ECLI:NL:RBNHO:2019:8935

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
23 oktober 2019
Publicatiedatum
28 oktober 2019
Zaaknummer
7349509 CV EXPL 18-10071
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door buitengewone omstandigheden en terugbetaling van stoeltoeslag

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft wegens vertraging van hun vlucht van Amsterdam naar Beijing via Frankfurt op 22 juli 2018. De passagiers vorderden compensatie op grond van de Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering, annulering of langdurige vertraging van vluchten. De passagiers arriveerden met meer dan drie uur vertraging op hun eindbestemming en vorderden een schadevergoeding van € 600,00 per passagier, alsook restitutie van € 200,00 voor extra kosten die zij hadden gemaakt voor een stoel met extra beenruimte, waar zij geen gebruik van konden maken door de omboeking.

Lufthansa betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk slechte weersomstandigheden in Frankfurt, die de luchtverkeersleiding dwongen om beperkingen op te leggen aan de vlucht. De kantonrechter oordeelde dat Lufthansa voldoende had aangetoond dat de vertraging was veroorzaakt door deze buitengewone omstandigheden en dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering tot compensatie op grond van de Verordening werd afgewezen.

Echter, de kantonrechter oordeelde dat Lufthansa toerekenbaar tekort was geschoten in de verplichting om de passagiers te voorzien van de gereserveerde stoelen met extra beenruimte, en kende de passagiers een schadevergoeding van € 200,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente. De proceskosten werden gecompenseerd, zodat iedere partij de eigen kosten droeg. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter J. Candido op 23 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7349509 \ CV EXPL 18-10071
Uitspraakdatum: 23 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1]

2.
[passagier sub 2]
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde mr. H.W. Leemans (SRK Rechtsbijstand)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
statutair gevestigd te Keulen (Duitsland) mede kantoorhoudende te Schiphol, gemeente Haarlemmermeer
gedaagde
hierna te noemen Lufthansa
gemachtigde mr. E.C. Douma (de Groot Douma Vosmeijer advocaten)

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 6 november 2018 een vordering tegen Lufthansa ingesteld. Lufthansa heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Lufthansa een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte uitlating producties genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Lufthansa een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Lufthansa de passagiers diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport via Frankfurt (Duitsland) naar Beijing (Volksrepubliek China) op 22 juli 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Frankfurt is vertraagd uitgevoerd waardoor de passagiers de aansluitende vlucht naar Beijing hebben gemist. De passagiers zijn omgeboekt en uiteindelijke met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Lufthansa gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Lufthansa heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Lufthansa bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 1.400,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 9 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 210,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Lufthansa vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00 per passagier.
3.3.
Voorts vorderen de passagiers op grond van onverschuldigde betaling restitutie van de extra kosten die zij hebben gemaakt voor de stoelreservering bij de nooduitgang met extra beenruimte ter hoogte van € 200,00. Op de vervangende vlucht hadden de passagiers geen extra beenruimte bij de nooduitgang en zij zijn dus niet onder gelijke vervoersomstandigheden vervoerd. Op grond van artikel 8 van de Verordening is Lufthansa hiertoe verplicht.

