Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.Het procesverloop
17 oktober 2018 om partijen de gelegenheid te geven om tot een buitengerechtelijke oplossing van hun geschil te komen. Partijen zijn niet tot een regeling gekomen.
2.De feiten
- het appartementsrecht met index A1 dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de op de begane grond gelegen woning/atelier met binnenplaats alsmede een studeerkamer, slaapkamer, badkamer en balkon op de eerste verdieping, aan de [a-straat] [huisnummer 1] te [woonplaats] , uitmakende het 161/237e aandeel in de gemeenschap;
- het appartementsrecht met index A2 dat recht geeft op het uitsluitend gebruik van de woning op de eerste en tweede verdieping, plaatselijk bekend als [a-straat] [huisnummer 1-B] te [woonplaats] , uitmakende het 76/237e aandeel in de gemeenschap.
“
Artikel 8 lid 2 wordt gewijzigd en luidt als volgt:2. De eigenaars zijn (…) voor diezelfde breukdelen verplicht bij te dragen in de schulden en kosten die voor rekening van de gezamenlijke eigenaars zijn.In afwijking van het hiervoor gemelde zijn de kosten van het dak, de gevel(stenen) en de fundering van het voorste, aan de gracht gelegen, gedeelte van de bebouwing, dus dat deel van het gebouw dat feitelijk fysiek verbonden is en fysiek horizontaal gesplitst is, ieder voor de helft van de appartementseigenaren. Met de vaststelling van de hoogte van de servicekosten dient men met dit artikel rekening te houden.Met de kosten van het dak wordt ook bedoeld de boeidelen, dakgoten en dakpannen. Met de kosten van de gevel wordt ook bedoeld de trapgevel aan de voorzijde.(…)Artikel 52 lid 2 wordt gewijzigd en luidt als volgt:De beslissing over het onderhoud van de gemeenschappelijke gedeelten en de gemeenschappelijke zaken berust bij het bestuur, (…)In afwijking van het vorenstaande vindt de besluitvorming over alles wat betreft het voorste, aan de gracht gelegen, gedeelte van de bebouwing plaats, op basis van unanimiteit van stemmen tussen de twee appartementseigenaren. (…)Het bestuur kan geen onderhoudswerkzaamheden opdragen die niet op de vastgestelde begroting voorkomen, tenzij het daartoe vooraf door de vergadering is gemachtigd.”.
“(…) Nu onze woning is verkocht willen wij een deel van dat geld investeren in de zeer nodige, grondige renovatie van de bovenwoning. En deze opnieuw verhuren. (…)Op grond van de wet hebben wij een opzegtermijn van 6 maanden en dienen wij jullie een verhuisvergoeding te betalen van € 5799,- (…)Wij stellen dus nogmaals voor dat wij aan jullie gedurende de periode van 1 jaar na de verhuizing 50 procent van het bedrag dat jullie boven op je huidige huur moeten betalen, vergoeden. Voor de periode tussen een en twee jaar na de verhuizing vergoeden wij aan jullie eenderde van voornoemde bedrag. Daarna betalen jullie de volledige huur verder zelf. (…), stellen wij voor dat wij de komende drie maanden (…) benutten om samen op zoek te gaan nar nieuwe woonruimte. Mocht dat niet lukken, dan vervalt dit voorstel in tegemoetkoming in de kosten en moeten wij de officiële weg bewandelen. (…)”.
“
Het is volgens mijn waarneming niet mogelijk een dergelijke ingrijpende renovatie uit te voeren terwijl de bewoners er nog wonen. Een adequate renovatie kan pas plaatsvinden als de woning geheel leeg is, in verband met een gelijktijdige aanpak van de verschillende onderdelen zoals de vloeren en de installaties.”.
3.De vordering
4.Het verweer
b. vast te stellen dat de huurovereenkomst niet eerder opgezegd mag worden dan drie jaar nadat de beslissing onherroepelijk is geworden;
€ 5.993,00 te betalen;
5.De beoordeling
bruto huurinkomsten – exploitatiekostenx 100%
totale aankoopsom
en de variabelen als volgt ingevuld:
- totale aankoopsom van het pand € 493.900.
- exploitatiekosten 2018 € 29.620,00
- jaarhuur 2018 € 5.098,00.
a. periode 2009 t/m 2018: € 19.600 per jaar bestaande uit de in 2009 gemaakte kosten voor gevel/dak/reconstructie van het gebouw ad € 240.000 waarvan 85% is toe te rekenen aan het verhuurde en met een afschrijvingstermijn van 10 jaar;
b. vermogensrendementsheffing ad € 8.262 per jaar (4% van € 206.650);
c. geschatte bedragen (gebaseerd op landelijke gemiddelden) voor OZB, waterschapsbelasting en verzekeringskosten ad € 1.758 voor 2018.
2009 – 2018 sprake is geweest van een structurele wanverhouding.