ECLI:NL:RBNHO:2019:9024

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
18 oktober 2019
Publicatiedatum
30 oktober 2019
Zaaknummer
15/130153-19
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van een woningoverval met geweld en bedreiging in Purmerend

Op 18 oktober 2019 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van het medeplegen van een woningoverval in Purmerend op 21 februari 2019. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk was in zijn vervolging. De verdachte, die op dat moment gedetineerd was, werd beschuldigd van het samen met anderen plegen van een woningoverval, waarbij geweld en bedreiging met geweld tegen de bewoonster van de woning werd gebruikt. De rechtbank heeft de tenlastelegging in detail besproken, waarbij de verdachte werd beschuldigd van diefstal met geweld en bedreiging, en heeft vastgesteld dat de verdachte zich toegang tot de woning had verschaft met een gestolen sleutel. Tijdens de overval werd de bewoonster bedreigd met een vuurwapen en werd zij fysiek vastgebonden. De rechtbank heeft de bewijsmiddelen besproken, waaronder de bekennende verklaring van de verdachte en de verklaringen van de slachtoffers en getuigen. De rechtbank heeft geoordeeld dat het bewezen was dat de verdachte het ten laste gelegde feit had begaan en heeft hem veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier jaar, met inachtneming van de ernst van het feit en de impact op het slachtoffer. De rechtbank heeft ook een schadevergoedingsmaatregel opgelegd ter hoogte van € 833,- aan het slachtoffer, die eerder al compensatie had ontvangen van het Schadefonds Geweldsmisdrijven. De uitspraak is gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank, met de voorzitter en twee andere rechters.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Team Straf, locatie Alkmaar
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/130153-19 (P)
Uitspraakdatum: 18 oktober 2019
Tegenspraak
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de openbare terechtzitting van
4 oktober 2019 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] ,
ingeschreven in de basisregistratie personen op het adres [adres] ,
thans gedetineerd in Justitieel Complex Zaanstad.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. M. Kubbinga en van hetgeen verdachte en zijn raadsman, mr. S. Kriekaard, advocaat te Arnhem, naar voren hebben gebracht.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging ter terechtzitting van 20 augustus 2019, ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 21 februari 2019 te Purmerend tezamen en in vereniging met één of meer anderen, althans alleen, in/uit een woning gelegen aan [adres] ,
A.
met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en/of een gouden ring en/of een horloge (merk Oozoo), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] , in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft en/of dat/die weg te nemen goed/goederen onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van een valse sleutel, te weten een (gestolen) huisdeursleutel, toebehorende aan [zoon van slachtoffer] ,
welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden, gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan zijn mededader(s) hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
en/of
B.
met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer] heeft gedwongen tot de afgifte van geld en/of een gouden ring en/of een horloge (merk Oozoo), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer] in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s),
welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond dat
- [slachtoffer] (dreigend) de woorden werd toegevoegd “op de grond" en/of “geld, sieraden” en/of "waar is de kluis” en/of “geld, geld, anders schiet ik je door je kankerkop” en/of
- [slachtoffer] werd bedreigd met een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, en/of een of meer stroomstootwapen(s) en/of
- met een stroomstootwapen werd geknetterd en/of
- [slachtoffer] aan haar handen werd vastgebonden met (een) tie-rip(s)/kabelbinder(s) en/of
- op de ogen en/of de mond van [slachtoffer] (duct-)tape werd geplakt en/of
- de voeten van [slachtoffer] aan elkaar werden vastgeplakt met (duct-)tape.

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Bewijs

3.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit.
3.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft zich wat betreft het bewijs gerefereerd aan het oordeel van de rechtbank.
3.3.
Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van het ten laste gelegde feit op grond van de volgende bewijsmiddelen, waarbij de rechtbank – nu verdachte dit feit heeft bekend en door of namens hem geen vrijspraak is bepleit – zal volstaan met een opsomming van de bewijsmiddelen, te weten:
  • de bekennende verklaring van verdachte ter terechtzitting afgelegd;
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van verhoor aangever [slachtoffer] d.d. 21 februari 2019 (dossierpagina’s 24-28);
  • een schriftelijk bescheid, te weten de Bijlage goederen, behorende bij het proces-verbaal van aangifte van [slachtoffer] (dossierpagina 23);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 21 februari 2019 (dossierpagina’s 34-36);
  • het in de wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van bevindingen van verbalisant [verbalisant] d.d. 21 februari 2019 (dossierpagina 46);
  • de in de wettelijke vorm opgemaakte processen-verbaal van verhoor medeverdachte [medeverdachte 1] d.d. 8 mei 2019 en 21 mei 2019 (dossierpagina’s 30-37 en 40-46) van het persoonsdossier van medeverdachte [medeverdachte 1] ).
3.4.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan, met dien verstande dat
hij op 21 februari 2019 te Purmerend tezamen en in vereniging met anderen uit een woning gelegen aan [adres], met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geld en een gouden ring en een horloge (merk Oozoo), toebehorende aan
[slachtoffer] ,
en zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van een valse sleutel, te weten een gestolen huisdeursleutel, toebehorende aan [zoon van slachtoffer] ,
welke diefstal werd vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen [slachtoffer] , gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en aan zijn mededaders hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
welk geweld en welke bedreiging met geweld hierin bestonden dat
- [slachtoffer] dreigend de woorden werd toegevoegd “op de grond" en “geld, sieraden” en "waar is de kluis” en “geld, geld, anders schiet ik je door je kankerkop” en
- [slachtoffer] werd bedreigd met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en
- met een stroomstootwapen werd geknetterd en
- [slachtoffer] aan haar handen werd vastgebonden met tie-rips/kabelbinders en
- op de ogen en de mond van [slachtoffer] duct-tape werd geplakt en
- de voeten van [slachtoffer] aan elkaar werden vastgeplakt met duct-tape.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.

4.Kwalificatie en strafbaarheid van het feit

Het bewezenverklaarde levert op:
Diefstal, vergezeld en gevolgd van geweld en bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken en om, bij betrapping op heter daad, aan zichzelf of andere deelnemers aan het misdrijf hetzij de vlucht mogelijk te maken, hetzij het bezit van het gestolene te verzekeren,
terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen en de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van valse sleutels.
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden waardoor de wederrechtelijkheid aan het bewezenverklaarde zou ontbreken. Het bewezenverklaarde is derhalve strafbaar.

5.Strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is derhalve strafbaar.

