ECLI:NL:RBNHO:2019:8350

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
8 oktober 2019
Zaaknummer
C/15/285683 / HA ZA 19-168
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Schuldeisersverzuim en contractuele boete in een maatschapsovereenkomst tussen cardiologen

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland is behandeld, gaat het om een geschil tussen verschillende cardiologen die betrokken zijn bij een maatschapsovereenkomst. De eisers, bestaande uit meerdere partijen waaronder Taverne Cardiologie VOF en Cardiologiepraktijk Bagdad B.V., hebben de gedaagde, die zonder bekende woon- en/of verblijfplaats is, aangeklaagd voor het niet nakomen van verplichtingen uit de dissociatieovereenkomst. De eisers vorderen een betaling van € 748.000,- als gevolg van een verbeurde contractuele boete, die volgens hen is ontstaan door het niet voldoen aan de voorwaarden van de overeenkomst. De gedaagde heeft echter verweer gevoerd en stelt dat hij aan zijn verplichtingen heeft voldaan en dat de eisers zelf in schuldeisersverzuim zijn geraakt door het niet faciliteren van de aandelenoverdracht.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde niet in verzuim is geraakt, omdat de eisers niet aan hun verplichtingen hebben voldaan om aan te geven aan wie de aandelen konden worden overgedragen. Hierdoor is er sprake van schuldeisersverzuim aan de zijde van de eisers, wat betekent dat de gedaagde geen contractuele boete verschuldigd is. De rechtbank heeft de vordering van de eisers afgewezen en hen veroordeeld in de proceskosten.

In reconventie heeft de gedaagde ook vorderingen ingesteld tegen de eisers, waaronder een verklaring voor recht dat de eisers onrechtmatig hebben gehandeld door beslag te leggen. De rechtbank heeft deze vorderingen toegewezen, omdat het beslag onrechtmatig was gelegd. De eisers zijn veroordeeld tot schadevergoeding aan de gedaagde, die nader moet worden opgemaakt bij staat. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de gedaagde toegewezen.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
Zittingsplaats Haarlem
zaaknummer / rolnummer: C/15/285683 / HA ZA 19-168
Vonnis van 30 oktober 2019
in de zaak van

1.[eiser1/verweerder1] ,

wonende te [woonplaats] ,
2. de vennootschap onder firma
TAVERNE CARDIOLOGIE VOF,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Terneuzen,
3.
[eiser3/verweerder3],
wonende te [woonplaats] ,
4.
[eiser4/verweerder4],
wonende te [woonplaats] ,
5.
[eiser5/verweerder5],
wonende te [woonplaats] ,
6. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CARDIOLOGIEPRAKTIJK BAGDAD B.V.,
statutair gevestigd en kantoor houdende te Terneuzen,
7.
[eiser7/verweerder7],
wonende te [woonplaats] ,
8.
[eiser8/verweerder8],
wonende te [woonplaats] ,
eisers in conventie in de hoofdzaak,
verweerders in reconventie in de hoofdzaak,
eisers in het incident in reconventie,
advocaat mr. M.H.J. van Rest te 's-Gravenhage,
tegen
[gedaagde/eiser],
zonder bekende woon- en/of verblijfplaats binnen Nederland of daarbuiten, voor deze zaak uitdrukkelijk woonplaats gekozen hebbende te Amsterdam, ten kantore van zijn advocaat,
gedaagde in conventie in de hoofdzaak,
eiser in reconventie in de hoofdzaak,
verweerder in het incident in reconventie,
advocaat mr. T. Hekman te Amsterdam.
Eisers zullen hierna gezamenlijk [eiser1/verweerder1] c.s. en ieder afzonderlijk [eiser1/verweerder1] , Taverne Cardiologie, [eiser3/verweerder3] , [eiser4/verweerder4] , [eiser5/verweerder5] , Cardiologiepraktijk Bagdad, [eiser7/verweerder7] en [eiser8/verweerder8] genoemd worden en gedaagde [gedaagde/eiser] .

