan op geen enkele wijze met bewijsstukken onderbouwd. Gelet op de uitvoerige onderbouwing die Jol in zijn rapport heeft gegeven, mocht dat ten minste van Bouwbedrijf Koomen Haakman worden verwacht.
5.12.
Dat de arbiter tot een ander oordeel is gekomen dan Jol, maakt het voorgaande niet anders. Niet alleen heeft het arbitrale vonnis slechts rechtskracht tussen [eiseres] en haar verzekeraar, ook is het de rol van een arbiter om geschillen te beslechten, dit op basis van de door en namens partijen aangeleverde stukken en stellingen en op basis van een (summier) onderzoek ter plaatse. Dat is wat anders dan een deskundigenonderzoek. Daarbij komt dat de motivering van de arbiter, afgezet tegen het later uitgebrachte rapport van Jol, relatief beknopt is.
5.13.
De conclusie is daarom dat Bouwbedrijf Koomen Haakman de stellingen van [eiseres] betreffende de gestelde schade aan de haar in eigendom toebehorende panden onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Daardoor staat vast dat de op het perceel van [eiseres] staande gebouwen aanzienlijke schade hebben opgelopen door de heiwerkzaamheden. De gevorderde verklaring voor recht met betrekking tot de aansprakelijkheid van Bouwbedrijf Koomen Haakman zal worden toegewezen.
de hoogte van de schade en het voorschot
5.14.
Over de hoogte van de door [eiseres] geleden schade overweegt de rechtbank als volgt. Zowel uit het rapport van Perotti als dat van Jol kan worden afgeleid dat de schade aan de woning van [eiseres] als gevolg van de heiwerkzaamheden van constructieve en niet louter van kosmetische aard is. Gelet op het feit dat zowel uit het rapport van Perotti als dat van Jol blijkt dat mogelijk nog geen eindtoestand is bereikt en nog latere zetting mogelijk is, zal de hoogte van de door [eiseres] geleden schade moeten worden vastgesteld in een schadestaatprocedure. In zoverre is de gevorderde verwijzing naar de schadestaatprocedure eveneens toewijsbaar.
5.15.
[eiseres] vordert tevens een voorschot op de schadevergoeding. Uit het standpunt van Bouwbedrijf Koomen Haakman dat [eiseres] geen schade heeft geleden, leidt de rechtbank af dat Bouwbedrijf Koomen Haakman ook verweer voert tegen een te betalen voorschot op de schadevergoeding.
5.16.
Het is aan de rechter om de wijze waarop de schade moet worden begroot vast te stellen. Het ligt voor de hand dat de rechter in de schadestaatprocedure in beginsel aansluiting zal zoeken bij de herstelkosten voor de gebouwen. De herstelkosten worden door Perotti geschat op, in ieder geval, € 200.000,-. Jol komt bij het geven van een indicatie voor de herstelkosten op een bedrag van € 257.000,-. Hij maakt daarbij wel een voorbehoud, maar zijn schatting sluit aan bij die van Perotti.
Aan Bouwbedrijf Koomen Haakman kan worden toegegeven dat niet kan worden uitgesloten dat de schadestaatrechter voor het begroten van de schade aansluit bij de waardevermindering van de woning, wat mogelijk zou leiden tot een aanzienlijk lagere schadevergoeding. Echter, zowel uit het rapport van Perotti als dat van Jol blijkt dat er nog geen stabiele situatie is bereikt. Niet aannemelijk is dat een potentiële koper onder die omstandigheden bereid is de woning van [eiseres] te kopen. Om een situatie te bereiken waarin verkoop van de woning door [eiseres] wel als een reële mogelijkheid kan worden beschouwd, zullen ofwel kosten moeten worden gemaakt, ofwel zal moeten worden gewacht met de verkoop, hetgeen naar verwachting ook schadecomponenten voor [eiseres] meebrengt.
5.17.
