Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
tussenuitspraak van de enkelvoudige kamer van 17 juli 2019 in de zaak tussen
[eiser 1], te [woonplaats 1] ,
[eiser 2], te [woonplaats 2] ,
[eiser 3], te [woonplaats 2] ,
Als derde-partij heeft aan het geding deelgenomen: [derde partij] , te [woonplaats 1]
Procesverloop
(vergunninghouder) een omgevingsvergunning verleend voor het wijzigen van het gebruik van een bedrijfswoning naar een plattelandswoning, het boeten van netten in de garage/berging en het uithangen van de netten op het erf op het perceel [perceel 1] .
Overwegingen
5 oktober 2017. De aanvraag is naar aanleiding van de ingediende zienswijzen aangepast, zonder eisers daarover te horen. Dit is in strijd met artikel 4:8 van de Awb.
Eisers hebben onvoldoende aannemelijk gemaakt dat de ruimtelijke onderbouwing meerdere aannames en onjuistheden bevat. De stelling van eisers dat verweerder van verkeerde maten is uitgegaan ten aanzien van de woning op het perceel [perceel 5] ten opzichte van het bedrijf op het perceel [perceel 1] is eerstens niet onderbouwd en het is de rechtbank ook overigens niet duidelijk in hoeverre deze maatvoering eisers belangen regardeert. Dat het bestreden besluit onvoldoende gemotiveerd is omdat wordt afgeweken van het eigen beleid van verweerder, zoals opgenomen in het afwijzende besluit van 29 maart 2018 op de aanvraag van eisers, zo begrijpt de rechtbank het betoog, kan de rechtbank niet volgen. Eisers aanvraag voor het tijdelijk plaatsen van een zeecontainer voor opslag ziet, zoals verweerder terecht stelt, op een andere situatie dan de voorliggende omgevingsvergunning. Dat verweerder in het besluit van 29 maart 2018 ook vermeld heeft dat het onwenselijk is om een bouwwerk in een agrarische omgeving door een derde te laten gebruiken voor hobby- en/of bedrijfsmatig gebruik doet daar niet aan af, omdat dat ook een andere situatie betreft, aangezien het in de voorliggende omgevingsvergunning niet om gebruik door een derde gaat. Eisers hebben ook overigens niet geconcretiseerd dat sprake is van strijd met inhoudelijke afwijkingsregels en het eigen beleid.
Dat de toekomstige uitbreidingsmogelijkheden van het agrarisch bedrijf en de minicamping van eisers door de vergunde activiteiten wordt beperkt kan de rechtbank ook niet volgen, omdat de woning planologisch gezien een bedrijfswoning blijft.
.Op grond van artikel 8:51a, eerste lid, van de Awb kan de rechtbank het bestuursorgaan in de gelegenheid stellen een gebrek in het bestreden besluit te herstellen of te laten herstellen. Op grond van artikel 8:80a van de Awb doet de rechtbank dan een tussenuitspraak. De rechtbank ziet aanleiding om verweerder in de gelegenheid te stellen het gebrek te herstellen. Dat herstellen kan hetzij met een aanvullende motivering, hetzij, voor zover nodig, met een nieuwe beslissing op de aanvraag, na of tegelijkertijd met intrekking van het nu bestreden besluit. De rechtbank bepaalt de termijn waarbinnen verweerder het gebrek kan herstellen op vier weken na verzending van deze tussenuitspraak.