ECLI:NL:RBNHO:2019:8137

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
17 juli 2019
Publicatiedatum
30 september 2019
Zaaknummer
7447135
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Huur bedrijfsruimte; geschil over gebrekkige vloer en aansprakelijkheid verhuurder

In deze zaak vorderden [eiseres 1] c.s. een verklaring voor recht dat er bij aanvang van de huurovereenkomst sprake was van een gebrek aan de vloer van de gehuurde bedrijfsruimte. De vloer zou niet voldoen aan de vereiste draagkracht van 2.500 kg/m2, wat noodzakelijk was voor de bedrijfsvoering van [eiseres 2]. [eiseres 1] c.s. stelde dat MB Holding, de verhuurder, op de hoogte was van deze gebreken en in gebreke was gebleven om deze te verhelpen. De kantonrechter oordeelde dat de vloer op zich niet gebrekkig was, maar niet geschikt voor het specifieke gebruik door [eiseres 1] c.s. Dit kwam voor rekening en risico van [eiseres 1] c.s., aangezien zij zelf verantwoordelijk was voor het onderzoeken van de geschiktheid van het gehuurde. De vorderingen van [eiseres 1] c.s. werden afgewezen, en de proceskosten werden aan hen opgelegd. De uitspraak vond plaats op 17 juli 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7447135 \ CV EXPL 19-149
Uitspraakdatum: 17 juli 2019
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:

1.[eiseres 1] B.V.

gevestigd te [vestigingsplaats]
2. [eiseres 2] B.V.
gevestigd te [vestigingsplaats]
eiseressen
verder te noemen: [eiseres 1] respectievelijk [eiseres 2]
eiseressen gezamenlijk te noemen: [eiseres 1] c.s .
gemachtigden: mr. H.J. van der Hauw en mr. M. de Waal
tegen
M.B. Holding B.V.
gevestigd te Spaarndam, gemeente Haarlem
gedaagde
verder te noemen: MB Holding
gemachtigde: mr. D.N. Allick

1.Het procesverloop

1.1.
[eiseres 1] c.s . heeft bij dagvaarding van 17 december 2018 een vordering tegen
MB Holding ingesteld. MB Holding heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
Op 28 mei 2019 heeft een zitting plaatsgevonden. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van wat partijen ter toelichting van hun standpunten naar voren hebben gebracht. Partijen hebben gebruik gemaakt van pleitaantekeningen, die zijn overgelegd. Voorafgaand aan de zitting hebben partijen nog stukken toegezonden.

2.De feiten

2.1.
MB Holding was vanaf 2007 tot 1 augustus 2018 eigenaar van het registergoed aan de Salland 2 en 2A te Beverwijk. Het registergoed bestaat uit een kantoorruimte met twee bedrijfshallen (een voor- en een achtergedeelte). Het kantoor en de voorste bedrijfshal is in 1989 gebouwd. De bedrijfshal aan de achterzijde in 1992.
2.2.
Het kantoor en de voorste bedrijfshal zijn van 2007 tot 2014 door een dochtervennootschap van MB Holding , [dochtervennootschap] gebruikt. [dochtervennootschap] exploiteerde in het pand een groothandel in fietsen en fietsenonderdelen. [bestuurder gedaagde] is bestuurder/directeur van MB Holding en van [dochtervennootschap] .
2.3.
De bedrijfshal aan de achterzijde is vanaf 2004 tot eind december 2014 gehuurd door [glasgroothandel] . [glasgroothandel] exploiteerde in het pand een groothandel in glas, glasplaten en de opslag daarvan.
2.4.
[eiseres 1] verzorgt binnen de [eiseres] Groep de huisvesting van de operationele activiteiten van haar groepsmaatschappijen. [eiseres 1] was reeds eigenaar van een ander in de nabijheid van Salland 2 gelegen bedrijfspand. In verband met de verhuizing van een andere dochtermaatschappij van ’s Heerenberg naar Beverwijk is [eiseres 1] eind 2013 in gesprek getreden met MB Holding voor de uitbreiding/verhuizing van de onderneming van [eiseres 2] . [bestuurder eiseres] is bestuurder/directeur van [eiseres 1] en van [eiseres 2] .
2.5.
[bestuurder eiseres] heeft op 19 september 2013 een e-mailbericht ontvangen van Netstal-Maschinen AG over de vloerbelasting van de gevraagde machines:

ELION 1750-840: 26kN/m2
ELION HYBRID 2800-2000: 20.3 kN/m2EVOS 4500-2000: 23.98 kN/m2EVOS 5500-2000: 27.3 kN/m2”.
2.6.
MB Holding heeft het pand via [makelaar] , werkzaam bij Prismaat Makelaardij B.V., te huur aangeboden. In de brochure is vermeld:

Modern bedrijfsgebouw met kantoren en showroomruimte(…).
Vrije hoogte bedrijfsruimte ca. 8 meter en ca. 6 meter.Vloerbelasting ca. 2.000 kg/m2.(…)De bedrijfsruimte is voorzien van:- monoliet afgewerkte staalvezelbetonvloer (…)OpleveringsniveauHuidige staat.(…) De huurder heeft zijn eigen onderzoeksplicht naar alle zaken die voor hem van belang zijn.”.
2.7.
[bestuurder eiseres] – als directeur van [eiseres 2] - heeft [makelaar] op 18 december 2013 gevraagd:

Salland: (…)- wat is de vloerbelasting bij de showroom? Ruimte onder de kantoren.”.
2.8.
[makelaar] heeft op 30 december 2013 aan [bestuurder eiseres] geantwoord:

hierbij de antwoorden inzake Salland 2:- (…)- de vrije hoogte is bij je in bezit nav de laatste bezichtiging;- de eigenaar weet niet wat de vloerbelasting daar is. Ik zal als bijlage tekeningen meesturen waaruit wij denken te kunnen afleiden dat het eerste gedeelte van de showroom (de vroegere orderpickruimte) gerekend vanuit de bedrijfshal tot de muur van de toiletten/kantines een zelfde soort betonvloer is als in de hal en achter de muren van de toiletten/kantine tot aan de voorgevel is een systeemvloer (nu oa kantoren). Dit laatste gedeelte zal waarschijnlijk een vloerbelasting van 250kg/m2 hebben.”.
2.9.
[bestuurder eiseres] heeft zich bij de aankoop niet laten bijstaan door een makelaar. [bestuurder eiseres] heeft met zijn architect en bouwbegeleider gesproken over de vloerbelasting. Zijn architect heeft het bouwdossier bij de gemeente ingezien en aangegeven dat het op basis daarvan in orde was.
2.10.
Op 17 februari 2014 hebben MB Holding en [eiseres 1] een koopovereenkomst gesloten voor het bedrijfscomplex Salland 2 te Beverwijk voor een koopprijs van
€ 3.850.000,00 en op 10 maart 2014 ondertekend. Op 25 april 2014 heeft [eiseres 1] een beroep gedaan op het in de koopovereenkomst opgenomen financieringsvoorbehoud waardoor de koopovereenkomst per die datum is ontbonden.
2.11.
Prismaat Makelaardij heeft [bestuurder eiseres] op 8 mei 2014 de concept huurovereenkomst met algemene bepalingen toegestuurd.
2.12.
MB Holding en [eiseres 1] hebben het huurcontract op 21 mei 2014 ondertekend. Voor het huurcontract hebben partijen gebruik gemaakt van het ROZ model “huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW” van 30 juli 2003. In het contract is onder meer opgenomen:

1.1. (…) huurder huurt van verhuurder een gedeelte bedrijfsruimte conform bijgevoegde tekening (ruimte 1, 2 en 3) en parkeervoorziening, (…) welke bedrijfsruimte nader is aangegeven op de als bijlagen bij deze overeenkomst gevoegde en daarvan deel uitmakende door partijen geparafeerde tekening en een door partijen geparafeerd proces verbaal van oplevering (…) en waarin tevens een beschrijving van de staat van het gehuurde wordt gegeven. (…).
1.2.
Het gehuurde zal door of vanwege huurder uitsluitend worden bestemd om te worden gebruikt ten behoeve van productie en opslag van kunststof artikelen.(…)
8.5.
Huurder en verhuurder zijn overeengekomen dat huurder per 1 januari 2015 tevens hal 4 zal huren (…).
8.6.
Huurder heeft het recht om het gehuurde gedurende de loop van deze huurovereenkomst (het gehele object) te kopen voor een vaste prijs van € 3.850.000 k.k. De koop geschiedt conform de inhoud van de eerder gemaakte koopovereenkomst d.d. 10 maart 2014 (zie bijlage). (…)
8.7.
Het pand wordt in de huidige staat, (…) opgeleverd.(…)
8.18.
Wijzigingen aangebracht in het gehuurde met of zonder toestemming van verhuurder, geven huurder geen recht op vergoeding op grond van ongerechtvaardigde verrijking.(…)
8.27.
Verhuurder gaat akkoord met het gebruik conform artikel 1.2. en gaat akkoord met de (bouwkundige) aanpassingen aan het gehuurde die voor de uitvoering van het voorgenomen gebruik nu en gedurende de looptijd van de overeenkomst benodigd zijn.”.
2.13.
Op de huurovereenkomst zijn de “Algemene bepalingen huurovereenkomst kantoorruimte en andere bedrijfsruimte in de zin van artikel 7:230a BW” van de ROZ van juli 2003 van toepassing:

Gebrek
3. Er is sprake van een gebrek van het gehuurde als het gezien de staat of gezien een eigenschap of een andere niet aan huurder toe te rekenen omstandigheid niet aan huurder het genot kan verschaffen dat huurder daarvan bij het aangaan van de huurovereenkomst mag verwachten.
Inspectie in verband met de geschiktheid
4. Huurder is verplicht het gehuurde voor het aangaan van de huurovereenkomst grondig te inspecteren om na te gaan of het gehuurde geschikt is of door huurder geschikt kan worden gemaakt voor de bestemming die huurder daaraan moet geven. Verhuurder heeft de geschiktheid van het gehuurde niet onderzocht en is enkel gehouden huurder op de hoogte te stellen van aan verhuurder bekende gebreken waarvan hij weet dat die aan de geschiktheid afbreuk doen. Verhuurder is niet aansprakelijk voor de gevolgen van gebreken, die de verhuurder niet kende en niet behoorde te kennen.
(…)
Schade en aansprakelijkheid(…)
11.5.
Verhuurder is niet aansprakelijk voor de gevolgen van gebreken die hij niet kende of niet behoorde te kennen bij het aangaan van de huurovereenkomst.
11.6.
Verhuurder is niet aansprakelijk voor schade toegebracht aan de persoon of goederen van huurder en huurder heeft geen recht op huurprijsvermindering, geen recht op verrekening of opschorting van enige betalingsverplichting en geen recht op ontbinding van de huurovereenkomst in geval van vermindering van huurgenot ten gevolge van gebreken,(…)
11.9.
Het gestelde 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade geldt niet bij schade als gevolg van grove schuld of ernstige nalatigheid van verhuurder ten aanzien van de staat van het gehuurde of van het gebouw of complex waarna het gehuurde deel uitmaakt. Evenmin geldt het gestelde in 11.6 en 11.8 ten aanzien van de bedrijfsschade indien de schade het gevolg is van een gebrek aan het gehuurde dat verhuurder bij het aangaan van de huurovereenkomst kende of had behoren te kennen, tenzij het gaat om gebreken waarvan huurder op de hoogte was of had kunnen zijn door zijn onderzoek als omschreven in 4, welk gebrek alsdan tussen partijen niet als een gebrek kan worden beschouwd.”.
2.14.
De koopakte d.d. 10 maart 2014 is als bijlage bij de huurovereenkomst gevoegd. Hierin is onder meer opgenomen:
“(…)
Artikel 5 Staat van de onroerende zaak, gebruik(…)5.3. De onroerende zaak zal bij de eigendomsoverdracht de feitelijke eigenschappen bezitten die nodig zijn voor een normaal gebruik als: kantoor en productieruimte.(…) Verkoper staat ook niet in voor de afwezigheid van gebreken die dat normale gebruik belemmeren en die aan koper kenbaar zijn op het moment van het tot stand komen van deze koopovereenkomst.artikel 6 Feitelijke levering, overdracht aanspraken6.1. (…) Een gedeelte van het object is verhuurd overeenkomstig bijgevoegde huurovereenkomst met allonge tot en met 31 december 2014. Huurder Besloten Vennootschap [glasgroothandel] B.V., verhuurder M.B. Holding B.V.(…) verklaart koper bekend te zijn met de inhoud van de over te nemen genoemde lease- of huur(koop)overeenkomsten;
(…)artikel 17 Ouderdomsclausule
Koper verklaart ermee bekend te zijn dat het hierbij verkochte circa 24 jaar oud is, wat betekent dat de eisen die aan de bouwkwaliteit gesteld mogen worden lager liggen dan bij een nieuw object.”.
2.15.
In het huurcontract dat MB Holding en [glasgroothandel] B.V. op 10 december 2007 hebben ondertekend, en welke huurovereenkomst ziet op voortzetting van een bestaande overeenkomst vanaf 1 april 2004, is opgenomen:

1.2. Het gehuurde zal (…) worden gebruikt als bedrijfsruimte met werkplaatsen en kantoren ten bate van het glasbedrijf met verfhandel.(…)1.4. De hoogst toelaatbare belasting van de vloeren van het gehuurde bedraagt: 2.000 kg/m2.”.
Op 15 april 2019 heeft [naam] , werkzaam bij AGC Nederland, een schriftelijke verklaring gegeven aan MB Holding :

(…) bekend met het pand in Beverwijk. Voor onze werkzaamheden was deze hal prima geschikt. (…) Gezien de productie stond er ook een glasvoorraad. Soortelijk gewicht van glas is 2,5 kg per m2 per mm dikte. Bij ons reden er ook vrachtwagens naar binnen en1 heftruck van 1,5 – 2 ton capaciteit. (…) Zouden er te grote ongelijkheden in de vloer zitten dan zou het glas er vanaf zijn gevallen tijdens het verplaatsen van deze karren en dat was niet aan de orde. (…) Tijdens de oplevering/afschouw is er ook niets opgemerkt dat de vloer niet deugdelijk zou zijn. (…)”.
2.16.
Op 1 augustus 2014 heeft [architect] , architect, aan onder meer [bestuurder eiseres] geschreven:
“(…)
Hierbij doe ik jullie (…) de aangepaste tekeningen voor de verbouw van [eiseres 2] aan het Salland 2 te Beverwijk toekomen(…)PS.Op zoek naar wat technische uitgangspunten voor het pand kwam ik het volgende tegen, welke misschien van invloed kan zijn op de inrichting:(…)- Tussen as 3-7 is een asfaltbetonvloer aangelegd met een veranderlijke belasting van 1500kg/m2. Oorspronkelijk liep de hal door tot aan as 3 en niet tot as 4 zoals nu uitgevoerd. Aldus is in het toekomstige magazijn geen veranderlijke belasting van 2500 kg/m2 maar 1500 kg/m2 “toegestaan”.- Tussen as 7-10 t.p.v. de productie is een schuimbetonvloer van 250 mm + 120 vezelbetonvloer aangebracht met een veranderlijke belasting van 2500 kg/m2.- Alleen onder de gevels en kolomassen zijn betonnen balken met funderingspalen aangebracht.- Op p.333 van de archiefberekening van de gemeente is een bestaande sondering terug te vinden en kunnen we aldus gebruiken ter bepaling van de funderingsconstructie voor de silo’s en koelmachines. (…)”.
2.17.
[bedrijfsmakelaar] REV RT van Teer bedrijfsmakelaars te Beverwijk heeft op 4 april 2016 aan [eiseres 1] geschreven:

Recent heeft u als huurder aanvang gemaakt met een grootschalige renovatie van het pand. Daarbij stuitte u op een instabiele bedrijfsvloer in vrijwel alle hallen.Op 24 maart jl. hebben wij samen de situatie ter plaatse opgenomen. Op drie plaatsen is er bij wijze van proef een lichte heftruck zonder noemenswaardige vracht over de vloer gereden. Op de hoeken van de dilataties in de vloer, of op de hoeken van de vloerplaten was er sprake van een behoorlijke deining van de vloer. (…)Dit gegeven lijkt mij bouwkundig niet in orde en duidt mijns inziens op een gebrek zoals genoemd in artikel 3 van de algemene bepalingen welke behoren bij de huurovereenkomst.
Verder gebruik zou kunnen leiden tot verdere schade en van het plaatsen van machines op een stabiele bedrijfsvloer kan geen sprake zijn.”.
2.18.
[bestuurder eiseres] heeft [bestuurder gedaagde] op 7 april 2016 gemaild:

Voor de goede orde bevestig ik hierbij het gezamenlijk bezoek aan Salland 2, waarbij ik je op de hoogte heb gesteld van de recent door mij geconstateerde gebreken aan de vloer (…)
tijdens het aanvoeren van de eerste spuitgietmachine blijkt dat vloerdelen ten opzichte van elkaar wisselen. (…) dat de bestaande betonvloer niet voor 100% draagt op de onderliggende schuimbetonvloer, waardoor het wisselen van de vloerdelen ontstaat en de vloer niet goed belast kan worden. (…) Het voorgaande is reden voor mij om je te verzoeken per direct de nodige herstelmaatregelen te nemen en de vloer geschikt te maken voor het normaal gebruik en verder schade te voorkomen.”
Blijkens verdere correspondentie kondigt [bestuurder eiseres] aan de vloer op kosten van MB Holding te zullen vervangen, hetgeen MB Holding niet toestaat omdat de vloer in orde is.
2.19.
In opdracht van [eiseres 2] heeft Context B.V. onderzoek gedaan naar de vloer in de bedrijfshal. In het rapport van 19 mei 2016 is opgenomen:

(…) Wij hebben direct contact opgenomen met uw advocaat, de heer H.J. van der Hauw en uw bouwbegeleider, [bouwbegeleider] (…) en hebben wij in samenspraak met [bouwbegeleider] op 21 april 2016 de vloer in de bedrijfshal onderzocht, onder andere door boorkernen te (laten) nemen.(…) De bouwhistorische informatie is beschikbaar gesteld door [bestuurder eiseres] en bestaat uit de informatie zoals die destijds bij de aanvraag van de bouwvergunningen is ingediend.(…) De draagkracht van de vloer wordt uitgedrukt in het aantal kiloNewton dat per m2 geplaatst kan worden (kN/m2). (…) De drukvastheid wordt gezien als de zogenaamde puntdruklast, aangegeven met kg/cm2. Het is in principe goed mogelijk dat een vloer voldoende draagkrachtig is, maar dat een belasting op een zeer klein oppervlak (puntbelasting) toch tot schade leidt, zoals scheuren of vergruizing van de vloer.
Er bestaan geen algemene normen voor het ontwerpen van een bedrijfsvloer. De beoogde bedrijfsvoering is het uitgangspunt bij het ontwerpen van de vloer.(…) Hieruit blijkt dat bij een licht tot middelmatig belaste magazijnvloer een draagkracht van 1500 kg/m2 (15kN/m2) een gebruikelijke richtlijn is.(…) Uit gesprekken met [bestuurder eiseres] is ons gebleken dat het pand door [bestuurder eiseres] , na een ingrijpende (cosmetische) renovatie, gedeeltelijk in gebruik is genomen als magazijn (fase 1) en dat het voornemen bestaat om het tweede deel (fase 2) als productieruimte in gebruik te nemen. (…)
Volgens een opgave van de leverancier van de spuitgietmachines is er een vloerbelasting van minder dan 2500 kg/m2 nodig voor de te plaatsen machines. (…)Tussen stramien 7 en 9 (het deel dat in fase 2 is toegevoegd) bevindt zich de productieruimte. (…) In 1992 wordt een bouwvergunning aangevraagd door Spijker Kwasten, om het pand te vergroten met stramien 7 t/m 10 (fase 2). (…) Hieruit blijkt dat de vloer in dit nieuwe deel is opgebouwd uit 12 cm met staalvezel versterkt monoliet beton, aangebracht op een grondverbeteringsconstructie van 25 cm schuimbeton. Voor dit nieuwe deel van de vloer wordt een draagkracht van 2.500 kg/m2 aangegeven. (…) De drukvastheid van de vloer, zowel van fase 1 als fase 2, blijkt niet uit dit dossier. (…)Conclusies(…) dat de vloer van het pand niet is uitgevoerd conform de informatie uit het bouwdossier. Een andere belangrijke constatering is het doorscheuren van het staalvezelbeton tot op de funderingslaag, met name ter plaatse van de dilatatievoegen. (…)Nu de vloer op een groot aantal plaatsen blijkt te zijn doorgescheurd, is sprake van losse vloervelden die onafhankelijk van elkaar kunnen bewegen.Deze scheuren zijn te beschouwen als een beschadiging van de vloer. Dit was niet te voorzien omdat deze schade in de vloer zit en niet van buitenaf zichtbaar is. Doordat de vloervelden van elkaar zijn losgescheurd, is ook het schotelen van vloervelden mogelijk geworden.(…) Doordat separate vloervelden zijn ontstaan, zal de draagkracht per vloerveld heel anders zijn dan de draagkracht van de vloer als één geheel. Mede daardoor is het waarschijnlijk niet meer mogelijk de machines op te stellen zoals voorzien. (…) komen wij tot de conclusie dat de vloer in het pand (…) steeds verder beschadigd zal raken.”.
2.20.
Op basis van dit rapport heeft mr. B.G. Baljet namens [eiseres 1] bij brief van
20 mei 2016 MB Holding aansprakelijk gesteld en gesommeerd de vloer volledig te vervangen. Indien MB Holding geen gehoor geeft aan de sommatie dan zal [eiseres 1] de herstelwerkzaamheden zelf voor rekening van MB Holding laten uitvoeren.
2.21.
MB Holding heeft opdracht gegeven aan Adviesbureau [adviesbureau A] B.V. om de bedrijfsvloer te beoordelen en een reactie te geven op het rapport van Context. [adviesbureau A] heeft op 3 juni 2016 de vloer ter plaatse opgenomen en haar bevindingen in een rapport van 13 juni 2016 neergelegd. Daarin staat:

5.3. Analyse van de schadeDe oorzaak van het schotelen en het ontstaan van scheurvorming (…):
1. Het schotelen (omhoogkomen) van de vloer bij de voegen is ontstaan als gevolg van een krimpgradiënt. Krimp is een eigenschap van beton, waarmee de verkorting door uitdroging van het beton wordt bedoeld. (…)
2. De vloer is losgekomen van de schuimbeton funderingslaag als gevolg van het schotelen;
3. De scheurvorming bij de voegen is ontstaan als gevolg van het schoteleffect in combinatie met de belasting op de vloer.(…)
5.5.
Beoordeling voor het beoogde gebruik.
(…) De vloer in fase 1 (…) schades kunnen worden hersteld door injectie van de aanwezige scheuren met epoxyhars en het uitvoeren van betonreparaties voor afgebrokkelde randen. Om de problematiek na het herstel te voorkomen, kan de vrije ruimte onder de vloer bij de voegen worden geïnjecteerd met epoxyhars en zonodig kan de vloer vervolgens aan de bovenzijde vlak worden gefreesd. (…) Als alternatief kan worden overwogen om met een ander type vorkheftruck te rijden, (…)Op basis van voorgaande beschouwing kan worden geconcludeerd dat ook voor de vloer in fase 2 vervanging niet noodzakelijk is, (…) zijn er verschillende mogelijkheden beschikbaar om de machines te kunnen plaatsen.
[adviesbureau A] kan zich in rapport Context vinden ten aanzien van de waarnemingen en het ontstaan van de aanwezige schades. [adviesbureau A] komt tot een ander oordeel ten aanzien van het eventueel benodigd herstel, wat voor een groot deel het gevolg is van een andere beoordeling van het gedrag bij de krimpvoegen.