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • het tussenvonnis van 1 mei 2019
  • het proces-verbaal van comparitie van 17 september 2019.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Op 28 april 2014 is tussen [eiser1/verweerder1] h/o Taverne Cardiologie (partij A), [eiser3/verweerder3] (partij B), [eiser4/verweerder4] (partij C), [eiser5/verweerder5] handelend als directeur van Cardiologiepraktijk Bagdad (partij D), [eiser7/verweerder7] (partij E), [gedaagde/eiser] (partij F) en [eiser8/verweerder8] (partij G) een overeenkomst van praktijkassociatie gesloten. Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
(partijen) allen van beroep cardioloog en als zodanig ingeschreven in het register van erkende medische specialisten van de KNMG.
in aanmerking nemende:
  • dat partijen A, B, C, D en E sedert 1 augustus 2011 voor gezamenlijke rekening in maatschapsverband een praktijk uitoefenen als cardioloog te Terneuzen en omgeving en daarbij als zodanig praktijk uitoefenen in de Stichting Zorgsaam te Terneuzen overeenkomstig de voorwaarden neergelegd in de overeenkomst van praktijkassociatie welke per 1 augustus 2011 tussen hen werd gesloten;
  • dat partij F en G voornemens zijn zich eveneens als cardioloog te Terneuzen te vestigen, teneinde als zodanig praktijk uit te oefenen in voornoemd maatschapsverband;
  • dat partijen A ,B, C, D, E, F en G voornemens zijn de praktijk, die tot dusverre door partijen A, B, C, D en E werd uitgeoefend, voor gezamenlijke rekening in maatschapsverband te gaan uitoefenen;
  • dat partijen teneinde elkaar nader te leren kennen een periode van kennismaking zijn overeengekomen;
  • (…)
verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
AANVANG EN DOEL
Artikel 1
1. Met ingang van 1 januari 2014 gaan partijen met elkaar een maatschap aan als bedoeld in de artikelen 7A:1655 en volgende van het Burgerlijk Wetboek (…) welke maatschap als doel heeft het voor gemeenschappelijke rekening en risico uitoefenen van een cardiologiepraktijk te Terneuzen en omgeving, alsmede het bevorderen van een zo hoog mogelijk peil van de cardiologische geneeskunde.
(…)
DUUR VAN DE MAATSCHAP
Artikel 2
de maatschap wordt aangegaan voor onbepaalde tijd
de periode van 1 januari 2014 tot 1 april 2014 wordt beschouwd als kennismakingsperiode, na deze kennismakingsperiode dienen de toetredende maatschapsleden het overeengekomen bedrag aan goodwill (285.000 euro) te storten op rekening van de maatschap; (…) In deze periode is de maatschap opzegbaar met een opzegtermijn van 1 maand zonder opgaaf van redenen (…)
Na afloop van de kennismakingsperiode, dus met ingang van 1 april 2014, is de maatschap door elke partij opzegbaar met inachtneming van een opzegtermijn van zes maanden.
(…)
EINDE VAN DE MAATSCHAP
Artikel 14
De maatschap eindigt:
1. door opzegging ingevolge artikel 2 lid 2 of 3.
(…)
GEVOLGEN VAN HET EINDIGEN DER MAATSCHAP (OVERNAMERECHT)
Artikel 18
Bij beëindiging van de maatschap van één der partijen kan zijn aandeel in de maatschapspraktijk door hem c.q. de rechtverkrijgende niet anders worden vervreemd of overgedragen dan aan de voortzettende partijen dan wel aan een derde, omtrent wie de voortzettende partijen schriftelijk hun toestemming hebben blijk gegeven. Bij beëindiging van de maatschap anders dan wegens overlijden staat ieder der partijen zijn aandeel in de maatschap ter vrije beschikking.
(…)
De partij die de praktijk ter plaatse niet voortzet (…) is verplicht binnen een periode van één maand na beëindiging van de maatschap zijn aandeel aan de andere partijen, die hun aandeel in de praktijk wel voortzetten, per aangetekend schrijven ter overname aan te bieden tegen een som vast te stellen met inachtneming van de alsdan geldende normen en omstandigheden, terwijl de andere partijen vrij zijn het bod al dan niet te aanvaarden, met dien verstande echter dat zij gehouden zijn binnen vier weken na het tijdstip van aanbieding hun keuze schriftelijk kenbaar te maken. Voor de partij die de maatschap conform artikel 14 lid 1 opzegt geldt in afwijzing van het hiervoor genoemde tijdstip van aanbieden dat deze binnen een periode van één maand na opzegging dient plaats te vinden.
(…)
GESCHILLEN
Artikel 21
1. Alle geschillen, welke mochten ontstaan met betrekking tot de uitleg of de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst, zullen niet worden onderworpen aan het oordeel van de gewone rechter – behoudens eventuele voorzieningen in kort geding – doch zullen uitsluitend en in hoogste resort worden beslist door drie scheidslieden. (…)
2.2.
De maatschap wordt uitgeoefend onder de naam Cardiologie Centrum Zeeland B.V. (hierna: CCZ).
2.3.
Bij aangetekende brief van 11 september 2014 heeft [gedaagde/eiser] zijn aandelen overeenkomstig artikel 9.2 van de statuten te koop aangeboden aan de overige aandeelhouders van CCZ. Omdat deze brief niet werd aangenomen of afgehaald heeft [gedaagde/eiser] dezelfde brief nogmaals verzonden, maar nu per e-mail van 11 oktober 2014.
2.4.
Op 2 december 2014 is tussen partijen een overeenkomst tot stand gekomen van dissociatie en praktijkoverdracht (hierna: de dissociatieovereenkomst). Deze overeenkomst houdt onder meer het volgende in:
(…)
in aanmerking nemende:
(…)
  • dat vorenbedoelde maatschap in onderling overleg per dertig oktober 2014 wordt ontbonden ten aanzien van partij A
  • dat partij A zijn aandeel in vorenbedoelde praktijk - hierna te noemen: het praktijkaandeel
met ingang van dertig oktober 2014 wenst neer te leggen en over te dragen aan partijen
B tot en met G
(rb respectievelijk [eiser1/verweerder1] , [eiser3/verweerder3] , [eiser4/verweerder4] , [eiser5/verweerder5] , [eiser7/verweerder7] en [eiser8/verweerder8] )die het praktijkaandeel van partij A wensen over te nemen;
- dat partijen B tot en met G (of een door hen aan te wijzen derde) de aandelen die partij A
houdt in Cardiologie Centrum Zeeland B.V. wensen over te nemen en dat partij A deze
aandelen wenst over te dragen.
Verklaren te zijn overeengekomen als volgt:
OVERDRACHT PRAKTIJK
Artikel 1
1. Partij A verkoopt aan partijen B tot en met G en verklaart op dertig oktober 2014 aan
dezen in volle en vrije eigendom te leveren zijn praktijkaandeel, welk praktijkaandeel
partijen B tot en met G verklaren te kopen en alsdan in eigendom te aanvaarden.
2. Partijen verklaren dat het onderhavige praktijkaandeel aan hen genoegzaam bekend is,
zodat een nadere omschrijving daarvan niet wordt verlangd.
KOOPSOM / BETALING
Artikel 2
1. De koopsom c.q. goodwillsom voor het in het vorige artikel genoemde praktijkaandeel is door partijen in onderling overleg vastgesteld op in totaal tweehonderdvijfentachtigduizend euro (€ 285.000,00).
2. Partij A ontvangt voor de door hem verrichtte werkzaamheden gedurende de periode vanaf één januari 2014 tot aan de datum van praktijkoverdracht als bedoeld in artikel 1 lid
