ECLI:NL:RBNHO:2019:8556

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
16 oktober 2019
Publicatiedatum
15 oktober 2019
Zaaknummer
C/15/288951 / FA RK 19-2926
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bepaling hoofdverblijfplaats minderjarige en wijziging zorgregeling na echtscheiding

In deze zaak heeft de rechtbank Noord-Holland op 16 oktober 2019 uitspraak gedaan in een verzoek van een minderjarige, die haar hoofdverblijf bij haar vader wilde laten vaststellen en een zorgregeling met haar moeder wilde beëindigen. De minderjarige, geboren op [geboortedatum], heeft op 2 mei 2019 een brief aan de rechtbank gestuurd waarin zij haar wens om bij haar vader te wonen heeft geuit. De rechtbank heeft op basis van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek een gesprek met de minderjarige gevoerd op 14 juni 2019, waaruit bleek dat haar wens om bij de vader te wonen bestendig is. De ouders zijn gescheiden en de minderjarige verblijft sinds april 2019 bij de vader, terwijl haar tweelingzus bij de moeder woont. De rechtbank heeft een bijzondere curator benoemd om de belangen van de minderjarige te behartigen. De bijzondere curator heeft geadviseerd dat het in het belang van de minderjarige is om bij de vader te blijven wonen, gezien de onveilige situatie bij de moeder en de wens van de minderjarige zelf. De rechtbank heeft de hoofdverblijfplaats van de minderjarige bij de vader vastgesteld en hem vervangende toestemming verleend om met de minderjarige naar [plaats] te verhuizen. Tevens is de zorgregeling tussen de moeder en de minderjarige gewijzigd, waarbij contact alleen plaatsvindt als de minderjarige dit zelf aangeeft. De rechtbank heeft benadrukt dat de GI (gecertificeerde instelling) een belangrijke rol speelt in het contactherstel tussen de moeder en de minderjarige, en dat de draagkracht van de minderjarige hierbij voorop staat.

Uitspraak

beschikking

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Familie en Jeugd
Zittingsplaats: Alkmaar
Zaakgegevens : C/15/288951 / FA RK 19-2926 en C/15/ 294481 FA RK 19/5746

beschikking van de enkelvoudige kamer voor familiezaken van 16 oktober 2019

in de zaak van de minderjarige:

[minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] ,

hierna: [minderjarige] ,
wonende te [plaats] ,
en in de zaak van:

[de vader] ,

hierna: de vader,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. J.W.E. Groot,
tegen:

[de moeder] ,

hierna: de moeder,
wonende te [plaats] ,
advocaat: mr. B. Bos.
De rechtbank merkt in beide zaken als belanghebbenden aan:

[de bijzondere curator] ,

hierna:de bijzondere curator,
kantoorhoudende te Alkmaar,

de gecertificeerde instelling Jeugdbescherming (Regio Amsterdam),

hierna: de GI,
gevestigd te Amsterdam.

Het procesverloop

Het procesverloop blijkt uit de volgende stukken:
- het verzoek/de brief van [minderjarige] van 2 mei 2019 aan de rechtbank op grond van artikel 377g van Boek 1 van het Burgerlijk Wetboek;
- het verslag van de bijzondere curator van 15 september 2019, ingekomen op 17 september 2019;
- standpuntbepaling van de vader, tevens inhoudende zelfstandig verzoekschrift van 23 september 2019, ingekomen op 24 september 2019;
- het verweerschrift van mr. B. Bos namens de moeder van 7 oktober 2019.
Op 7 oktober 2019 heeft de rechtbank de zaak op basis van de kindbrief van [minderjarige] ter zitting met gesloten deuren behandeld. Deze zaak is gelijktijdig behandeld met het zelfstandig verzoekschrift van de vader tegen de moeder.
Gehoord zijn:
- de moeder bijgestaan door mr. B. Bos,
- de vader bijgestaan door mr. J.W.E. Groot,
- [de bijzondere curator] , als bijzondere curator ten behoeve van [minderjarige] ,
- [vertegenwoordiger GI] en [vertegenwoordiger GI] , vertegenwoordigers van de GI.