7. Conclusies en advies
(…) De bedrijfsvloer is, afgezien van enkele schades, in goede staat. Hoewel de aanwezige vloer op enkele punten afwijkt van het bouwdossier, heeft dit geen ongunstige invloed op het draagvermogen. Het draagvermogen is minimaal gelijk aan de vloerbelasting van 25kN/m2 (=2500 kg/m2), die in het bouwdossier is genoemd.(…) Bij een bestaande vloer waarvan de draagkracht voor de gelijkmatig verdeelde belasting bekend is, kan niet zonder onderzoek worden aangenomen dat hoge puntlasten opneembaar zijn. Dat geldt zeker voor de machines die [bestuurder eiseres] wil plaatsen op de vloer.(…) Voor het magazijngedeelte hoeven alleen de aanwezige schades te worden hersteld. Eventueel benodigde maatregelen voor de productiehal zijn volledig afhankelijk van de pootbelastingen uit de machines en eventueel aanvullende eisen die vanuit het gebruik van de machines aan de vloer worden gesteld.Op basis van de gegevens in het bouwdossier kan niet zomaar worden verondersteld dat de vloer geschikt zou moeten zijn voor de beoogde machines. Dit wil overigens niet zeggen dat de vloer niet geschikt is, maar hiervoor is nader onderzoek nodig en moet tevens bekend zijn welke eisen de machines stellen aan de vloer. Context stelt zonder degelijke onderbouwing dat de vloer niet geschikt zou zijn voor de machines.”.
2.22.
Context heeft op 14 juli 2016 schriftelijk gereageerd en aangegeven dat plaatsing van machines niet mogelijk is omdat de vloer beweegt. Aan twee bedrijven is gevraagd naar de herstelmogelijkheden. Volgens beide is dat wat [adviesbureau A] voorstelt, niet mogelijk. [adviesbureau A] heeft in reactie daarop in een notitie van 26 februari 2019 aangegeven dat de betreffende bedrijven het advies van [adviesbureau A] betreffende de herstelmogelijkheden verkeerd hebben geïnterpreteerd en dat een door haar aangezocht bedrijf heeft bevestigd dat de door [adviesbureau A] voorgestelde herstelmethode wel een oplossing kan zijn.
2.23.
Uit het rapport van Context van 23 maart 2017 volgt dat ten tijde van de sloop van de vloer nieuw onderzoek heeft plaatsgevonden. Context is gebleken dat de vloer op geen enkele locatie voldoet aan het ontwerp: noch ten aanzien van de gekozen materialen, noch ten aanzien van de voorgeschreven vloerdiktes. Context heeft geconcludeerd dat de vloer niet overeen stemt met hetgeen men mocht verwachten op basis van het bouwdossier.
2.24.
Bij brief van 14 juli 2017 heeft een opvolgend gemachtigde van [eiseres 1] c.s .,
mr. Ch.G.A. van Rijckevorsel, een kostenoverzicht toegezonden aan MB Holding ad
€ 1.318.865,24 betreffende het vervangen van de vloer.
2.25.
Uit een notitie van [adviesbureau A] van 15 januari 2018 volgt dat nieuwe metingen uitwijzen dat de draagkracht van de vloer nog iets hoger is dan waar in het eerdere rapport vanuit werd gegaan.
2.26.
Op 26 maart 2018 heeft Context een rapport uitgebracht. Dit betrof een reactie op het rapport van [adviesbureau A] . Volgens Context zijn de waarnemingen van [adviesbureau A] onvolledig en onzorgvuldig. Bij de beoordeling van de draagkracht neemt [adviesbureau A] het effect van de vloerbeweging niet mee en juist daardoor is de vloer ongeschikt voor het doel waarvoor [bestuurder eiseres] het wil gebruiken.
2.27.
[adviesbureau A] heeft op 6 februari 2018 gemaild dat uit de oorspronkelijke bouwtekeningen kan worden afgeleid dat in het ontwerpproces de asfaltvloer is gewijzigd in een monoliet betonvloer.
2.28.
MB Holding heeft [eiseres 1] c.s . op 20 februari 2018 gedagvaard in kort geding en kortgezegd ontruiming van het gehuurde en (door)betaling van huur gevorderd. De kantonrechter heeft bij vonnis van 4 mei 2018 uitspraak gedaan en overwogen dat:

5.4. Partijen verschillen van mening over de vraag of de vloer van de bedrijfshallen kan worden gekwalificeerd als een gebrek en over de vraag of de door [bestuurder eiseres] gemaakte kosten voor het laten leggen van een nieuwe vloer redelijk zijn. Voor wat betreft de beoordeling van de vloer geldt als uitgangspunt dat partijen het erover eens zijn dat de vloer een draagkracht dient te hebben van 2.500 kg/m2.Dat de gehele vloer mogelijk niet voldeed aan deze draagkrachteis is vooralsnog, gelet op de elkaar tegensprekende conclusies van de deskundigen, onvoldoende aannemelijk.
5.5.
Gelet op de onder de feiten weergegeven conclusies uit de rapporten van verschillende door partijen ingehuurde deskundigen, komt het de kantonrechter aannemelijk voor dat de vloer in de bedrijfshallen in ieder geval op een aantal plekken schades vertoonde en aan de randen van voegen afbrokkelde. Ook door de adviseur van M.B. Holding is herstel van die schades voorgesteld. Dit maakt echter nog niet dat sprake was van een gebrek. Gelet op de elkaar tegensprekende conclusies in de verschillende rapporten is de kantonrechter van oordeel dat daarvoor nader onderzoek nodig is en mogelijk een onafhankelijk deskundige moet worden benoemd. Zoals hiervoor al is overwogen is daarvoor in dit kort geding geen plaats. Vooralsnog is aldus aannemelijk dat de vloer wel enige schade vertoonde, maar is nog onvoldoende aannemelijk dat dit met zich brengt dat de vloer gebrekkig was, laat staan zodanig gebrekkig dat zij niet meer te herstellen was, maar volledig diende te worden vervangen. Aan de beantwoording van de vraag welke redelijke kosten met herstel gemoeid zijn, wordt aldus nog niet toegekomen.
5.6.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering van M.B. Holding tot betaling van de huurachterstand zal toewijzen, te vermeerderen met de onbetwist gebleven contractuele boete daarover. (…) De gevorderde ontruiming wordt afgewezen. (…)”.
2.29.
Op 26 februari 2019 heeft [adviesbureau A] een reactie gegeven op de “technisch inhoudelijke standpunten in de dagvaarding in de zaak [bestuurder eiseres] / M.B. Holding ”:
“Het geschil gaat immers over het gedrag en de uitvoering van de vloer bij krimpvoegen en over de draagkracht. Schades waren al aanwezig op het moment dat de huurovereenkomst werd gesloten, met uitzondering van de schades in een gangpad van het stellingenmagazijn in fase 1. Deze schades zijn ontstaan door heftruckverkeer in combinatie met het schoteleffect. Zoals eerder al aangegeven in [2], is de gebruikte heftruck door [bestuurder eiseres] niet geschikt gebleken voor deze vloer. (…)Resumerend kan worden gesteld dat op basis van de belastbaarheid van 25 kN/m2 die is vermeld in het bouwdossier, niet kan worden aangenomen dat de vloer geschikt is voor het beoogde gebruik door [bestuurder eiseres] . Uit berekeningen volgt dat de puntlasten uit machines en heftrucks niet opneembaar zijn, ook niet als de vloerdikte van 120 mm volgens het bouwdossier aanwezig zou zijn geweest en geen sprake zou zijn geweest van schotelen bij krimpvoegen. (…)[bestuurder eiseres] heeft blijkbaar voor het beoogde gebruik een veel sterkere en stijvere bedrijfsvloer nodig dan de voormalige vloer. Dat heeft niets te maken met het schotelen bij krimpvoegen of andere zaken die [bestuurder eiseres] als gebreken naar voren heeft gebracht, anders had opnieuw een staalvezelbetonvloer volgens het bouwdossier kunnen worden gerealiseerd, maar dan zonder de door [bestuurder eiseres] gestelde gebreken. [bestuurder eiseres] heeft echter gekozen voor een veel zwaardere en duurdere bedrijfsvloer. (…)Uit berekeningen door [adviesbureau A] volgt dat het draagvermogen van de voormalige vloer onvoldoende was voor het beoogde gebruik, ook bij de ontwerpdikte van 120 mm en ook zonder de door [bestuurder eiseres] gestelde gebreken. De voormalige vloer kan worden ingedeeld in de categorie ‘werkplaats’ of ‘licht magazijn’ volgens een brochure van VOBN. Deze categorie was blijkbaar te licht voor het beoogde gebruik door [bestuurder eiseres] . Dit blijkt ook uit het feit dat de voormalige vloer door [bestuurder eiseres] is vervangen door een veel zwaarder en duurder type bedrijfsvloer, namelijk dikker, gewapend met een dubbel wapeningsnet en voorzien van en paalfundering.(…)”.