1. een winstaandeel ter grootte van honderdvijfentachtigduizend euro (€ 185.000,00).
Tevens ontvangt partij A het restbedrag van de rekening courant 2013 ad
achtduizendzeventwintig euro (€ 8.027,00).
3. Partij A heeft tot op heden reeds een bedrag ter grootte van
tweehonderddrieënveertigduizendzevenhonderd euro (€ 243.700,00) ontvangen van de
maatschap. Partijen B tot en met G zullen gezamenlijk het restantbedrag ad
tweehonderdvierendertigduizend driehonderdzevenentwintig euro (€ 234.327,00) (zijnde
het totaal van de in leden 1 en 2 van dit artikel genoemde bedragen € 285.000,00 +
€ 185.000,00 + € 8.027,00) verminderd met het reeds door partij A ontvangen bedrag
(€ 243.700,00)) uiterlijk één december 2014 voldoen aan partij A, ineens, door
overmaking naar het bankrekeningnummer ABNAMRO (…) t.n.v. K. [gedaagde/eiser] (…), tegen gehele en deugdelijke kwijting, zonder enige korting of verrekening.
4. Door de uitkering van de in dit artikel genoemde bedragen, zal er verder geen
verrekening meer plaatsvinden tussen partij A enerzijds en partijen B tot en met G
anderzijds van vorderingen en schulden met betrekking tot de maatschap en van
vorderingen en schulden die partijen over en weer hebben, alsmede is het aandeel van
partij A in de activa en passiva van de maatschap hiermee reeds verrekend.
(…)
VERBOD (HER)VESTIGING
Artikel 4
1. Partij A verbindt zich gedurende drie jaren, te rekenen vanaf de datum van
praktijkoverdracht, binnen het verzorgingsgebied van de onderhavige praktijk zijnde
Zeeuws-Vlaanderen, geen praktijk als cardioloog te zullen uitoefenen, daaronder
begrepen het verstrekken van recepten en/of medicijnen, noch bij de uitoefening van
zodanige praktijk rechtstreeks of zijdelings betrokken te zullen zijn. (…)
OVERDRACHT AANDELEN B.V.
Artikel 5
1. Partij A zal drieduizendzeshonderd aandelen (genummerd 24301 tot en met 27900) die
hij houdt in de besloten vennootschap Cardiologie Centrum Zeeland B.V. en aan hem zijn
uitgegeven als vastgelegd in de notariële akte van uitgifte van aandelen d.d. 24 januari
2014 overdragen, hetgeen in een notariële akte van aandelenoverdracht nader zal
worden vastgelegd. Partij A zal voor de overdracht van deze aandelen een bedrag van in
totaal éénentwintigduizendzeshonderd euro (€ 21.600,00) in contanten ontvangen per de
datum dat de akte van aandelenoverdracht notarieel wordt verleden.
Partijen wenden zich hiervoor tot een door hen in onderling overleg aan te wijzen notaris.
2. De akte van aandelenoverdracht zal uiterlijk op éénendertig december 2014 notarieel
worden verleden.
(…)
BIJZONDERE BEPALINGEN
(…)
Artikel 9
De partij, die toerekenbaar tekortschiet in de nakoming van de verbintenissen, die voor hem
uit deze overeenkomst voortvloeien, is een boete verschuldigd van vijfduizend euro
(€ 5.000,00) vermeerderd met vijfhonderd euro (€ 500,00) voor iedere dag dat de
tekortkoming voortduurt. Deze boete is direct opeisbaar zonder dat enige aanmaning of een
andere voorafgaande verklaring vereist is.
In afwijking van artikel 6:92 8W hebben de andere partijen het recht om naast de betaling
van de boete, nakoming van de uit deze overeenkomst voortvloeiende verbintenissen en/of
vervangende en/of aanvullende schadevergoeding te vorderen.
Artikel 10
Voor zover daar in de onderhavige overeenkomst niet van wordt afgeweken, blijven met betrekking tot de afwikkeling van de maatschap de bepalingen van de maatschapsovereenkomst d.d. 24 april 2014, die partijen A tot en met G per één januari 2014 zijn aangegaan, onverkort van toepassing.
(…)
GESCHILLEN
Artikel 12
Partijen verklaren dat alle geschillen welke mochten ontstaan met betrekking tot de uitvoering van de bepalingen van deze overeenkomst van dissociatie en praktijkoverdracht zullen worden beslecht op dezelfde wijze als vermeld in artikel 21 van de tussen partijen vigerende maatschapsovereenkomst als bedoeld in artikel 10 van de onderhavige overeenkomst
2.5.
Bij e-mail van 15 december 2014 heeft [gedaagde/eiser] bij een van de overige maten, [eiser7/verweerder7] , aangedrongen op overdracht van de aandelen en gevraagd naar de huidige stand van zaken. [eiser7/verweerder7] deelt in een reactie van 15 december 2014 mee dat op 18 december 2014 een gesprek gepland is met een andere partij.
2.6.
Bij e-mail van 23 december 2014 heeft [gedaagde/eiser] bij de overige maten nogmaals aangedrongen op het afronden van de overdracht van de aandelen omdat hij de week daarna met verlof zal zijn.
2.7.
[gedaagde/eiser] heeft eveneens op 23 december 2014 contact opgenomen met het notariskantoor en een medewerker van de notaris heeft hem als volgt bericht:
Vanmiddag heb ik contact gehad met u over de overdracht van de aandelen in Cardiologie Centrum Zeeland BV. Ik heb daarop met de heer [eiser7/verweerder7] gebeld. Omdat er een schriftelijke verklaring nodig is van alle aandeelhouders en de heer [eiser7/verweerder7] verwacht dat dit niet haalbaar is voor de 31e, en voorts nog niet precies bekend is wie de aandelen zal overnemen, zal ik vooralsnog nog niet aan de slag gaan. De heer [eiser7/verweerder7] zou dit met u opnemen en met u spreken over een tijdelijke oplossing. Ik heb de heer [eiser7/verweerder7] gevraagd om mij schriftelijk te laten weten (…) als u er met elkaar uit bent en ik voor u aan de slag moet gaan. Dan zal ik weer contact met u opnemen.
2.8.
Bij wijze van tijdelijke oplossing wordt door [eiser4/verweerder4] namens de overige maten een verklaring toegestuurd aan [gedaagde/eiser] met het verzoek om, indien hij akkoord is met de tekst van die verklaring, deze te ondertekenen. Bij brief van 30 december 2014 heeft [gedaagde/eiser] die verklaring ondertekend. Deze verklaring houdt het volgende in:
Hierbij verklaar ik [gedaagde/eiser] , dat ik akkoord ga met het door de maatschap cardiologie voorgestelde overgangsregeling aandelen Cardiologie Centrum Zeeland B.V.
Dit houdt in dat de maatschap Cardiologie Zeeuws-Vlaanderen mij het bedrag van 21.610 Euro bedoeld als overname aandelen CCZ B.V. zal voorschieten.
In januari 2015 zal de officiële notariële overdracht plaatsvinden van mijn aandelen (aandelen genummerd 24301 tot en met 27900 in de besloten vennootschap Cardiologie Centrum Zeeland B.V)
De partij die mijn aandelen overneemt zal betreffende aandeelsom van 21.610
Euro aan de maatschap cardiologie uitbetalen, gezien de maatschap cardiologie mij hiervoor reeds heeft vergoed.
2.9.
De in de dissociatieovereenkomst opgenomen datum voor de overdracht van de aandelen wordt in onderling overleg vervangen door 31 januari 2015. [eiser1/verweerder1] c.s. hebben vervolgens het bedrag van € 21.610,- uitbetaald aan [gedaagde/eiser] bij wijze van voorschot. Het is in januari 2015 niet gekomen tot overdracht van de aandelen.
2.10.
Van der Vlugt Accountants, de accountant van CCZ, heeft op 28 juni 2016 [gedaagde/eiser] benaderd via e-mail. Deze e-mailwisseling houdt het volgende in:
Op 28 juni 2016 om 10:47 uur Van der Vlugt aan [gedaagde/eiser] :
Goede morgen kaiyum
Hoe is het er mee?
Kan je mij bellen?
Op 28 juni 2016 te 9:51 uur [gedaagde/eiser] aan Van der Vlugt:
Goedemorgen Aad,
Wat kan ik voor je doen?
Op 28 juni 2016 te 10:14 uur Van der Vlugt aan [gedaagde/eiser] :
Kaiyum dat is snel!
Ik ben bezig met CCZ en de notaris
En wil je een volmacht sturen om de aandelen nog formeel over te dragen
Staan die in jouw bv?
En waar is die gevestigd?
En jou woonadres en kopie legitimatie
Dan hoef je alleen maar handtekening onder de volmacht te zetten.
Op 28 juni 2016 te 20:20 uur Van der Vlugt aan [gedaagde/eiser] :
Goede avond
Mag ik zsm een reactie?
Op 11 juli 2016 te 15:11 uur Van der Vlugt aan [gedaagde/eiser] :
Goede middag heer
Ik heb geen reactie gehad op mijn verzoek
Blijkbaar kiest u voor blijvende bestuurdersaansprakelijkheid
Zal dit aan de vakgroep cardio doorgeven.
[gedaagde/eiser] heeft niet meer gereageerd op de berichten van Van der Vlugt.
2.11.
In de vergadering van aandeelhouders van Sheik BV (van welke vennootschap [gedaagde/eiser] enig aandeelhouder/bestuurder is) van 31 december 2017 is besloten dat Sheik BV per 31 december 2017 wordt ontbonden en geliquideerd. Het liquidatieoverschot is uitgekeerd aan [gedaagde/eiser] door verrekening van de dividenduitkering met de rekening-courantvordering van de vennootschap op [gedaagde/eiser] .
Per 29 maart 2018 is Sheik BV uitgeschreven uit het handelsregister van de Kamer van Koophandel.
2.12.
Op 7 juni 2018 is een aandeelhoudersbesluit buiten vergadering genomen door de overige aandeelhouders in CCZ Dit besluit houdt in:
Besluit hierbij:
Tot vermindering van het geplaatste kapitaal van de vennootschap door intrekking van drieduizend zeshonderd (3.600) gewone aandelen, elk nominaal groot één euro (€ 1,-), genummerd 24.301 tot en met 27.900 gehouden door K. [gedaagde/eiser] B.V. tegen (terug)betaling van een bedrag van éénentwintigduizend éénhonderd zestig euro
(€ 21.160,-) welk bedrag wordt verrekend met een eerder door de vennootschap aan de aandeelhouder gedaan bedrag in dezelfde omvang.
2.13.
Bij brief van 14 januari 2019 van hun advocaat hebben [eiser1/verweerder1] c.s. aanspraak gemaakt bij [gedaagde/eiser] op de uit hoofde van artikel 9 van de dissociatieovereenkomst door hem verschuldigd geworden boete tot een bedrag van € 581.000,-. Voorts hebben zij aangevoerd dat, nu [gedaagde/eiser] Sheik BV heeft geliquideerd, waardoor de boete niet kan worden verhaald op Sheik BV, hij als bestuurder van Sheik BV onrechtmatig heeft gehandeld en daarom in privé aansprakelijk is voor deze boete. [eiser1/verweerder1] c.s. hebben ten laste van [gedaagde/eiser] beslag gelegd op zijn woning te Hoofddorp en onder de ABN AMRO Bank en de ING Bank. De bank beslagen hebben doel getroffen en zijn nog niet opgeheven.
2.14.
Op 22 januari 2019 heeft [gedaagde/eiser] een verzoekschrift ingediend bij de rechtbank tot heropening van de vereffening van Sheik BV.
2.15.
In een beschikking van 31 januari 2019 heeft de rechtbank de vereffening van Sheik BV heropend en [gedaagde/eiser] tot vereffenaar benoemd.
2.16.
[gedaagde/eiser] heeft vervolgens als bestuurder van Sheik BV het aandeelhoudersbesluit buiten vergadering van 7 juni 2018 dat aan hem ter ondertekening was toegestuurd op 14 januari 2019 alsnog bekrachtigd door ondertekening daarvan op 25 februari 2019.
2.17.
Op 4 februari 2019 heeft de advocaat van [eiser1/verweerder1] c.s. in een e-mail aan de advocaat van [gedaagde/eiser] het volgende meegedeeld en voorgesteld:
(…)
Eerder bespraken wij al de vraag of de bodemzaak voor de ‘gewone rechtbank’ gestart moet worden of beslist moet worden door drie scheidslieden. Cliënten menen dat de overheidsrechter bevoegd is ten aanzien van de vordering waarvoor de beslagen gelegd zijn. Ik besprak echter ook met cliënten dat uw cliënt mogelijk zal betogen dat over hun vordering toch door drie scheidslieden geoordeeld moet worden. Om die reden hebben cliënten mij geïnstrueerd om beide procedures tijdig te starten om te waarborgen dat de gelegde beslagen niet vervallen. Omdat dat echter (voor beide zijden) extra bemoeienissen en kosten met zich brengt terwijl partijen uiteindelijk toch bij een bevoegde instantie uit zullen komen, vroeg ik mij af of uw cliënt bereid zou zijn hier een afspraak over te maken. Wat mijn cliënten betreft, spreken partijen af dat de procedure bij de rechtbank gevoerd wordt. Ik verneem graag (in verband met de termijnen) uiterlijk woensdagochtend van u.
(…)
De advocaat van [gedaagde/eiser] heeft schriftelijk een akkoord gegeven op het voorstel om de procedure bij de rechtbank te voeren.
2.18.
In een brief van 26 februari 2019 van hun advocaat aan [gedaagde/eiser] hebben [eiser1/verweerder1] c.s. het volgende meegedeeld:
(…)
Op 31 januari 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland de vereffening van Sheik BV heropend en daarbij de heer [gedaagde/eiser] als vereffenaar benoemd. Gisteren heeft de heer [gedaagde/eiser] , handelend als vereffenaar namens Sheik BV het besluit tot intrekking van de aandelen gehouden door Sheik BV bekrachtigd. Daarmee heeft Sheik BV aan haar verplichting tot levering van de aandelen uit de Overeenkomst voldaan. De door Sheik BV verbeurde boete betrof op dat moment € 748.000,-.
Gezien het feit dat de vereffening heropend is, biedt dat de heer [gedaagde/eiser] ook de mogelijkheid om er alsnog voor te zorgen dat Sheik BV zelf de verbeurde boete voldoet. Immers: Sheik BV is op grond van de Overeenkomst de boete verschuldigd aan Cliënten en Sheik BV heeft op haar beurt een vordering op de heer [gedaagde/eiser] vanwege (zoals inmiddels in ieder geval wel duidelijk is) te veel uitgekeerd liquidatieoverschot die zij kan innen. Daarmee zou de discussie omtrent de privé aansprakelijkheid van de heer [gedaagde/eiser] dan ook ten einde komen. Voor de goede orde wijs ik u in dit verband erop dat de heer [gedaagde/eiser] ook in zijn hoedanigheid als vereffenaar nog steeds verplicht is erop toe te zien dat Sheik BV aan haar verplichtingen voldoet.
2.19.
[eiser1/verweerder1] c.s. hebben [gedaagde/eiser] gesommeerd ervoor te zorgen dat Sheik BV de boete alsnog binnen veertien dagen na de datum van de brief zal voldoen, met bevestiging van [gedaagde/eiser] binnen één week dat de vordering zal worden voldaan.
2.20.
[gedaagde/eiser] heeft aan deze sommatie geen gevolg gegeven. Zijn advocaat heeft bij brief van 4 maart 2019 gesteld dat [eiser1/verweerder1] c.s. door zelf niet te voldoen aan de verplichtingen uit de dissociatieovereenkomst een boete verbeurd hebben uit hoofde van artikel 9 van de dissociatieovereenkomst.