De feiten

De ouders zijn gehuwd geweest. Uit het huwelijk zijn [minderjarige] en haar tweelingzus [tweelingzus] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] (hierna: [tweelingzus] ) geboren. Na de echtscheiding eind 2011 zijn de ouders samen belast gebleven met het ouderlijk gezag over [minderjarige] en [tweelingzus] .
Bij beschikking van 7 september 2016 heeft de rechtbank de geldende verdeling van zorg- en opvoedingstaken gewijzigd en bepaald dat er voor zowel [tweelingzus] als [minderjarige] een regeling ging gelden van kortgezegd 5 dagen bij de vader en 9 dagen bij de moeder.
[minderjarige] heeft op 2 mei 2019 een brief gestuurd aan de rechtbank.
In deze brief schrijft [minderjarige] -kort weergegeven- dat zij bij de vader haar hoofdverblijf wil hebben en dat zij het contact met haar moeder wil beëindigen.
Deze brief vormde de aanleiding voor een gesprek met [minderjarige] op de voet van artikel 1:377g van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW). Het gesprek tussen de kinderrechter en [minderjarige] heeft plaatsgevonden op 14 juni 2019. Daar heeft zij haar woorden herhaald.
Sinds 14 april 2019 verblijft [minderjarige] bij de vader, haar tweelingzus [tweelingzus] woont nog steeds bij de moeder. [minderjarige] heeft geen contact meer met haar moeder en [tweelingzus] niet meer met haar vader. Ook het contact tussen de zusjes onderling is stil gevallen.
Na een persoonlijk gesprek met [minderjarige] en het lezen van ingediende brieven van de ouders, heeft de rechtbank aanleiding gezien om -bij beschikking van 8 juli 2019- een bijzondere curator voor [minderjarige] te benoemen om haar belangen te waarborgen.
Bij beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 29 juli 20119 zijn [minderjarige] en [tweelingzus] onder toezicht gesteld van de GI voor de duur van een jaar, waarbij de JBRA is aangewezen als uitvoerende instantie. Door wachtlijsten is er tot op heden niets gedaan voor het gezin in het kader van de ondertoezichtstelling. Verwachting is dat uiterlijk 1 december 2019 er een jeugdbeschermer is die aan de slag gaat.

De verzoeken

Bij brief van 2 mei 2019 heeft [minderjarige] verzocht:
-haar hoofdverblijf te wijzigen en bij de vader te bepalen;
-vast te stellen dat er geen zorgregeling zal gelden tussen haar en de moeder.
Bij verzoekschrift van 23 september 2019 heeft de vader onder meer verzocht;
I. Voorwaardelijk, in geval de rechtbank [minderjarige] niet-ontvankelijk zal verklaren in
haar verzoek, dan wel haar verzoek zou afwijzen:
- de beschikking van 24 november 2011 van de rechtbank te Alkmaar te wijzigen door te bepalen dat de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader zal zijn;
II. Voorwaardelijk, in geval de rechtbank [minderjarige] niet-ontvankelijk zal verklaren in
haar verzoek, dan wel haar verzoek zou afwijzen:
-de beschikking van 7 september 2016 van de rechtbank Noord-Holland te wijzigen door te bepalen dat de daarin vastgestelde verdeling van de zorg en opvoedingstaken (hierna: zorgregeling) wordt beëindigd en als nieuwe regeling wordt opgenomen dat [minderjarige] volledig bij de vader verblijft en, zolang er geen vaste jeugdhulpwerker/gezinsmanager is, contact tussen de moeder en [minderjarige] uitsluitend plaatsvindt als [minderjarige] dit aangeeft. En voorts, na aanvang van de werkzaamheden van de vaste jeugdbeschermer, contact tussen [minderjarige] en de moeder wordt vormgegeven in overleg met de ouders en [minderjarige] , in het tempo dat de draagkracht van [minderjarige] toelaat;
III.de beschikking van 7 september 2016 van de rechtbank Noord-Holland te wijzigen door te bepalen dat de zorgregeling tussen de vader en [tweelingzus] in overleg met [tweelingzus] en de moeder zal plaatsvinden, met inachtneming van de adviezen van de hulpverlening en de jeugdbeschermer;
IV.de vader vervangende toestemming te geven om met [minderjarige] te verhuizen naar [plaats] ( [adres] ) in de gemeente [gemeente] ;
V. de vader vervangende toestemming te geven voor het inschrijven van [minderjarige] op het [College] ( [adres] ) te [plaats] .

De bijzondere curator

Uit het verslag van de bijzondere curator blijkt onder meer het volgende.
Ten aanzien van de hoofdverblijfplaats:
De bijzondere curator acht het in het belang van [minderjarige] om haar verblijfplaats bij de vader te continueren en daarmee haar hoofdverblijf naar hem te wijzigen. Onder de huidige omstandigheden vindt de bijzondere curator het niet in het belang van [minderjarige] om haar te verplichten weer bij de moeder te gaan wonen. De ouders zijn het hierover eens, maar verschillen van mening over de vraag waar dan wel. Een uithuisplaatsing elders is evenmin in haar belang. Bovendien dient dat een ultimum remedium te zijn en is nu niet aan de wettelijke criteria hiervoor voldaan. De bijzondere curator is van mening dat de GI nu eerst aan zet is in het kader van de opgelegde ondertoezichtstelling. Zij benadrukt dat uit verschillende gesprekken blijkt dat het met [minderjarige] beter gaat sinds zij bij de vader verblijft. Ook school en de behandelaar van [minderjarige] geven dit aan.
De bijzondere curator merkt dat de onduidelijkheid over het perspectief niet alleen voor [minderjarige] , maar voor ook de vader en de stiefmoeder een zware last is. Zij verwacht dat als er duidelijkheid is over het perspectief, dit ook voor hen de nodige rust brengt.
De grootste onrust bij [minderjarige] de afgelopen periode is veroorzaakt door de onzekerheid over de vraag waar zij met de vader zal wonen. De moeder geeft immers geen toestemming voor verhuizing van [minderjarige] naar [plaats] en wijziging van de school van [minderjarige] naar die regio. Dit heeft ertoe geleid dat [minderjarige] met haar vader naar [plaats] is terugverhuisd aan het eind van de zomervakantie.
Ten aanzien van de zorgregeling:
De bijzondere curator stelt vast dat al enkele maanden geen contact plaatsvindt tussen [minderjarige] en de moeder. Zij vindt het belangrijk dat het contact tussen [minderjarige] en de moeder wordt hersteld. Wel is gebleken dat hiervoor de nodige hulp geboden zal moeten worden. Met het oog hierop is het van belang dat er nog geen strikte zorgregeling wordt vastgesteld waarbij [minderjarige] verplicht wordt naar de moeder te gaan. Vooralsnog zal dit een contactherstel moeten zijn waarbij de GI als regievoerder met de hulpverleners gaat kijken hoe dit het beste tot stand kan komen. Voor de langere termijn vindt de bijzondere curator dat er -als de verstandhouding is verbeterd- toegewerkt zou kunnen worden naar een zorgregeling waarbij [minderjarige] en [tweelingzus] elkaar bij hun ouders zien het meest in hun belang. Afhankelijk van de situatie dan, zou gedacht kunnen worden aan de weekenden (dus dat [minderjarige] een weekend per twee weken naar moeder gaat als [tweelingzus] daar ook is en dat [tweelingzus] in het andere weekend naar vader gaat als [minderjarige] daar ook is). De ouders hebben tot april 2019 een zorgregeling gehad waarbij de kinderen met beide ouders ruim contact konden hebben (5 om 9 dagen regeling). Beide ouders hebben ook aangegeven dat dit in principe ook best goed verliep, als er maar geen contact tussen de ouders nodig was. Het zou fijn zijn voor beide kinderen wanneer weer toegewerkt kan worden naar een zorgregeling waarbij zij met beide ouders een onbelast contact kunnen hebben.
Ten aanzien van de noodzaak tot hulpverlening:
Op 29 juli 2019 is door de kinderrechter de ondertoezichtstelling uitgesproken. De bijzondere curator kan zich hier volledig in vinden, aangezien de ouders niet in staat zijn om op korte termijn de onderliggende problematiek op te lossen. Er is al jaren sprake van een (psychische) onveilige situatie waar [minderjarige] (en haar zus) last van hebben. Met wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] en een andere zorgregeling is dit niet voorbij. De bijzondere curator vindt het ook belangrijk dat er naast de complexe ouderproblematiek wordt gekeken naar de interactie tussen de moeder en [minderjarige] . Het is belangrijk dat hier in ieder geval samen met een systeemtherapeut naar gekeken wordt. Daarnaast moeten de ouders leren meer in oplossingen te gaan denken. Zij hoopt dat de ouders via een traject