3.De vordering

3.1.
[eiseres 1] c.s . vordert –samengevat - dat de kantonrechter:
1. voor recht verklaart dat bij de aanvang van de huurovereenkomst en bij ingebruikname van het bedrijfspand door [bestuurder eiseres] sprake was van een gebrek aan de vloer ex artikel 7:204 lid 2 BW;
2. voor recht verklaart dat MB Holding het gebrek aan de vloer bij het aangaan van de huurovereenkomst kende of had behoren te kennen;
3. voor recht verklaart dat MB Holding verplicht was om op verlangen van [eiseres 1] c.s . het gebrek aan de vloer te verhelpen en dat MB Holding met het verhelpen van het gebrek aan de vloer in verzuim is geraakt;
4. MB Holding veroordeelt tot betaling van de door [eiseres 1] c.s . geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat;
5. MB Holding veroordeelt tot betaling aan [eiseres 1] c.s . van een voorschot op de het bedrag van de door [eiseres 1] c.s . geleden en nog te lijden schade ad € 1.318.865,-, althans een in goede justitie te bepalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente daarover;
6. MB Holding veroordeelt in de proceskosten, nakosten en rente daarover.
3.2.
[eiseres 1] c.s . legt aan de vordering ten grondslag – kort weergegeven – dat vanaf aanvang van de huur sprake is van een gebrekkige vloer. Hierdoor is de vloer ongeschikt voor het door [eiseres 1] c.s . beoogde gebruik van het gehuurde. MB Holding wist, althans behoorde te weten, dat de vloer gebrekkig was. Ondanks sommaties daartoe heeft MB Holding geweigerd de vloer te herstellen, zodat [eiseres 1] c.s . gedwongen was het herstel zelf ter hand te nemen. De kosten hiervan ad € 1.318.865,24 komen voor rekening van MB Holding , zie artikel 7:206 lid 3 BW.
Verder heeft [eiseres 1] c.s . op grond van artikel 7:207 lid 1 BW recht op huurprijsvermindering wegens vermindering van het huurgenot. MB Holding is aansprakelijk voor de gevolgschade gelet op het bepaalde in artikel 7:208 BW.
3.4.
Dat sprake was van wetenschap bij MB Holding met betrekking tot gebrekkige vloer blijkt volgens [eiseres 1] c.s . uit het feit dat zij artikel 1.4. van het standaard ROZ model betreffende de toelaatbare belasting van de vloer uit het huurcontract heeft weggelaten zonder [eiseres 1] c.s . daarop te wijzen.

4.Het verweer

4.1.
MB Holding betwist de vordering. Zij voert daartoe aan dat geen sprake is van een gebrek: de vloer voldeed aan hetgeen [bestuurder eiseres] daarvan mocht verwachten en het is voor rekening en risico van de huurder of het gehuurde geschikt is voor zijn specifieke bedrijfsvoering. [eiseres 1] c.s . mocht een monoliet vloer verwachten en die heeft ze ook gekregen. Zoals bepaald in de huurovereenkomst diende huurder zelf te onderzoeken of het gehuurde geschikt is voor het door haar beoogde gebruik.
4.2.
Voorts voert MB Holding aan dat de huurder, [eiseres 1] , niet de feitelijke exploitant van het gehuurde is. Het gehuurde wordt gebruikt door [eiseres 2] . MB Holding heeft geen huurovereenkomst met [eiseres 2] . Daarom kan [eiseres 2] zich jegens MB Holding alleen beroepen op onrechtmatige daad als grondslag van haar vordering, maar dat leerstuk heeft [eiseres 1] c.s . in haar dagvaarding onvoldoende onderbouwd.
4.3.
MB Holding betwist dat de stelling van [eiseres 1] c.s . dat de bepaling over de vloerbelasting op haar instigatie uit het contract is verdwenen. MB Holding was niet op de hoogte van de door [eiseres 1] c.s . gestelde gebreken aan de vloer en hoefde dat ook niet te zijn.
4.4.
MB Holding beroept zich verder op de exoneratie bepaling in het huurcontract. Zij is niet aansprakelijk voor gevolgschade van huurder in verband met gebreken die zij niet kende of behoorde te kennen.
4.5.
Omdat er geen sprake is van een gebrek, bestaat er geen verplichting tot herstel, aldus MB Holding . Voor zover MB Holding al gehouden zou zijn om te herstellen, heeft zij dit herstel aangeboden door middel van het aanbrengen van injecties, welke herstelwerkzaamheden [eiseres 1] c.s . heeft geweigerd. Ook het door MB Holding aangeboden onderheien van de vloer heeft [eiseres 1] c.s . afgewezen.
4.6.
MB Holding maakt bezwaar tegen de hoogte en de omvang van de door [eiseres 1] c.s . opgevoerde kosten van herstel. Deze zijn disproportioneel omdat zij ongeveer 1/3e deel van de koopprijs van het pand bedragen. Daarbij heeft het door [bestuurder eiseres] uitgevoerde herstel geleid tot de realisatie van een geheel nieuwe en andere soort vloer.
4.7.
Ook stelt MB Holding dat [eiseres 1] c.s . zich oneigenlijk probeert te verrijken. [eiseres 1] c.s . heeft immers na het vernieuwen van de vloer het pand kunnen kopen voor de reeds eerder al vastgestelde koopprijs en wil nu ook nog eens de kosten van die vloer op MB Holding verhalen.
4.8.
Op het door [eiseres 1] c.s . ingediende kostenoverzicht zijn niet alleen werkzaamheden tot herstel van het vermeende gebrek maar ook verbeterwerkzaamheden opgenomen. Deze kunnen niet voor rekening van verhuurder komen. Ook is van diverse posten de noodzaak tot het maken van die kosten niet gebleken.