3.Het geschil

in conventie

3.1.
[eiser1/verweerder1] c.s. vorderen na vermeerdering van eis samengevat - veroordeling van [gedaagde/eiser] tot betaling van € 748.000,-, alsmede € 3.118,97 ter zake van de beslagkosten, vermeerderd met rente en (na)kosten.
3.2.
[eiser1/verweerder1] c.s. leggen aan hun vordering ten grondslag dat [gedaagde/eiser] toerekenbaar tekortgeschoten is in de nakoming van zijn verplichtingen uit de dissociatieovereenkomst. Voorts stellen zij dat hij persoonlijk verwijtbaar heeft gehandeld door er als aandeelhouder/bestuurder van Sheik BV niet voor zorg te dragen dat de aandelen, voor de liquidatie van Sheik BV, werden overgedragen en/of de verbeurde boete werd voldaan.
3.3.
[gedaagde/eiser] voert verweer. Hij stelt dat hij aan al zijn verplichtingen uit de dissociatieovereenkomst heeft voldaan. Hij heeft zijn praktijkaandeel in CCZ overgedragen aan de andere aandeelhouders en hij heeft hen gedurende 3 jaar niet beconcurreerd (en dat doet hij nog steeds niet). Voorts wijst hij er op dat de aandelen zijn ingetrokken en niet langer in het bezit zijn van Sheik BV, hetgeen moet worden aangemerkt als een afwijkende vorm van nakoming. Hij wijst er op dat [eiser1/verweerder1] c.s. de overdracht van de aandelen niet mogelijk gemaakt hebben. Zij moesten aan de notaris laten weten aan wie de aandelen overgedragen konden worden, waarna de notaris weer contact met hem zou opnemen, maar hij heeft niets meer gehoord van de notaris. Hij stelt zich op het standpunt dat doordat [eiser1/verweerder1] c.s. niet hebben aangegeven aan wie de aandelen konden worden overgedragen schuldeisersverzuim is ontstaan, als gevolg waarvan hij niet in verzuim kon komen te verkeren.
Hij voert aan, voor zover de rechtbank van oordeel is dat het schuldeisersverzuim is gezuiverd door de e-mail van de accountant Van der Vlugt, dat hij dan voor de periode voorafgaande aan die zuivering niet in verzuim kan zijn geweest en dus over de periode van 1 februari 2015 tot en met 28 juni 2016, zijnde 514 dagen, geen boete verschuldigd is geworden. Dit zou betekenen dat een bedrag van € 257.000,- van de gevorderde boete in ieder geval niet verschuldigd is geworden.
Hij voert verder aan dat als [eiser1/verweerder1] c.s. al een vordering hebben, dit een vordering is op Sheik BV en niet op [gedaagde/eiser] in privé. De vereffening van Sheik BV heeft plaatsgevonden met inachtneming van de wettelijke wachttermijn van 2 maanden en met een publicatie in dagblad Trouw op 15 januari 2018. [eiser1/verweerder1] c.s. hebben zich in die periode niet gemeld bij Sheik BV als schuldeisers. Zij hebben pas voor het eerst in de brief van 14 januari 2019 aanspraak gemaakt op de contractuele boete. Hij stelt zich op het standpunt dat [eiser1/verweerder1] c.s. door deze gang van zaken geen schade beperkende maatregelen hebben genomen, maar de schuld onnodig hebben laten oplopen.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.5.
[gedaagde/eiser] vordert samengevat – een verklaring voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. in de periode 1 februari 2015 tot en met 8 februari 2019 toerekenbaar tekortgeschoten zijn in het nakomen van hun verbintenis uit de dissociatieovereenkomst doordat zij de aandelenoverdracht niet hebben gefaciliteerd. Voorts vordert hij een verklaring voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. onrechtmatig gehandeld hebben jegens hem door vexatoir beslag te leggen en alsmede een verklaring voor recht dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die hij door dit onrechtmatig gelegde beslag heeft geleden en nog lijdt, met veroordeling van [eiser1/verweerder1] c.s. tot vergoeding van die schade, nader op te maken bij staat en met veroordeling van [eiser1/verweerder1] c.s. tot betaling van een voorschot op die schadevergoeding van € 15.000,-. Een en ander met veroordeling van [eiser1/verweerder1] c.s. in de (na)kosten te vermeerderen met rente.
3.6.
[gedaagde/eiser] legt aan zijn vorderingen ten grondslag dat [eiser1/verweerder1] c.s. toerekenbaar tekortgeschoten zijn bij de nakoming van hun verplichtingen uit de dissociatieovereenkomst. Hij stelt dat [eiser1/verweerder1] c.s. geen partij hebben aangewezen aan wie de aandelen konden worden overgedragen en dat zij ook geen andere oplossing hebben aangedragen. Hij erkent dat zij de koopsom voor de aandelen aan hem hebben betaald, maar wijst er op dat dat niet wegneemt dat zij de overdracht van de aandelen hadden moeten faciliteren door aan de notaris aan te geven aan wie de aandelen geleverd konden worden. Nu zij dit niet hebben gedaan was het voor Sheik BV niet mogelijk om de aandelen over te dragen, aldus [gedaagde/eiser] .
3.7.
[eiser1/verweerder1] c.s. voeren verweer.
3.8.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

in conventie

4.1.
[eiser1/verweerder1] c.s. stellen dat Sheik BV de aandelen in CCZ niet heeft geleverd aan de overige aandeelhouders en daardoor de boete verbeurd heeft, welke boete over een periode van 1 februari 2015 tot en met 28 maart 2018 (de dag voor de uitschrijving van Sheik BV uit het handelsregister) € 581.000,- bedraagt. Zij stellen voorts dat aan [gedaagde/eiser] als bestuurder van Sheik BV hiervan persoonlijk een ernstig verwijt te maken valt. Zij voeren aan dat hij als bestuurder/vereffenaar van Sheik BV in privé aansprakelijk is voor de boete jegens [eiser1/verweerder1] c.s. omdat hij bij de vereffening van Sheik BV de boete heeft genegeerd en dus teveel overschot uit Sheik BV aan zichzelf heeft uitgekeerd, waardoor de boete niet langer op Sheik BV kon worden verhaald.
[eiser1/verweerder1] c.s. wijzen er verder op dat [gedaagde/eiser] ook na heropening van de vereffening van Sheik BV ervoor gekozen heeft niet de boete te laten betalen door Sheik BV, waarvan hem opnieuw persoonlijk een ernstig verwijt te maken valt en waardoor hij als bestuurder/vereffenaar in privé aansprakelijk is voor de betaling van de verbeurde boete die inmiddels € 748.000,- bedraagt. [eiser1/verweerder1] c.s. voeren aan dat geen sprake is van schuldeisersverzuim aan hun kant omdat in de dissociatieovereenkomst geen verplichting voor hen is opgenomen, behoudens het betalen van de koopsom voor de aandelen, hetgeen is gebeurd.
4.2.
[gedaagde/eiser] betwist dat Sheik BV de contractuele boete verschuldigd is geworden. Ook betwist hij dat voor een eventueel verbeurde boete in privé aansprakelijk gehouden kan worden. Hij benadrukt dat het voor hem niet mogelijk was de aandelen die Sheik BV hield in CCZ over te dragen omdat [eiser1/verweerder1] c.s. niet aan de notaris kenbaar heeft gemaakt aan wie de aandelen overgedragen konden worden.
4.3.
De rechtbank overweegt als volgt. In de dissociatieovereenkomst is voor de aandelenoverdracht geen specifieke verplichting opgenomen voor [eiser1/verweerder1] c.s., behoudens de betaling aan Sheik BV dan wel [gedaagde/eiser] . Echter, op grond van hetgeen door partijen is aangevoerd en op grond van de inhoud van het dossier staat vast dat de aandelen in december 2014 door [gedaagde/eiser] niet geleverd konden worden omdat [eiser1/verweerder1] c.s. niet aan de notaris konden aangeven aan wie de aandelen geleverd konden worden.
Uit het onder 2.7 weergegeven e-mailbericht van het notariskantoor volgt ook duidelijk dat het aan [eiser1/verweerder1] c.s. was om op enig moment aan te geven aan wie er geleverd kon worden voordat de notaris iets zou gaan doen voor partijen. De omstandigheid dat partijen vervolgens een afspraak hebben gemaakt om [gedaagde/eiser] tegemoet te komen en hem alvast voor zijn aandelen te betalen, hetgeen ook is gebeurd, maakt niet dat daarmee de verplichting van [eiser1/verweerder1] c.s. om aan de notaris aan te geven aan wie de aandelen konden worden overgedragen kwam te vervallen. Niet is gesteld of gebleken dat [eiser1/verweerder1] c.s. op enig moment in januari 2015 of daarna hebben voldaan aan die verplichting. Door niet aan die verplichting te voldoen is aan de zijde van [eiser1/verweerder1] c.s. met ingang van 1 februari 2015 schuldeisersverzuim ontstaan. Hierdoor was het immers voor Sheik BV (de aandeelhouder in CCZ) dan wel [gedaagde/eiser] niet mogelijk om aan haar/zijn verplichting tot levering te voldoen. Als gevolg van dit ingetreden schuldeisersverzuim is Sheik BV of [gedaagde/eiser] niet in verzuim komen te verkeren en zijn zij geen contractuele boete verschuldigd geworden.
4.4.
Vervolgens dient de vraag beantwoord te worden of het schuldeisersverzuim aan de kant van [eiser1/verweerder1] c.s. is gezuiverd door de e-mail van de accountant van CCZ, Van der Vlugt, aan [gedaagde/eiser] op 28 juni 2016. Naar het oordeel van de rechtbank is dat niet het geval. Uit de tekst van deze e-mail (hiervoor onder r.o 2.10 weergegeven) blijkt niet dat [eiser1/verweerder1] c.s. inmiddels iemand konden aanwijzen aan wie de aandelen geleverd konden worden. Er werd aan [gedaagde/eiser] om een volmacht gevraagd en om nadere persoonlijke gegevens. [gedaagde/eiser] heeft op dit verzoek niet verder gereageerd omdat hij van mening was dat alleen de notaris eventueel benodigde nadere gegevens kon opvragen, aangezien hij bij de notaris reeds zijn gegevens had achtergelaten.
De rechtbank is van oordeel dat met deze e-mails het schuldeisersverzuim van [eiser1/verweerder1] c.s. geenszins is gezuiverd. Daarvoor is de inhoud van de e-mails (die na een radiostilte van circa anderhalf jaar ineens aan [gedaagde/eiser] werden toegestuurd) te cryptisch en te summier. De stelling van [eiser1/verweerder1] c.s. dat [gedaagde/eiser] zich vervolgens voor hen onvindbaar hield waardoor het voor hen niet mogelijk was eerder met hem in contact te treden om te komen tot de aandelenoverdracht, kan hen daarbij ook niet helpen. Door [gedaagde/eiser] is gemotiveerd betwist dat hij onvindbaar was en in het licht van die betwisting heeft [eiser1/verweerder1] c.s. haar inspanningen om met [gedaagde/eiser] in contact te komen onvoldoende onderbouwd. Dit had wel op hun weg gelegen, temeer nu hun accountant via een simpele e-mail wel met [gedaagde/eiser] in contact kon komen. Uiteindelijk hebben [eiser1/verweerder1] c.s. op 7 juni 2018 buiten vergadering besloten om de aandelen die Sheik BV hield in te trekken. Tot op dat moment was Sheik BV en derhalve ook [gedaagde/eiser] geen boetes verschuldigd geworden. Weliswaar moest [gedaagde/eiser] als bestuurder van Sheik BV dit besluit nog bekrachtigen en daarmee feitelijk de overdracht van de aandelen voltooien, maar nu hij niet eerder dan bij brief van 14 januari 2019 van dit besluit op de hoogte is gesteld wordt geoordeeld dat hij ook in de periode van 7 juni 2018 tot 14 januari 2019 geen contractuele boetes verschuldigd is geworden.
4.5.
De omstandigheid dat [gedaagde/eiser] uiteindelijk pas op 25 februari 2019 het besluit van 7 juni 2018 rechtsgeldig heeft ondertekend als bestuurder van Sheik BV is een gevolg van de omstandigheid dat de vereffening eerst heropend moest worden via de rechtbank en partijen nog in discussie waren over de claim van [eiser1/verweerder1] c.s. over de gesteld verbeurde contractuele boete. Niet is gesteld of anderszins gebleken dat [gedaagde/eiser] niet voldoende voortvarend tot ondertekening van het besluit is overgegaan. Om die reden wordt geoordeeld dat Sheik BV en/of [gedaagde/eiser] ook over de periode na 14 januari 2019 geen contractuele boetes verschuldigd zijn geworden.
4.6.
Uit het vorenstaande volgt dat als gevolg van het schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser1/verweerder1] c.s. Sheik BV en ook [gedaagde/eiser] een boetes verbeurd heeft. Om die reden wordt de vordering van [eiser1/verweerder1] c.s. afgewezen.
Ook de gevorderde vergoeding van de beslagkosten wordt afgewezen nu immers niet gebleken is van een deugdelijk vorderingsrecht aan de zijde van [eiser1/verweerder1] c.s.
4.7.