-waarin zij vertrouwen hebben- toch tot een bepaalde samenwerking kunnen komen. Verder is het voor [minderjarige] belangrijk dat de noodzakelijke behandeling eindelijk doorgang kan vinden. Vanuit de GGZ kan verder gekeken worden wat [minderjarige] nodig heeft. De bijzondere curator heeft ook gedacht aan een kindbehartiger/kindercoach die er voor [minderjarige] kan zijn.
Het advies:
De bijzondere curator adviseert de rechtbank om bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, het verzoek om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] te wijzigen, toe te wijzen, in die zin dat wordt bepaald dat [minderjarige] haar hoofdverblijfplaats bij de vader zal hebben, en;
het verzoek om de zorgregeling te wijzigen eveneens toe te wijzen, in die zin dat de zorgregeling van eens per twee weken vijf dagen bij de vader en negen dagen bij de moeder wordt beëindigd en tot de aanvang van de werkzaamheden van de jeugdbeschermer van de GI een voorlopige contactregeling geldt die inhoudt dat [minderjarige] bij de vader verblijft en alleen contact heeft met de moeder als zij dit zelf aangeeft en dat vanaf de aanvang van de werkzaamheden van de jeugdbeschermer, op diens geleide invulling wordt gegeven aan de contactherstel tussen [minderjarige] en de moeder, waarbij de draagkracht van [minderjarige] in het tempo van contactherstel doorslaggevend zal zijn. De ouders hebben zich hierbij te voegen naar de aanwijzingen van de jeugdbeschermer van de GI.
Ter zitting heeft de bijzondere curator nog aangegeven dat zij -op eigen initiatief- een omgangsmoment tussen [minderjarige] en [tweelingzus] heeft gefaciliteerd omdat dit echt niet langer kon wachten. Dit contact is goed en positief verlopen. Zij acht het van groot belang dat de GI op zeer korte termijn vervolgstappen gaat nemen om een concreet op te bouwen zorgregeling tussen de zussen te realiseren, nu zij hier beide dringend behoefte aan hebben. De bijzondere curator vindt het schrijnend dat er -door de bestaande wachtlijsten- nog steeds geen vaste jeugdbeschermer aan dit gezin is toegewezen.
Verder heeft zij verklaard dat [minderjarige] enorm teleurgesteld is dat zij moest terugverhuizen met de vader naar [plaats] . Vanaf april tot eind augustus 2019 verbleef [minderjarige] met haar vader bij de stiefmoeder in [plaats] dus daaraan was ze al gewend. Belangrijk is dat het daar die maanden goed ging met [minderjarige] , meerdere bronnen is dat opgevallen. De huidige situatie leidt ertoe dat [minderjarige] drie avonden per week alleen thuis is vanwege het werk van de vader, hetgeen betekent dat zij dan alleen moet eten en vervolgens naar bed gaat, terwijl de vader pas in de nacht thuiskomt. Ook moet [minderjarige] hierdoor dagelijks 36 kilometer (in totaal) fietsen om naar school te gaan, hetgeen veel energie kost en juist in haar geval vanwege haar kwetsbare gezondheid onwenselijk is. Als ze op het [College] zou zitten, zou ze niet meer hoeven te fietsen want deze school is op loopafstand van de woning in [plaats] . Gelet op al deze omstandigheden acht de bijzondere curator het van belang dat [minderjarige] (en de ouders) zo spoedig mogelijk duidelijkheid krijgen over de woonplaats van [minderjarige] . Zij adviseert om de vader vervangende toestemming te geven, zodat hij met [minderjarige] naar [plaats] kan verhuizen. Ook dient [minderjarige] in [plaats] op een nieuwe school te worden ingeschreven omdat dit in haar belang is.