5.De beoordeling

5.1.
De door [eiseres 1] c.s . gestelde gebrekkigheid van de vloer bestaat uit: onvoldoende draagvermogen, de aanwezigheid van bewegende vloerdelen veroorzaakt door loslating van de staalvezelbetonvloer van de onderlaag, scheurvorming en afbrokkeling. Ter toelichting op de gebreken stelt [eiseres 1] c.s . dat de in het bouwdossier voorgeschreven dikte van de staalvezelbetonvloer van 12 cm nergens wordt gehaald. Ook is de vloer op een groot aantal plaatsen geheel doorgescheurd tot op de funderingslaag, met name ter plaatse van dilatatievoegen. De losse vloerdelen kunnen daardoor onafhankelijk van elkaar bewegen. Er is sprake van ‘schotelen’: de punten van de vloervelden krullen omhoog. Het gevolg hiervan is dat de vloer onvoldoende draagkracht heeft voor de puntbelasting van de door [eiseres 1] c.s . gebruikte productiemachines en dat de vloer niet de stabiliteit bezit die noodzakelijk is voor zowel het productieproces als voor het gebruik van de vorkheftrucks.
5.2.
Volgens MB Holding is de vloer niet gebrekkig. Bij aanvang van de huur beschikte het gehuurde over een standaard monoliet bedrijfsvloer. Bij een dergelijke vloer zijn scheuren door uitzetting en krimp van het beton gebruikelijk. Om de scheurvorming te beperken is de vloer voorzien van dilatatievoegen en krimpvoegen. De diepte van die voegen is conform de daaraan te stellen gebruikelijke eisen. Het schotelen van de vloer is een eigenschap die hoort bij dit soort vloeren en is daarom dus geen gebrek maar een eigenschap. Verder is een dergelijke vloer hoe dan ook niet trilvrij. Ook is de dikte van de cementlaag voldoende en ook waar deze te dun zou zijn, heeft de vloer nog voldoende draagkracht (tenminste 2.500 kg/m2). Volgens MB Holding is de vloer niet het probleem maar het specifieke gebruik door [eiseres 1] c.s .. Haar heftrucks zijn te zwaar waardoor schade aan de vloer ontstaat. Ook zijn haar machines zonder bijkomende fundering hoe dan ook te zwaar. [eiseres 1] c.s . heeft de verkeerde vloer gehuurd.
5.3.
De eerste vraag die ter beantwoording voorligt is of de door MB Holding aangevoerde klachten over de vloer kunnen worden aangemerkt als een gebrek. Partijen hebben in de huurovereenkomst een enigszins van artikel 7:204 lid 2 BW afwijkende regeling getroffen in die zin dat ten aanzien van het huurgenot niet bepalend is wat een huurder (objectief) mocht verwachten maar wat huurder (subjectief) mocht verwachten. Dat betekent dat alle omstandigheden van dit specifieke geval meegewogen moeten worden bij het beoordelen van de vraag wat [eiseres 1] c.s . aan huurgenot mocht verwachten.
5.4.
In dat verband is van belang dat ten aanzien van het gehuurde tussen partijen aanvankelijk een koopovereenkomst tot stand was gekomen. Deze koopovereenkomst is door [eiseres 1] ontbonden met gebruikmaking van het financieringsvoorbehoud. Omdat de verwachting was dat [eiseres 1] binnen afzienbare termijn wel voldoende financiering zou kunnen krijgen, zijn partijen overeengekomen dat [eiseres 1] het pand zou gaan huren. Met het oog op de voorgenomen verkoop zijn in de huurovereenkomst enkele speciale bepalingen opgenomen, die er onder meer uit bestonden dat alleen [eiseres 1] de huur kon opzeggen, MB Holding op voorhand aan [eiseres 1] toestemming heeft verleend om alle (bouwkundige) aanpassingen te verrichten die voor het voorgenomen gebruik noodzakelijk zouden zijn en dat [eiseres 1] een koopoptie op het gehuurde had. Gelet op deze omstandigheden moet bij de vraag wat [eiseres 1] aan huurgenot mocht verwachten ook worden meegenomen datgene wat [eiseres 1] in het kader van de koop heeft onderzocht en aan informatie heeft verkregen en wat er over het gehuurde in de koopovereenkomst is opgenomen.
5.5.
De brochure die ten behoeve van koop en verhuur is uitgegeven, vermeldt dat de vloerbelasting circa 2.000 kg.m2 is, dat het pand is voorzien van een monoliet afgewerkte staalvezelbetonvloer en dat huurder een eigen onderzoeksplicht heeft. Vervolgens is in de koopovereenkomst een ouderdomsclausule opgenomen waaruit volgt dat het pand 24 jaar oud is, zodat aan de bouwkundige kwaliteit van het pand lagere eisen kunnen worden gesteld dan aan een nieuw pand. Voorts is bepaald dat het pand geschikt is voor normaal gebruik als kantoor- en productieruimte. Voorafgaand aan de koop heeft [bestuurder eiseres] navraag gedaan naar de vloerbelasting bij de showroom en de ruimte onder de kantoren. De makelaar van MB Holding heeft daarop laten weten dat MB Holding niet op de hoogte was van de vloerbelasting en hij heeft tekeningen meegestuurd op grond waarvan de makelaar veronderstelde dat het achterste gedeelte van het pand een vloerbelasting van 250 kg/m2 had.
5.6.
Gesteld noch gebleken is dat de vloer tussen partijen verder nog onderwerp van gesprek is geweest. In de huurovereenkomst die partijen na de ontbinding van de koopovereenkomst hebben gesloten, is over de vloer of vloerbelasting niets opgenomen. Expliciet is bepaald dat [eiseres 1] als huurder diende te onderzoeken of het gehuurde geschikt is of kan worden gemaakt voor het door [eiseres 1] beoogde gebruik en dat MB Holding daarnaar geen onderzoek heeft gedaan. Iedere aansprakelijkheid voor gebreken en de gevolgen daarvan, is in de huurovereenkomst bij [eiseres 1] neergelegd. Ten aanzien van de bestemming is opgenomen dat het gehuurde moet worden gebruikt voor productie en opslag van kunststof artikelen.
5.7.