4.Het verweer

4.1.
Lufthansa betwist de vordering. Zij voert aan dat dat sprake was van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Vlucht LH993 stond tijdig klaar voor vertrek, maar vanwege onweersactiviteiten in Frankfurt heeft de luchtverkeersleiding meerdere malen een nieuwe slottijd opgelegd. De vlucht mocht hierdoor pas 1 uur en 11 minuten minuten later dan gepland vertrekken. Vlucht LH993 is met een vertraging van 58 minuten in Frankfurt aangekomen, waardoor de passagiers onvoldoende overstaptijd hadden om de aansluitende vlucht te halen. Deze buitengewone omstandigheden werken door op de aansluitende vlucht, aldus Lufthansa. De passagiers zijn vervolgens kosteloos omgeboekt naar de eerstvolgende vlucht – met voldoende plaats- naar Beijing. Voorts voert Lufthansa aan dat indien compensatie moet worden betaald het bedrag niet gerelateerd is aan de hoogte van de prijs van de stoel of klasse. Artikel 8 van de Verordening is niet van toepassing. De vorderingen van de passagiers moeten dan ook worden afgewezen, aldus Lufthansa.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de passagiers met een vertraging van langer dan drie uur op de eindbestemming zijn aangekomen. Lufthansa is dan ook op grond van de Verordening in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Lufthansa kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening.
5.3.
In de punten 14 en 15 van de considerans van de Verordening staat dat omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening zich onder meer kunnen voordoen in geval van weersomstandigheden die de uitvoering van de vlucht in kwestie verhinderen en wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt. Gelet op het arrest Wallentin-Hermann (C-549/07) van het Hof van 22 december 2008 dient de luchtvaartmaatschappij in het voorkomende geval ook aan te tonen dat zij zelfs met de inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd tot vertraging van de vlucht leidden.
5.4.
De passagiers stellen dat geen sprake is van buitengewone omstandigheden. De door de luchtverkeersleiding opgelegde maatregelen vallen binnen de risicosfeer van Lufthansa en zijn inherent aan het voeren van een luchtvaartonderneming, aldus de passagiers. Voort heeft Lufthansa niet aangetoond dat zij alles heeft gedaan wat redelijkerwijs in haar macht ligt om de vertraging van de passagiers te voorkomen. Lufthansa heeft er immers niet voor gezorgd dat de passagiers toch met vlucht LH720 naar Beijing konden vertrekken desnoods zonder bagage, aldus nog steeds de passagiers.
5.5.
Lufthansa heeft zich ten aanzien van de vlucht beroepen op de door de luchtverkeersleiding opgelegde restricties als gevolg van de slechte weersomstandigheden in Frankfurt. Uit het overzicht dat Lufthansa als productie 7 bij conclusie van antwoord heeft overgelegd – Leg Information- volgt dat vlucht tijdig klaar stond voor vertrek. Vervolgens heeft luchtverkeersbeheer meerdere malen een nieuw vertrektijd; “Calculated Take-off Time” opgelegd, tot 14:13 UTC, vanwege de weersomstandigheden in Frankfurt. De vlucht stond om 12:50 UTC klaar voor vertrek en is uiteindelijk om 16:01 uur lokale tijd (14:01 UTC) vertrokken vanuit Amsterdam. De kantonrechter overweegt dat Lufthansa hiermee voldoende heeft onderbouwd dat tijdens de uitvoering van de vlucht sprake is geweest van slechte weersomstandigheden in Frankfurt en dat de luchtverkeersleiding als gevolg hiervan specifieke beperkingen voor het specifieke toestel heeft opgelegd. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen. Dit kwalificeert als buitengewone omstandigheid in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. Gelet op het voorgaande is de kantonrechter dan ook van oordeel dat de vertraging van de vlucht het gevolg is geweest van de buitengewone omstandigheden die zich hebben voorgedaan op de onderhavige vlucht.
5.6.
De volgende vraag die vervolgens dient te worden beantwoord is of Lufthansa alle redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging de voorkomen. De kantonrechter beantwoordt deze vraag bevestigend. Lufthansa heeft gemotiveerd onderbouwd dat het gezien de overstaptijd in Frankfurt niet mogelijk is geweest voor de passagiers om de aansluitende vlucht te laten halen, ook niet zonder bagage. Indien dit wel mogelijk zou zijn geweest stelt de kantonrechter voorop dat juist van de passagiers mag worden verwacht dat zij hoe dan ook de aansluiting proberen te halen en zich zo snel mogelijk naar de betreffende gate begeven om zich te melden. Niet valt in te zien welke maatregelen Lufthansa Airways nog meer had moeten nemen om de vertraging voor de passagiers te voorkomen. De vordering tot betaling van compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening zal dan ook worden afgewezen.
5.7.
De kantonrechter overweegt dat de passagiers voldoende hebben aangetoond dat zij een bedrag van € 200,00 hebben bijbetaald voor stoelen met extra beenruimte, waarvan zij vanwege de omboeking geen gebruik hebben kunnen maken. Lufthansa heeft dit niet betwist maar voert aan dat de hoogte van de compensatie niet is gerelateerd aan de hoogte van de prijs van de stoel en dat de betaalde ticketprijs slechts van belang is indien de passagiers niet waren omgeboekt naar een andere vlucht. De kantonrechter is van oordeel dat Lufthansa voor dit deel van de verbintenis toerekenbaar is tekortgeschoten en verstaat de vordering aldus dat de passagiers € 200,00 schade hebben geleden. Het door de passagiers gevorderde bedrag van € 200,00 zal derhalve worden toegewezen.
5.8.
De gevorderde wettelijke rente over het toegewezen bedrag is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.9.
De passagiers hebben een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Lufthansa heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.10.
Nu partijen ieder voor een deel in het ongelijk zijn gesteld zullen de proceskosten worden gecompenseerd, in de zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Lufthansa tot betaling aan de passagiers van € 200,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 9 oktober 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
compenseert de proceskosten tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. Candido, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter