In deze zaak heeft Airhelp Limited, een buitenlandse rechtspersoon gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Cathay Pacific Airways Limited, eveneens gevestigd in Hong Kong, naar aanleiding van een instapweigering van een passagier op vlucht CX 270 van Amsterdam naar Hong Kong op 22 mei 2018. Airhelp vorderde compensatie van € 600,00 op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat Airhelp niet-ontvankelijk is in haar vordering. Dit is gebaseerd op het feit dat uit het overgelegde “Assignment Form” niet voldoende blijkt dat de passagier zijn vordering aan Airhelp heeft overgedragen. Cathay Pacific betwistte de geldigheid van de cessie en voerde aan dat de vordering onvoldoende was gespecificeerd. De kantonrechter oordeelde dat de vereisten voor een rechtsgeldige cessie, zoals vastgelegd in het Burgerlijk Wetboek, niet waren nageleefd. De kantonrechter concludeerde dat de vordering van Airhelp niet rechtsgeldig was overgedragen, waardoor Airhelp niet-ontvankelijk werd verklaard.
De proceskosten werden toegewezen aan Cathay Pacific, aangezien Airhelp ongelijk kreeg. De kantonrechter heeft de proceskosten vastgesteld op € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Cathay Pacific, vermeerderd met wettelijke rente en nakosten. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en is uitgesproken op de openbare terechtzitting.