Het standpunt van de belanghebbenden

Het standpunt van de vader
Door en namens de vader is aangeven dat hij het eens is met de adviezen van de bijzondere curator. Daarnaast wil de vader graag samen met [minderjarige] naar zijn nieuwe partner in [plaats] verhuizen, waar hij een nieuw bestaan wil opbouwen. Aangezien de moeder hiervoor geen toestemming wil verlenen, heeft de vader om vervangende toestemming voor verhuizing verzocht. Ook wil de vader dat [minderjarige] een school kan bezoeken in [plaats] , op loopafstand van het huis van zijn partner. Met ingang van september 2019 verblijft de vader met [minderjarige] doordeweeks (weer) in [plaats] . De vader wijst erop dat de huidige situatie onwenselijk is. [minderjarige] is nu drie avonden alleen thuis in [plaats] en moet dan alleen eten en naar bed. In [plaats] is de partner van de vader alle avonden aanwezig en hoeft [minderjarige] niet alleen te zijn. Een verhuizing naar [plaats] is volgens de vader ook echt de wens van [minderjarige] .
Ten aanzien van de zorgregeling, is door en namens de vader aangegeven dat al lange tijd geen uitvoering meer wordt gegeven aan de vastgestelde zorgregeling in de beschikking van de rechtbank Noord-Holland van 7 september 2016. De vader is tevens van mening dat zolang er geen vaste jeugdbeschermer is aangewezen, het contact tussen de moeder en [minderjarige] uitsluitend dient plaats te vinden als [minderjarige] dit aangeeft. Dit om [minderjarige] zo min mogelijk te belasten. Na aanvang van de werkzaamheden van de vaste jeugdbeschermer dient het contact tussen [minderjarige] en de moeder te worden vormgegeven in overleg met de ouders en [minderjarige] , in het tempo die de draagkracht van [minderjarige] toelaat. Dit geldt eveneens voor de zorgregeling tussen de vader en [tweelingzus] , nu er feitelijk geen omgang meer plaatsvindt tussen hen en de omgang voorzichtig opgebouwd dient te worden. De vader acht het van groot belang dat het contact met [tweelingzus] , onder begeleiding van de GI, weer wordt opgestart.
Daarnaast acht de vader het van belang dat op korte termijn voor [minderjarige] en [tweelingzus] onderling een omgangsregeling wordt geregeld. Ook staat de vader positief tegenover het meewerken aan hulpverlening. De vader heeft gewacht om zich bij een wijkteam aan te melden, omdat het -gelet op de beoogde verhuizing naar [plaats] - vooralsnog onduidelijk is in welke regio hij zich dient aan te melden.
Het standpunt van de moeder
De moeder heeft de verzoeken van de vader gemotiveerd bestreden. Door en namens de moeder is aangevoerd dat zij het niet eens is met de conclusie van de bijzondere curator. De moeder twijfelt namelijk of de wens van [minderjarige] om bij de vader te wonen bestendig is. Desondanks kan de moeder instemmen met een wijziging van de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] , mits zij met de vader in [plaats] blijft wonen. Vanuit [plaats] kan de GI, door middel van het inzetten van hulpverlening, toewerken naar contactherstel en omgang tussen de moeder en [minderjarige] . De moeder hoopt dat dit ertoe zal leiden dat [minderjarige] in de toekomst weer bij haar zal komen wonen. De kans dat toegewerkt kan worden naar een terugplaatsing bij haar is minimaal als de rechtbank de vader vervangende toestemming verleent om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. Een wijziging van de school van [minderjarige] is om die reden ook niet in haar belang. De moeder wijst erop dat [minderjarige] in een loyaliteitsconflict verkeert en dat zij klem zit, nu zij door de verhuizing van de vader een keuze heeft moeten maken tussen de vader en de moeder. Er zijn ernstige kindsignalen bij [minderjarige] gesignaleerd en de moeder is van mening dat inmiddels sprake is van ouderverstoting van [minderjarige] richting haar. Zij voert aan dat de beoogde verhuizing van de vader niet doordacht is, ook nu de vastgestelde zorgregeling zoals vastgelegd in de beschikking van 7 september 2016 hierdoor geen doorgang meer kan vinden. Hiermee is niet alleen [minderjarige] geschaad, ook [tweelingzus] is hier thans de dupe van. De moeder heeft aangevoerd dat gelet op voornoemde beschikking al een uitgebreide zorgregeling gold tussen de minderjarigen en de vader. Op basis daarvan zou ook nu een uitgebreide zorgregeling tussen haar en [minderjarige] kunnen worden gerealiseerd, zodat [minderjarige] niet drie avonden per week alleen thuis hoeft te zijn in [plaats] . De moeder hoopt dat [minderjarige] op die dagen (en nachten) bij haar kan verblijven en hoopt dat de GI dit zo spoedig mogelijk wil vormgeven en realiseren. Verder heeft de moeder aangegeven dat zij open staat voor hulpverlening en dat zij hoopt dat de GI zo spoedig mogelijk zal starten met het inzetten hiervan.
Gelet op al deze omstandigheden is de moeder van mening dat (in ieder geval) dit
schooljaar geen vergaande beslissingen genomen dienen te worden. Hiervoor is volgens de
moeder een langere periode van onderzoek en monitoring nodig door de aangewezen jeugdbeschermer, zodat een zorgvuldige beslissing omtrent de toekomst van [minderjarige] genomen kan worden. De moeder verzoekt dan ook om de verzoeken van [minderjarige] en de vader af te wijzen.
De visie van de GI
Vanuit de GI zijn twee wachtlijstbeheerders ter zitting aanwezig. Desgevraagd hebben zij te kennen gegeven dat er vooralsnog geen vaste jeugdbeschermer betroken is bij dit gezin en dat het tot begin december 2019 zou kunnen duren, voordat dit gezin een jeugdbeschermer krijgt toegewezen.