Nu de vordering op basis van schuldeisersverzuim wordt afgewezen behoeven de overige stellingen geen inhoudelijke bespreking meer.
Ten overvloede overweegt de rechtbank dat, indien er geoordeeld zou zijn dat er geen sprake was van schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser1/verweerder1] c.s., waarna ook de overige stellingen inhoudelijk zouden zijn beoordeeld, dit evenmin zou hebben geleid tot toewijzing van de gevorderde boete. Gelet op alle omstandigheden zoals die zijn aangevoerd en waarvan blijkt uit de inhoud van het dossier, zou geoordeeld zijn dat een onverkorte toepassing van het boetebeding tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat zou leiden. In dat geval zou de boete zijn gematigd tot nihil.
4.8.
[eiser1/verweerder1] c.s. zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van [gedaagde/eiser] gevallen en tot op heden begroot op:
vastrecht € 1.599,00
salaris advocaat € 6.198,00 (2 punten à € 3.099,00)
totaal € 7.797,00
4.9.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten kan worden toegewezen op de wijze als hierna onder de beslissing te vermelden
4.10.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten, alsmede de over die kosten gevorderde wettelijke rente, zullen dan ook worden toegewezen als na te melden.
in het incident in reconventie
4.11.
Voor alle weren hebben [eiser1/verweerder1] c.s. een beroep gedaan op de exceptie van onbevoegdheid ten aanzien van de vorderingen van [gedaagde/eiser] onder 3, 5 en 6. Zij hebben zich op het standpunt gesteld dat deze vorderingen voortkomen uit de dissociatieovereenkomst en dat uit die overeenkomst volgt dat een arbitragebeding overeengekomen is bij geschillen. Zij hebben verklaard dat over hun vorderingen in conventie een expliciete afspraak is gemaakt om deze vorderingen voor te leggen aan de ‘gewone rechter’, maar dat daarbij niet is gesproken over een eventuele vordering in reconventie, zodat de gemaakte afspraak daarvoor niet geldt. Zij hebben gesteld dat de rechtbank zich om die reden onbevoegd dient te verklaren om van deze vorderingen kennis te nemen.
4.12.
[gedaagde/eiser] heeft verweer gevoerd. Hij heeft gewezen op de e-mail van 4 februari 2019 van de advocaat van [eiser1/verweerder1] c.s. (zie hiervoor onder r.o. 2.17) waarin is voorgesteld om
de procedurete voeren voor de gewone rechter, met welk voorstel [gedaagde/eiser] heeft ingestemd.
4.13.
De rechtbank overweegt als volgt. Gelet op de inhoud van voornoemde e-mail, waarin wordt besproken om ‘de procedure voor de rechtbank te voeren’ zonder dat hieraan nadere restricties waren verbonden, met welk voorstel [gedaagde/eiser] heeft ingestemd, wordt geoordeeld dat [gedaagde/eiser] er terecht van uit mocht gaan dat ook zijn vorderingen in reconventie, die immers ook samenhangen met de dissociatieovereenkomst en onderdeel uitmaken van dezelfde procedure, vallen onder de gemaakte afspraak. De incidentele vordering wordt dan ook afgewezen.
4.14.
[eiser1/verweerder1] c.s. zullen als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het incident aan de zijde van [gedaagde/eiser] tot op heden begroot op € 543,00 aan salaris advocaat.
in reconventie voorts
4.15.
De gevorderde verklaring voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. in de periode van 1 februari 2015 tot en met 8 februari 2019 toerekenbaar tekort geschoten zijn in de nakoming van hun verbintenis uit de dissociatieovereenkomst doordat zij de aandelenoverdracht niet hebben gefaciliteerd, kan worden toegewezen over de periode 1 februari 2015 tot 14 januari 2019, de datum waarop [eiser1/verweerder1] c.s. [gedaagde/eiser] hebben bericht over het besluit van 7 juni 2018 tot het intrekken van de aandelen die Sheik BV hield in CCZ. Vanaf dat moment was het aan [gedaagde/eiser] om het besluit te ondertekenen en was er niet langer sprake van enig schuldeisersverzuim aan de zijde van [eiser1/verweerder1] c.s.
4.16.
De gevorderde verklaring voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [gedaagde/eiser] door beslag te leggen en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die [gedaagde/eiser] heeft geleden en lijdt door het onrechtmatig gelegde beslag kan eveneens worden toegewezen. Uit hetgeen onder conventie is overwogen en beslist volgt dat [gedaagde/eiser] (en ook Sheik BV) geen boetes verbeurd heeft. Het vorderingsrecht waarvoor [eiser1/verweerder1] c.s. beslag hebben gelegd is derhalve ondeugdelijkheid geoordeeld, zodat thans geoordeeld kan worden dat het beslag onrechtmatig is gelegd.
4.17.
Ten aanzien van de gevorderde verklaring voor recht dat het beslag vexatoir is gelegd wordt het volgende overwogen. [gedaagde/eiser] heeft hierover gesteld dat [eiser1/verweerder1] c.s. beslagen hebben gelegd ten laste van hem, terwijl zij op hem in privé sowieso geen vordering hadden.
Dat [eiser1/verweerder1] c.s. geen vordering hadden op [gedaagde/eiser] in privé is pas in deze procedure vastgesteld. Om die reden kan niet worden geoordeeld dat het beslag vanaf het begin vexatoir is geweest. Om die reden wordt dit deel van de vordering afgewezen.
4.18.
Ten aanzien van de gevorderde veroordeling van [eiser1/verweerder1] c.s. tot het vergoeden van de schade die [gedaagde/eiser] lijdt en heeft geleden als gevolg van de beslaglegging, nader op te maken bij staat, wordt het volgende overwogen.
4.19.
Op 11 januari 2019 hebben [eiser1/verweerder1] c.s. conservatoir beslag doen leggen ten laste van [gedaagde/eiser] onder de ING Bank, de ABN AMRO Bank en op het huis van [gedaagde/eiser] in Hoofddorp. Deze beslagen zijn tot op heden niet opgeheven. De bankbeslagen hebben doel getroffen. Nu de gepretendeerde vordering van [eiser1/verweerder1] c.s. waarvoor het beslag is gelegd in conventie is afgewezen volgt daaruit dat het beslag onrechtmatig geacht moet worden. Als gevolg daarvan zijn [eiser1/verweerder1] c.s. gehouden de schade die [gedaagde/eiser] als gevolg van de beslaglegging heeft geleden en nog altijd lijdt te vergoeden, nader op te maken bij staat. Nu voldoende aannemelijk is dat [gedaagde/eiser] als gevolg van de beslaglegging schade heeft geleden en nog lijdt zal de vordering worden toegewezen.
4.20.
De gevorderde veroordeling van [eiser1/verweerder1] c.s. tot betaling van een voorschot op voornoemde schadevergoeding van € 15.000,- wordt afgewezen. [gedaagde/eiser] heeft onvoldoende onderbouwd dat hij schade heeft geleden tot tenminste dit bedrag.
4.21.
[eiser1/verweerder1] c.s. zullen als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van deze procedure tot op heden aan de zijde van [gedaagde/eiser] begroot op € 543,00 (0,5 x 2 punten à € 543,00) aan salaris advocaat.
4.22.
De gevorderde wettelijke rente over deze kosten kan worden toegewezen op de wijze als hierna onder de beslissing te vermelden.
4.23.
De gevorderde veroordeling in de nakosten is in het kader van deze procedure slechts toewijsbaar voor zover deze kosten op dit moment reeds kunnen worden begroot. De nakosten, alsmede de over die kosten gevorderde wettelijke rente, zullen dan ook worden toegewezen als na te melden.