Uit het voorgaande volgt dat [eiseres 1] ervan uit mocht gaan dat het gehuurde was voorzien van een monoliet afgewerkte staalvezelbetonvloer, met een (vermoedelijk) draagvermogen van 2.000 kg per m2 (zie brochure) en dat alle risico’s betreffende de staat van de vloer bij haar waren neergelegd (zie huurovereenkomst). MB Holding had geen kennis van de staat van de vloer en heeft ook geen garanties gegeven of andere uitlatingen heeft gedaan op basis waarvan [eiseres 1] kon veronderstellen dat de vloer een zekere kwaliteit had. [eiseres 1] moest zelf onderzoek doen naar de geschiktheid van de vloer, hetgeen ook voor de hand ligt omdat zij het beste weet aan welke vereisten een vloer moet voldoen om de door haar beoogde exploitatie mogelijk te maken. De omstandigheid dat zij, althans haar architect, zich bij dat onderzoek heeft gebaseerd op het bouwdossier zonder te controleren of de vloer daadwerkelijk aan de daarin vermelde omschrijving voldeed, dient voor haar risico te komen nu uit niets blijkt dat MB Holding heeft gegarandeerd dat de vloer aan de omschrijving uit het bouwdossier voldeed. Als vierde eigenaar van het toen circa 25 jaar oude pand beschikte MB Holding niet uit eigen hoofde over kennis met betrekking tot het ontwerp en de realisatie van het pand. De makelaar van MB Holding heeft [bestuurder eiseres] slechts de suggestie gedaan om inzage te nemen in het door de gemeente aangehouden bouwdossier. Daarbij lijkt het er op dat het onderzoek van [eiseres 1] zich pas heeft verdiept na aanvang van de huur in het kader van de (ver)bouwplannen van [eiseres 2] gelet op de mail van 1 augustus 2014 van de architect aan [bestuurder eiseres] . Overigens volgt uit de door MB Holding overgelegde rapportages dat het draagvermogen van de vloer niet minder is dan deze zou zijn geweest indien de vloer geheel aan de omschrijving in het bouwdossier zou voldoen.
5.8.
De kantonrechter leidt uit hetgeen [eiseres 1] c.s . heeft betoogd en met name uit de door haar overgelegde rapporten af dat de gelijkmatig verdeelde draagkracht van de vloer op zich zelf niet leidt tot onbruikbaarheid daarvan voor de bedrijfsvoering van [eiseres 2] , maar de omstandigheid dat de vloerdelen los van elkaar kunnen bewegen en “schotelen”. Hierdoor kunnen de door [eiseres 2] gebruikte vorkheftrucks niet over de vloer rijden zonder dat deze steeds verder beschadigt en kunnen de machines van [eiseres 2] niet in gebruik worden genomen omdat zij tientallen centimeters verschuiven vanwege de beweeglijkheid van de vloer.
5.9.
De kantonrechter is echter van oordeel dat de beweeglijkheid van de vloer en het schotelen ervan evenmin als een huurgenot aantastende eigenschap die [eiseres 1] niet hoefde te verwachten, kan worden aangemerkt. MB Holding heeft gemotiveerd aangevoerd dat bij bedrijfsvloeren als de onderhavige (staalvezelbetonvloer met gezaagde krimpvoegen), schotelen onvermijdelijk is. De betonlaag waarvan de vloer is voorzien, heeft de neiging om te krimpen waardoor scheurvorming kan ontstaan. Om die scheurvorming in goede banen te leiden, is de vloer voorzien van dilatatievoegen waardoor deze gecontroleerd kan doorscheuren. Trilvrij is een dergelijke vloer hoe dan ook niet. Ter onderbouwing van deze stellingen heeft MB Holding rapporten van [adviesbureau A] overgelegd. Daaruit volgt verder dat ook wanneer de vloer in perfecte staat zou hebben verkeerd, deze nog steeds niet geschikt zou zijn geweest voor de zware vorkheftrucks die [eiseres 2] in gebruik heeft en voor haar machines die een hogere puntbelasting hebben dan de vloer kan dragen.
5.10.
De juistheid van dat laatste wordt onderstreept door de volgende omstandigheden. Ten eerste heeft MB Holding onvoldoende weersproken aangevoerd dat de vorige gebruiker van het gehuurde geen problemen met de vloer heeft ondervonden. Toen [glasgroothandel] B.V het gehuurde ten behoeve van haar glasbedrijf met verfhandel in gebruik had, functioneerde de vloer naar behoren en was van enig gebrek geen sprake.
Ten tweede heeft [eiseres 1] bij het ingaan van de huur de vloer in toenmalige staat geaccepteerd en heeft zij pas anderhalf jaar later over gebreken aan de vloer geklaagd, te weten op het moment dat zij de eerste machines had geplaatst en met zware vorkheftrucks over de vloer had gereden. Daaruit kan worden afgeleid dat de gestelde gebreken samenhangen met het specifieke gebruik door [eiseres 1] . Ten derde heeft [eiseres 1] geen van de door MB Holding voorgestelde herstelmethoden willen accepteren, maar zelf een geheel nieuwe vloer laten aanbrengen die veel robuuster is omdat deze is voorzien van bewapeningsnetten, is onderheid en 20 centimeter dik is. Daarmee is de nieuwe vloer onvergelijkbaar met de oorspronkelijke vloer.
5.11.
De conclusie op grond van het voorgaande is dat de vloer op zich zelf niet gebrekkig is maar niet geschikt is voor het door [eiseres 1] beoogde gebruik. Dit komt voor haar rekening en risico omdat in de huurovereenkomst expliciet is bepaald dat [eiseres 1] zelf moest controleren of het gehuurde geschikt was voor de door haar gewenste bedrijfsvoering. De stelling van [eiseres 1] c.s . dat MB Holding wist dat de vloer gebrekkig dan wel ongeschikt was omdat de standaard bepaling met betrekking tot de maximale belasting van de vloer uit het huurcontract is verwijderd, wordt verworpen. Nog daargelaten dat MB Holding heeft betwist dat die bepaling op haar instigatie is geschrapt, geldt dat indien de betreffende bepaling wel was opgenomen, daaruit niet een garantie betreffende de draagkracht van de vloer volgt. Veeleer moet die standaardbepaling worden gezien als een waarschuwing aan de huurder dat de vloer niet zwaarder kan worden belast dan het in die bepaling aangegeven draagniveau. Ook overigens kan MB Holding ter zake de draagkracht van de vloer geen verwijt worden gemaakt: uit de in de huurovereenkomst opgenomen bestemming van het gehuurde volgt niet dat de vloer aan bepaalde vereisten moest voldoen en [eiseres 1] heeft MB Holding ook niet op andere wijze geïnformeerd over die eisen en het door haar beoogde gebruik.
5.12.
Nu alle vorderingen van [eiseres 1] c.s . steunen op haar stelling dat de vloer gebrekkig is en uit het voorgaande volgt dat die stelling faalt, kan de conclusie geen andere zijn dan dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
5.13.
De proceskosten komen voor rekening van [eiseres 1] c.s ., omdat zij ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt [eiseres 1] c.s . tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor MB Holding worden vastgesteld op een bedrag van € 2.882,00 aan salaris van de gemachtigde van MB Holding .
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.J. Dijk, kantonrechter, en op bovengenoemde datum in het openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, mr. A.H.I. Hoogendam.
De griffier De kantonrechter