6.3.Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de sanctie die aan verdachte moet worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zeer ernstige strafbare feiten. Hij heeft zijn dochters, bij aanvang van de pleegperiode respectievelijk twee en zes jaar oud, meegenomen naar Egypte en hen voor een zeer lange periode van bijna vijftien jaar bij zich gehouden in Egypte. Verdachte heeft dit gedaan zonder toestemming van [aangeefster] , de moeder van de meisjes. [aangeefster] had het eenhoofdige gezag over haar minderjarige dochters. Verdachte heeft in strijd hiermee zijn dochters uit hun vertrouwde omgeving weggenomen en van hun moeder en broer in Nederland weggehouden.
Ouderlijk gezag omvat zowel het recht als de plicht van de ouder om zijn of haar kind op te voeden en te verzorgen. Het belang van het kind staat hierin centraal en dat behoort door een ieder te worden gerespecteerd. Door zijn handelen heeft verdachte niet alleen in juridische zin, maar ook in feitelijke zin de uitoefening van het ouderlijk gezag door [aangeefster] onmogelijk gemaakt. Daarmee heeft hij ernstig inbreuk gemaakt op een fundamentele norm met betrekking tot de opvoeding van kinderen in een beschermde omgeving. Verdachte heeft zijn eigen belang boven het belang van de kinderen en in het verlengde daarvan van [aangeefster] geplaatst en aldus fundamentele rechtsregels aan zijn laars gelapt.
Gedurende de periode dat verdachte met de kinderen in Egypte verbleef, was hun lot voor de moeder van de meisjes grotendeels onbekend. Bij het ter terechtzitting uitgeoefende spreekrecht heeft [aangeefster] op indringende wijze naar voren gebracht dat dit hele gebeuren haar en ook haar zoon emotioneel enorm heeft aangegrepen. [aangeefster] kreeg op een gegeven moment wel toestemming van verdachte om af en toe naar Egypte te komen om haar dochters te kunnen zien, maar dit was steeds maar enkele uren en, zo kan uit haar verklaring en die van de zussen van de verdachte ten overstaan van de rechter-commissaris afgelegd worden afgeleid, onder toezicht dan wel in aanwezigheid van familieleden van verdachte. Dit is voor haar telkens weer een kwellende en vernederende ervaring geweest.
Vanwege de jonge leeftijd van de meisjes was het van groot belang dat de moeder bij de opvoeding en de ontwikkeling van de kinderen werd betrokken. Verdachte heeft aldus gehandeld in strijd met de belangen van de meisjes. Deze belangen had de verdachte, juist in zijn hoedanigheid van vader van de meisjes, te allen tijde voorop moeten stellen. De rechtbank rekent verdachte de gevolgen van zijn handelen zeer zwaar aan.
Met betrekking tot de persoon van verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- het op naam van verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 31 augustus 2018, waaruit blijkt dat verdachte niet eerder ter zake van een soortgelijk strafbaar feit is veroordeeld;
- de over verdachte uitgebrachte voorlichtingsrapporten gedateerd 21 september 2018 van [reclasseringswerker] en gedateerd 27 augustus 2019 van [reclasseringswerker] , beide werkzaam als reclasseringswerker bij Reclassering Nederland. Reclassering Nederland ziet geen zwaarwegende negatieve consequenties voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf.
De rechtbank neemt het verdachte in het bijzonder kwalijk dat hij geen enkele verantwoordelijkheid heeft genomen voor zijn ernstig strafbare handelen. Hij rechtvaardigt zelfs zijn handelen door te stellen dat hij goed voor de kinderen heeft gezorgd en dat [aangeefster] verantwoordelijk is geweest voor de situatie omdat zij in zijn visie maar in Egypte had moeten komen wonen. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder rekening gehouden met de zeer jeugdige leeftijd van de kinderen op het moment dat zij werden onttrokken aan het gezag van hun moeder en de zeer lange duur van die onttrekking. Dit rechtvaardigt naar het oordeel van de rechtbank geen andere sanctie dan een forse onvoorwaardelijke gevangenisstraf. De rechtbank is van oordeel dat de eis van de officier van justitie volstrekt geen recht doet aan de aard en ernst van de bewezenverklaarde strafbare feiten. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een vrijheidsbenemende straf van na te noemen duur moet worden opgelegd.
De voorlopige hechtenis van de verdachte is, nadat op 5 februari 2018 de bewaring en op 14 februari 2018 de gevangenhouding waren bevolen, op 15 maart 2018 onder voorwaarden geschorst. Niet is gebleken dat de verdachte zich niet heeft gehouden aan die, enkele malen gewijzigde, voorwaarden. Ook overigens is niet gebleken van omstandigheden die tot hernieuwde vrijheidsbeneming aanleiding geven. Het reeds geschorst bevel voorlopige hechtenis zal daarom worden opgeheven.