De beoordeling

De rechtbank ziet aanleiding om sommige verzoeken -gelet op de onderlinge samenhang- hieronder gezamenlijk te behandelen.
Een minderjarige is geen zelfstandige procespartij in procedures over de hoofverblijfplaats en de zorgverdeling. Om de minderjarige toch een eigen toegang tot de rechtbank te bieden, bestaat de mogelijkheid van informele benadering door in dit geval een brief aan de rechtbank. Op grond van artikel 1:377g BW kan de rechtbank na een gesprek met de minderjarige ambtshalve een beslissing geven over de verzoeken van de minderjarige.
Op grond van artikel 1:253a, tweede lid, van het BW kan de rechtbank op verzoek van de ouders of één van hen een regeling vaststellen inzake de uitoefening van het ouderlijk gezag.
De gezamenlijke gezagsuitoefening van partijen brengt mee dat de ouders voor de verhuizing van de minderjarige toestemming van de andere ouder nodig hebben. Indien de ouders het hierover niet eens worden, zal de rechter hierover desverzocht een beslissing nemen. Conform vaste rechtspraak dient de rechter bij de beslissing over een geschil als het onderhavige niet alleen het belang van het kind, maar alle omstandigheden van het geval in ogenschouw te nemen en alle belangen af te wegen. Voornoemde geschillenregeling kan tevens een toedeling aan ieder der ouders van de zorg- en opvoedingstaken omvatten.
Hoofdverblijfplaats en vervangende toestemming verhuizing
De rechtbank is mede gelet op het advies van de bijzondere curator van oordeel dat het in het belang van [minderjarige] is om haar hoofdverblijfplaats bij de vader te bepalen. De rechtbank neemt in overweging dat de bijzondere curator na zeer uitvoerig en grondig onderzoek heeft geconcludeerd dat de wens van [minderjarige] om bij haar vader te wonen bestendig en authentiek lijkt te zijn. De rechtbank ziet geen enkele reden om hieraan te twijfelen. De moeder heeft hiervoor ook geen argumenten aangedragen. [minderjarige] verblijft sinds 14 april 2019 bij de vader en is in de afgelopen periode consequent geweest in haar wens om bij de vader te wonen. Daarnaast is op dit moment sprake van een ernstig verstoorde relatie tussen [minderjarige] en de moeder en vindt er geen omgang/contact tussen hen plaats met als gevolg dat een terugplaatsing bij de moeder -op de korte termijn- niet aan de orde is. De vraag die eveneens voorligt, is de woonplek van [minderjarige] en de vader. De moeder acht het van belang dat [minderjarige] met de vader in [plaats] blijft wonen, zodat de in te zetten hulpverlening in het kader van de ondertoezichtstelling -op termijn- gemakkelijker een terugplaatsing bij haar kan realiseren. De vader wil daarentegen met [minderjarige] verhuizen naar [plaats] om zich daar bij zijn huidige partner te vestigen en daar een nieuw leven op te bouwen. De rechtbank overweegt dat de huidige situatie, waarbij [minderjarige] in totaal 36 kilometer per dag heen en weer dient te fietsen naar school, niet in haar belang is. De moeder miskent naar het oordeel van de rechtbank de consequenties van het wonen in [plaats] onder de huidige omstandigheden. [minderjarige] is drie avonden per week alleen in [plaats] , omdat de vader dan nachtdienst heeft. Dit leidt ertoe dat [minderjarige] op die dagen alleen moet eten en dan naar bed gaat terwijl haar vader pas in de nacht thuiskomt, hetgeen een zeer onwenselijke situatie oplevert waarin er geen zicht op haar is. Dit is mede gelet op haar broze gezondheid (eetstoornis) en 13-jarige leeftijd, zorgelijk en niet in haar belang. De stelling van de moeder dat [minderjarige] op die avonden bij haar zou kunnen verblijven, is gelet op de zeer verstoorde verhoudingen, niet reëel en haalbaar. Bovendien gaat de moeder op deze wijze geheel voorbij aan de wens en gevoelens van [minderjarige] , hetgeen zorgelijk is te noemen.
