II. voor zover eiser zich op de verrekenmethode beroept: dat op de looninkomsten van eiser geen buitenlandse bronbelasting is ingehouden, aangezien hij zijn salaris rechtstreeks van de B.V. heeft ontvangen, en dat de bronbelasting ingehouden op de gages die door de B.V. zijn ontvangen niet verrekenbaar is in de sfeer van de inkomstenbelasting. Verweerder tekent hierbij nog het volgende aan. Aangezien niet aannemelijk is dat het salaris van eiser in het Verenigd Koninkrijk belast is geweest als bedoeld in artikel 22, eerste lid, van het Belastingverdrag met het Verenigd Koninkrijk, heeft eiser geen recht op aftrek elders belast voor het gedeelte van zijn looninkomsten dat toerekenbaar is aan de werkzaamheden in het Verenigd Koninkrijk. Eiser heeft onvoldoende aangevoerd dat sprake is van (voldoende) gelijke gevallen om het beroep op het gelijkheidsbeginsel te kunnen doen slagen. Het vaststellen van een voortwentelingsbeschikking is niet aan de orde. Verweerder concludeert tot ongegrondverklaring van het beroep.
Beoordeling van het geschil
8. Op eiser rust de last aannemelijk te maken in hoeverre hij aanspraak kan maken op voorkoming van dubbele belasting. Ter onderbouwing van zijn standpunten heeft eiser een door hemzelf opgesteld overzicht overgelegd, met daarin vermeld een aantal in 2012 gewerkte dagen, het van de B.V. ontvangen salaris, de omzet van de B.V. en ingehouden bronbelasting, telkens uitgesplitst per land. Aangezien verweerder de juistheid van deze gegevens (reeds in de bezwaarfase) gemotiveerd heeft betwist, ligt het op de weg van eiser stukken te overleggen aan de hand waarvan deze gegevens op juistheid kunnen worden gecontroleerd. Eiser heeft dit nagelaten.
9. Eiser heeft in het beroepschrift niet toegelicht waarom hij ervan heeft afgezien nadere stukken te overleggen. Uit het bezwaarschrift leidt de rechtbank af dat eiser kennelijk van mening is dat een nadere onderbouwing van zijn standpunt niet nodig is, aangezien bekend is wat hij met de verschillende werkzaamheden in de verschillende landen heeft verdiend. Dit is echter niet juist omdat eiser een vast salaris van de B.V. heeft ontvangen. Om te kunnen beoordelen in hoeverre eiser aanspraak kan maken op voorkoming van dubbele belasting dient eiser aan de hand van stukken nader te onderbouwen hoe dit vaste salaris zich tot de werkzaamheden in de onderscheiden landen, tot de omzet van de B.V. en tot de ingehouden bronbelasting verhoudt. Eiser dient te onderbouwen dat, over welk inkomen, ten laste van welke persoon, en hoeveel bronbelasting is ingehouden in de landen waarvoor de verrekenmethode van toepassing zou zijn. Verweerder heeft in de bezwaarfase daarom om nadere informatie ter zake kunnen verzoeken.
10. Ter zitting heeft eiser aangeboden alsnog contracten en bewijzen van ingehouden bronbelasting te overleggen. De rechtbank ziet geen aanleiding op dit aanbod in te gaan en overweegt daartoe als volgt. Gelet op de bewijslastverdeling en het reeds in de bezwaarfase door verweerder ingenomen standpunt heeft eiser reeds toen redelijkerwijs moeten begrijpen dat hij ter onderbouwing van zijn standpunt niet kan volstaan met een door hemzelf opgesteld overzicht. In de beroepsfase is eiser voorafgaand aan de zitting ruimschoots in de gelegenheid geweest nadere stukken te overleggen. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat hij nog heeft overwogen voorafgaand aan de zitting nadere stukken te overleggen, maar heeft hij niet duidelijk kunnen maken waarom hij daarvan toch heeft afgezien. Onder deze omstandigheden moet bij de afweging van de betrokken belangen het belang van de voortgang van de procedure de doorslag geven.
11. Mede gelet op het vorenoverwogene heeft eiser niet aannemelijk gemaakt dat hij in aanmerking komt voor enige vorm van voorkoming van dubbele belasting. Voor zover eiser een beroep heeft gedaan op de vrijstellingsmethode faalt dit omdat onvoldoende inzichtelijk is geworden welk deel van het vaste salaris moet worden toegerekend aan werkzaamheden die zijn verricht in landen waarmee verdragen zijn gesloten waarin de vrijstellingsmethode is voorgeschreven. Voor zover eiser zich beroept op de verrekenmethode of de compensatieregeling faalt dit omdat niet aannemelijk is gemaakt dat buitenlandse bronbelasting is ingehouden, en evenmin dat dit ten laste van eiser is gebeurd en op welke grond eiser dit zou kunnen verrekenen. De rechtbank tekent hierbij aan dat tussen partijen niet in geschil is dat de gages en de kosten (waaronder bronbelasting) en het salaris van eiser in het kader van de Vpb in de B.V. zijn verantwoord. De B.V. en eiser zijn verschillende fiscale subjecten die niet met elkaar kunnen worden vereenzelvigd en afzonderlijk in de heffing van respectievelijk Vpb en IB/PVV worden betrokken. Bronbelasting die bij de B.V. is ingehouden kan dan ook niet worden verrekend met inkomstenbelasting die van eiser is geheven. Eiser heeft met de enkele verwijzing naar de fiscale behandeling van DJ [A] onvoldoende aangevoerd dat hij zich feitelijk en juridisch in een zodanig gelijke positie bevindt dat het beroep op schending van het gelijkheidsbeginsel moet slagen. Voor vermindering van de aanslag en vaststelling van een voortwentelingsbeschikking is geen aanleiding.
12. Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.
13. Voor een proceskostenveroordeling is geen aanleiding.