5.De beslissing

De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst het gevorderde af;
5.2.
veroordeelt [eiser1/verweerder1] c.s. tot betaling aan [gedaagde/eiser] van € 7.797,00 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.3.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in het incident in reconventie
5.4.
wijst de vordering af;
5.5.
veroordeelt [eiser1/verweerder1] c.s. tot betaling aan [gedaagde/eiser] van een bedrag van
€ 543,00 aan salaris advocaat;
5.6.
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie voorts
5.7.
verklaart voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. in de periode van 1 februari 2015 tot 14 januari 2019 toerekenbaar tekort geschoten zijn in de nakoming van hun verbintenis uit de dissociatieovereenkomst doordat zij de aandelenoverdracht niet hebben gefaciliteerd;
5.8.
verklaart voor recht dat [eiser1/verweerder1] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld jegens [gedaagde/eiser] door beslag te leggen en dat zij aansprakelijk zijn voor de schade die [gedaagde/eiser] heeft geleden en lijdt door het onrechtmatig gelegde beslag;
5.9.
veroordeelt [eiser1/verweerder1] c.s. tot het vergoeden van de schade die [gedaagde/eiser] lijdt en heeft geleden als gevolg van voornoemde beslaglegging, welke schade zal worden opgemaakt bij staat;
5.10.
veroordeelt [eiser1/verweerder1] c.s. tot betaling aan [gedaagde/eiser] van € 543,00 aan proceskosten, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf veertien dagen na de datum van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening;
5.11.
verklaart dit vonnis ten aanzien van de veroordelingen onder 5.9 en 5.10 uitvoerbaar bij voorraad;
5.12.
wijst af het meer of anders gevorderde;
in conventie en in reconventie ten slotte
5.13.
veroordeelt [eiser1/verweerder1] c.s. in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op:
- € 246,-- aan salaris advocaat,
- te vermeerderen met een bedrag van € 82,-- aan salaris advocaat, indien betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden en [eiser1/verweerder1] c.s. niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten vanaf veertien dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag der algehele voldoening.
Dit vonnis is gewezen door mr. Th.S. Röell en in het openbaar uitgesproken op 30 oktober 2019. [1]

Voetnoten

1.type: 1155