De moeder wil dat [minderjarige] in [plaats] verblijft zodat zij (meer) in de buurt is wanneer de hulpverlening wordt opgestart en ze fysiek dichterbij is dan vanuit [plaats] . Ook voor de mogelijkheden van contact tussen de zussen zou dit van belang zijn. De rechtbank is van oordeel dat niet vaststaat dat de afstand effect heeft op de hulpverlening. Wat betreft het contact tussen de zusjes sluit de rechtbank aan bij de conclusies van de bijzondere curator dat de belemmeringen niet zitten in de afstand. Dat de verhuizing en in het verlengde daarvan een schoolwissel betekent dat de kans dat [minderjarige] op termijn nog weer bij moeder komt wonen kleiner wordt, zoals moeder betoogt, is wellicht juist. Dit maakt echter niet dat op dit moment van verhuizing zou moeten worden afgezien. De nadelen van de huidige situatie zijn voor [minderjarige] heel groot terwijl er geen zicht is op een substantiële rol in de verzorging en opvoeding door de moeder op korte termijn. De rechtbank overweegt dat rust en stabiliteit op dit moment het beste geboden kunnen worden vanuit [plaats] , waar de partner van de vader [minderjarige] kan opvangen als hij nachtdienst heeft. Dit was tevens de bestaande praktijk toen de vader en [minderjarige] in [plaats] verbleven, voordat zij weer naar [plaats] teruggingen. Bovendien bevestigen zowel school als de behandelaar van [minderjarige] dat zij duidelijk verbetering hebben waargenomen bij [minderjarige] , sinds zij bij haar vader verblijft. Het gaat om betere hygiëne, kleding maar ook haar doen en laten. [minderjarige] ervaarde meer rust, het eten ging beter en ze was minder verdrietig. De rechtbank hoopt dat het de moeder lukt om, hoe pijnlijk voor haar ook, [minderjarige] de ruimte te geven die ze nodig heeft en haar te respecteren in haar behoeften.
Gelet op al het vorenstaande ziet de rechtbank aanleiding om de hoofdverblijfplaats van [minderjarige] bij de vader bepalen en tevens vervangende toestemming verlenen aan de vader om met [minderjarige] naar [plaats] te verhuizen. De verzoeken daartoe zullen worden toegewezen.
Vervangende toestemming inschrijving school
In het verlengde van de verleende toestemming verhuizing is het eveneens in het belang van [minderjarige] om de vader vervangende toestemming te verlenen om [minderjarige] op het [College] in [plaats] in te schrijven. Het belang van [minderjarige] vergt dat zij in de nabijheid van school woont. De huidige situatie is vanwege de afstand en reistijd zeer onwenselijk en dient zo spoedig mogelijk aangepast te worden. Het was voor [minderjarige] veel fijner geweest als ze direct met ingang van het nieuwe schooljaar had kunnen starten aldaar, maar dat is niet meer terug te draaien. Het schooljaar is nog niet zo lang van start en de herfstvakantie lijkt onder de huidige omstandigheden het meest geschikte moment om te gaan wisselen. Tot slot weegt de kinderrechter mee dat het de wens van [minderjarige] is om in [plaats] naar school te gaan en om daar een sociaal netwerk op te bouwen. Het standpunt van [minderjarige] hieromtrent is tevens bevestigd door de bijzondere curator.
Zorgregeling (verdeling van zorg- en opvoedingstaken)
Ten aanzien van de vraag of er wel of geen zorgregeling dient te worden bepaald tussen de moeder en [minderjarige] overweegt de rechtbank als volgt. Vast staat dat [minderjarige] op dit moment geen ruimte ervaart om contact en/of omgang met haar moeder te hebben. Met de bijzondere curator is de kinderrechter van oordeel dat het van groot belang is dat in het kader van de ondertoezichtstelling toegewerkt wordt naar contactherstel tussen hen. Het is aan de GI om hierin het voortouw te nemen en samen met alle betrokkenen te onderzoeken op welke wijze het contact tussen de moeder en [minderjarige] tot stand kan worden gebracht en op welke wijze een op te bouwen zorgregeling tussen de moeder en [minderjarige] vormgegeven kan worden. Hierbij dient de draagkracht en het tempo van [minderjarige] uiteraard voorop te staan. De rechtbank benadrukt dat de GI hierin voortvarend dient op te treden, nu het om een kwetsbaar meisje gaat, dat kampt met een loyaliteitsconflict en waarbij sprake is complexe (echtscheidings|)problematiek.
Een soortgelijke situatie geldt naar het oordeel van de kinderrechter ook voor de in 2016 door de rechtbank vastgestelde zorgregeling tussen de vader en [tweelingzus] . Vastgesteld kan worden dat thans sprake is van een wijziging van omstandigheden, in die zin dat de destijds vastgelegde zorgregeling tussen de vader en [tweelingzus] feitelijk niet wordt uitgevoerd. De vader en [tweelingzus] hebben geen contact met elkaar en, evenals de situatie tussen de moeder en [minderjarige] , dient het contact tussen hen voorzichtig opgebouwd te worden. Hierbij is tevens hulp en ondersteuning van de GI noodzakelijk. Gelet hierop zal het verzoek van de vader eveneens op dit punt worden toegewezen.
Dit leidt tot de volgende beslissingen.

