In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 4 oktober 2019 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres en het dagelijks bestuur van WerkSaam Westfriesland. Eiseres had bezwaar gemaakt tegen een besluit van 21 december 2018, waarin haar bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet werd ingetrokken en een bedrag van € 1.070,25 aan ten onrechte betaalde bijstandsuitkering werd teruggevorderd. Het bezwaar van eiseres werd door verweerder op 7 mei 2019 niet-ontvankelijk verklaard, omdat volgens verweerder het bezwaar te laat was ingediend.
Eiseres stelde echter dat zij het primaire besluit pas had ontvangen met de stukken in beroep en dat de bezwaartermijn nog niet was aangevangen. De rechtbank oordeelde dat de ontvangst van het primaire besluit niet was komen vast te staan. De rechtbank concludeerde dat de beschreven werkwijze van verzending door verweerder niet voldoende waarborgen bood om aan te nemen dat het besluit daadwerkelijk was ontvangen door eiseres. Hierdoor was de bezwaartermijn nog niet aangevangen en was het bezwaar tijdig ingediend.
De rechtbank verklaarde het beroep gegrond, vernietigde het bestreden besluit en bepaalde dat verweerder opnieuw op het bezwaarschrift moest beslissen. Tevens werd verweerder veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 1.536,-, en moest het griffierecht van € 47,- worden vergoed. De uitspraak werd openbaar uitgesproken en partijen werden op de hoogte gesteld van de beslissing.