Uitgaande van het voorschot dat [eiseres] al van haar verzekeraar heeft ontvangen, is de rechtbank van oordeel dat het redelijk is om, vooruitlopend op de uitkomst van de schadestaatprocedure, Bouwbedrijf Koomen Haakman te veroordelen tot betaling aan [eiseres] van een voorschot op de aan haar te vergoeden schade. Omdat de wijze van schadebegroting onderwerp van debat zal zijn in de schadestaatprocedure, zal de rechtbank het voorschot beperken tot een bedrag van € 100.000,-. Bouwbedrijf Koomen Haakman dient voorts, ook als voorschot op de schadevergoeding, de reeds door [eiseres] gemaakte buitengerechtelijke kosten te vergoeden voor zover die betrekking hebben op het rapport van Jol (€ 6.311,84) en de door de advocaten van [eiseres] verrichte buitengerechtelijke werkzaamheden. Voor laatstbedoeld bedrag zal de rechtbank aansluiten bij de tarieven genoemd in het Besluit normering buitengerechtelijke incassokosten op basis van het toe te kennen voorschotbedrag (€ 2.147,75).
De andere gevorderde buitengerechtelijke kosten zullen in de schadestaat beoordeeld moeten worden omdat die mogelijk al zijn begrepen in de vergoeding die de arbiter aan [eiseres] heeft toegekend.
5.18.
De wettelijke rente is toewijsbaar over het voorschot van € 100.000,- en wel vanaf 10 april 2015, de datum waarop de schade is ontstaan. Omdat [eiseres] geen grond heeft gesteld voor de vergoeding van wettelijke rente over de buitengerechtelijke kosten, wordt de wettelijke rente over dat deel van het voorschot afgewezen.
proceskosten
5.19.
In de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 1] zal [eiseres] als de in het ongelijk gestelde partij de proceskosten van [gedaagde 1] moeten dragen. De rechtbank begroot de proceskosten van [gedaagde 1] tot op heden op:
- griffierecht € 1.565,00
- salaris advocaat
1.707,00(2 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 3.272,00
5.20.
In de zaak tussen [eiseres] en Bouwbedrijf Koomen Haakman zal Bouwbedrijf Koomen Haakman als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. Omdat een aanzienlijk deel van het gevorderde bedrag wordt afgewezen, begroot de rechtbank de proceskosten aan de zijde van [eiseres] op basis van het toegewezen bedrag op:
- dagvaarding € 111,40
- griffierecht 1.565,00
- salaris advocaat
1.707,00(2 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 3.383,40
in de vrijwaringszaak
5.21.
Het verwijt dat Bouwbedrijf Koomen Haakman Dijkstra maakt komt er, kort gezegd, op neer dat Dijkstra door twee keer een gebrekkig palenplan af te geven onrechtmatig jegens Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft gehandeld. De architect heeft Dijkstra de opdracht gegeven de voor de bouw van de woning benodigde constructieve tekeningen te maken. Van de opdracht aan Dijkstra maakte deel uit het vervaardigen van een palenplan. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft de door [gedaagde 1] aan haar opgedragen werkzaamheden uitgevoerd conform, onder meer, het palenplan van Dijkstra. Nadat de heiwerkzaamheden waren gestaakt, heeft Dijkstra een aangepast palenplan vervaardigd. Op 9 april 2015 zijn de heiwerkzaamheden hervat, waarbij SPS de palen conform het aangepaste palenplan is gaan heien. Op enig moment is opnieuw besloten het heien te staken. In mei 2015 heeft Dijkstra toen een nieuw palenplan vervaardigd. In augustus 2015 zijn de heiwerkzaamheden hervat en is het werk afgerond.
Uit de in de zaak tussen [eiseres] en Bouwbedrijf Koomen Haakman overgelegde rapporten blijkt dat het heisysteem en de paalpuntafmeting die Dijkstra heeft gekozen en heeft verwerkt in het oorspronkelijke palenplan van 14 januari 2015 en het aangepaste palenplan van 26 maart 2015 niet geschikt waren, gelet op de omstandigheden ter plaatse. De door Dijkstra vervaardigde palenplannen waren gebrekkig, terwijl Dijkstra wist dat deze palenplannen uitgangspunt zouden zijn bij de ten behoeve van de nieuwe woning van [gedaagde 1] uit te voeren heiwerkzaamheden. Het handelen van Dijkstra is onrechtmatig jegens Bouwbedrijf Koomen Haakman en Dijkstra is aansprakelijk voor de schade, de betalingsverlichting jegens [eiseres] , die daardoor op Bouwbedrijf Koomen Haakman is komen te rusten. Het handelen van Dijksta is tevens onrechtmatig jegens [eiseres] , alles aldus Bouwbedrijf Koomen Haakman.