De beslissing

De rechtbank:
wijzigt de beschikking van de rechtbank te Alkmaar van 24 november 2011, in die zin dat de hoofdverblijfplaats van de minderjarige [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , bij de vader wordt bepaald;
verleent de vader vervangende toestemming om met [minderjarige] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , naar [plaats] te verhuizen (aan het adres: [adres] ) in de gemeente [gemeente] .
wijzigt de beschikking van 7 september 2016 van de rechtbank Noord-Holland, in die zin dat met betrekking tot de zorgregeling tussen [minderjarige] en de moeder geldt dat uitsluitend contact tussen hen plaatsvindt als [minderjarige] dit aangeeft. Na aanvang van de werkzaamheden van de (vaste) jeugdbeschermer in het kader van de ondertoezichtstelling, zal het contact tussen [minderjarige] en de moeder worden vormgegeven in overleg met de ouders en [minderjarige] , in het tempo dat de draagkracht van [minderjarige] toelaat;
wijzigt de beschikking van 7 september 2016 van de rechtbank Noord-Holland, in die zin dat de daarin vastgestelde zorgregeling tussen de vader en de minderjarige [tweelingzus] , geboren op [geboortedatum] te [plaats] , aldus wordt gewijzigd dat de zorgregeling tussen de vader en [tweelingzus] in overleg met [tweelingzus] en de moeder zal plaatsvinden, met inachtneming van de adviezen van de hulpverlening en de GI.
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af hetgeen meer of anders is verzocht.
Deze beschikking is gegeven door mr. J.L. Roubos, kinderrechter, in tegenwoordigheid van
mr. S. Nourozi Oranje als griffier en in het openbaar uitgesproken op 16 oktober 2019.
Hoger beroep tegen deze beschikking kan worden ingesteld:
- door de verzoekers en degenen aan wie een afschrift van de beschikking is verstrekt of verzonden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak,
- door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking aan hen op een andere wijze bekend is geworden.
Het hoger beroep moet, door tussenkomst van een advocaat, worden ingediend ter griffie van het gerechtshof
Amsterdam