5.22.
Dijkstra betwist de vordering van Bouwbedrijf Koomen Haakman. Hij voert daartoe aan dat hij slechts de opdracht van de architect heeft aanvaard om op basis van tekeningen van het te bouwen huis en het sonderingsrapport van Beemsterboer een constructieve berekening te maken. Onderdeel hiervan betrof het opstellen van een palenplan voor de fundering van het te bouwen huis. Dijkstra heeft die opdracht naar behoren afgerond. Tot de opdracht behoorde niet het doen van onderzoek in de omgeving met het oog op mogelijke trilschade. Met de uitvoering van de heiwerkzaamheden (en de gevolgen daarvan) had Dijkstra geen bemoeienis. De wijze van heien werd bepaald door de aannemer.
5.23.
De rechtbank overweegt als volgt. Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft de stelling van Dijkstra dat zij slechts de opdracht had op basis van de tekeningen van de architect en het sonderingsrapport, constructieve berekeningen en een palenplan te maken onbetwist gelaten. Daardoor is niet weersproken dat het niet tot de opdracht van Dijkstra behoorde om onderzoek in de omgeving met het oog op mogelijke trillingschade te verrichten. Overigens merkt de rechtbank op dat de stelling van Dijkstra alleszins aannemelijk is, gelet op de vergoeding die Dijkstra voor haar werkzaamheden zou ontvangen (€ 1.560,-).
Nu verder onbetwist vaststaat dat het Bouwbedrijf Koomen Haakman (met SPS) was die verantwoordelijk was voor de wijze waarop de heiwerkzaamheden werden uitgevoerd, kan uit hetgeen Bouwbedrijf Koomen Haakman heeft aangevoerd niet worden afgeleid dat Dijkstra enige (zorg)plicht jegens Bouwbedrijf Koomen Haakman en/of [eiseres] heeft geschonden. De vordering van Bouwbedrijf Koomen Haakman wordt afgewezen.
5.24.
Bouwbedrijf Koomen Haakman zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Dijkstra worden begroot op:
- griffierecht 3.946,00
- salaris advocaat
4.804,00(2 punten × tarief € 2.402,00)
Totaal € 8.750,00

6.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak
in de zaak tussen [eiseres] en [gedaagde 1]
6.1.
wijst de vordering af,
6.2.
veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde 1] tot op heden begroot op € 3.272,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.3.
veroordeelt [eiseres] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [eiseres] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
in de zaak tussen [eiseres] en Bouwbedrijf Koomen Haakman
6.4.
verklaart voor recht dat Bouwbedrijf Koomen Haakman onrechtmatig jegens [eiseres] heeft gehandeld en daarmee hoofdelijk aansprakelijk is voor de schade die [eiseres] daardoor heeft geleden en nog lijdt,
6.5.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, om aan [eiseres] bij wijze van voorschot, te betalen een bedrag van € 108.459,59 (éénhonderdachtduizend vierhonderdnegenenvijftig euro en negenenvijftig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over
€ 100.000,00 met ingang van 10 april 2015 tot de dag van volledige betaling,
6.6.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman hoofdelijk, des de een betalend de ander zal zijn bevrijd, tot vergoeding van de door [eiseres] geleden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet,
6.7.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman in de proceskosten, aan de zijde van [eiseres] tot op heden begroot op € 3.383,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.8.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bouwbedrijf Koomen Haakman niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.9.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
6.10.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de zaak in vrijwaring
6.11.
wijst de vorderingen af,
6.12.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman in de proceskosten, aan de zijde van Dijkstra tot op heden begroot op € 8.750,00, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de veertiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
6.13.
veroordeelt Bouwbedrijf Koomen Haakman in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Bouwbedrijf Koomen Haakman niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en met de explootkosten van betekening van de uitspraak, en te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over de nakosten met ingang van veertien dagen na de betekening van dit vonnis tot aan de voldoening,
6.14.
verklaart dit vonnis in deze zaak wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. L.J. Saarloos, mr. S.M. Jongkind-Jonker en mr. J.H. Gisolf en in het openbaar uitgesproken op 11 september 2019. [1]

Voetnoten

1.type: JG