6.Motivering van de straf

6.1.
Standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 48 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 16 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren. Daarbij dienen als bijzondere voorwaarden te worden opgelegd: een meldplicht bij de reclassering, een contactverbod met de medeverdachten, een locatiegebod met elektronische controle en het storten van een bedrag van € 1.000,- in het Schadefonds Geweldsmisdrijven.
6.2.
Standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft bepleit om, indien de oriëntatiepunten voor een overval op een woning waarbij licht geweld/bedreiging is toegepast als uitgangspunt worden genomen, een fors deel van die straf (drie jaar gevangenisstraf) voorwaardelijk op te leggen. Daarbij heeft de raadsman gewezen op de concrete omstandigheden van de onderhavige zaak en de persoon van verdachte, zoals uiteengezet in zijn pleitnota. Wat de verdediging betreft is er ook voldoende aanleiding om naar beneden af te wijken van het oriëntatiepunt en een gevangenisstraf van 12 tot 24 maanden als uitgangspunt te nemen, waarbij hij heeft gewezen op een aantal recente uitspraken van rechtbanken in soortgelijke zaken.
6.3.
Oordeel van de rechtbank
Bij de beslissing over de straf die aan verdachte dient te worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezenverklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte, zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van een woningoverval. De 60-jarige bewoonster werd in de ochtend geconfronteerd met drie mannen die haar huiskamer binnenkwamen, nadat de mannen zich de toegang tot haar woning hadden verschaft met gebruikmaking van een gestolen huissleutel. De mannen hadden een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en een (andere) taser bij zich. De bewoonster werd met deze wapens bedreigd, waarbij dingen werden gezegd als “geld, geld, anders schiet ik je door je kankerkop”. De polsen van de vrouw werden op een bepaald moment vastgemaakt met tie-rips en haar mond werd afgeplakt met duct-tape. Later werden ook haar ogen dichtgeplakt met duct-tape en werden haar voeten aan elkaar gebonden. De mannen hebben de woning verlaten met als buit een gouden ring, een horloge en geld, het slachtoffer liggend op de grond achterlatend.
De rechtbank acht dit een bijzonder ernstig feit. Het is algemeen bekend dat een overval in een woning, een plaats waar men zich bij uitstek veilig zou moeten voelen, grote impact heeft op de slachtoffers. Een feit als dit schokt de rechtsorde en draagt bij aan individuele en algemene gevoelens van onveiligheid. De rechtbank rekent dit verdachte zwaar aan. Daaraan kan niet afdoen dat het slachtoffer in de onderhavige zaak heeft aangegeven “verdachten te hebben vergeven”.
Gezien de ernst van het bewezenverklaarde komt naar het oordeel van de rechtbank geen andere straf in aanmerking dan een die vrijheidsbeneming van aanzienlijke duur meebrengt. Gelet op de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd en die hun weerslag hebben gevonden in de landelijke oriëntatiepunten voor straftoemeting, kan als uitgangspunt worden genomen een gevangenisstraf voor de duur van 3 jaar in geval van ‘licht geweld/bedreiging’ en een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar indien sprake is van ‘ander geweld’.
De rechtbank heeft, naast hetgeen hiervoor al is vermeld, verder rekening gehouden met de volgende omstandigheden.
De overval is samen met anderen gepleegd en was georganiseerd, in die zin dat de drie verdachten in de dagen voorafgaand aan de overval meerdere keren naar de betreffende woning zijn gereden om polshoogte te nemen, alvorens de overval te plegen. Voorts hadden de verdachten zich speciaal voor deze gelegenheid gehuld in donkerkleurige kleding en droegen zij gezichtsbedekkingen zoals een bivakmuts of een masker.
De verdachten zijn voorzien van wapens en tie-rips/kabelbinders de woning binnengegaan en hebben ook daadwerkelijk gebruik gemaakt van die attributen door het slachtoffer te bedreigen en vast te binden. Ook al heeft verdachte ter terechtzitting verklaard dat hij hier vooraf niet van op de hoogte was en dat hij dacht dat er niemand in de woning zou zijn, feit blijft dat toen verdachte zag dat de bewoonster thuis was, hij zich op geen enkele wijze van het gezamenlijke handelen, de inzet van het geweld en de bedreiging met geweld daaronder begrepen, heeft gedistantieerd.
Voorts is als strafverzwarende omstandigheid aan te merken dat de verdachten de woning zijn binnengekomen met een gestolen huissleutel, die één van de verdachten al enige tijd in zijn bezit had.
Uit het op naam van de verdachte staand Uittreksel Justitiële Documentatie, gedateerd 15 juli 2019, blijkt dat verdachte, behoudens twee strafbeschikkingen, geen veroordelingen op zijn naam heeft staan.
De rechtbank heeft in het voordeel van verdachte de jeugdige leeftijd van verdachte betrokken.
Voorts heeft de rechtbank acht geslagen op het reclasseringsadvies van 3 september 2019 dat door [reclasseringswerker] van Reclassering Nederland over (de persoon van) verdachte is uitgebracht. Geadviseerd wordt daarin om het volwassenenstrafrecht toe te passen en bij een veroordeling een (deels) voorwaardelijke straf op te leggen met diverse bijzondere voorwaarden.
Alle bovengenoemde factoren afwegende, acht de rechtbank een gevangenisstraf voor de duur van vier jaar in de onderhavige zaak passend en geboden. Gelet op de duur van deze straf, zal de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het advies van de reclassering om een deel van deze straf voorwaardelijk op te leggen met daaraan gekoppeld diverse bijzondere voorwaarden, niet overnemen. De rechtbank acht het wenselijker dat bij de voorbereiding van de voorwaardelijke invrijheidstelling (VI) van verdachte op dat moment wordt bekeken welke bijzondere voorwaarden alsdan (nog) aangewezen zijn.

7.Schadevergoedingsmaatregel

De benadeelde partij [slachtoffer] heeft geen vordering tot schadevergoeding ingediend, daartoe onder meer stellende dat financiële compensatie voor hetgeen haar is overkomen reeds door het Schadefonds Geweldsmisdrijven aan haar is uitgekeerd. Het betreft hier een bedrag van € 2.500,- wegens immateriële schade.
De rechtbank is van oordeel dat de verdachte en zijn beide medeverdachten naar burgerlijk recht aansprakelijk zijn voor deze schade, die is veroorzaakt door het bewezen verklaarde feit.
De rechtbank acht, gelet hierop, termen aanwezig om aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht op te leggen ter hoogte van een bedrag van € 833,- (pondspondsgewijze verdeling). Op die manier wordt het door de Staat (het Schadefonds Geweldsmisdrijven) aan het slachtoffer uitgekeerde bedrag feitelijk op de verdachten verhaald.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
artikelen 36f, 63 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.

9.Beslissing

De rechtbank:
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor onder 3.4. weergegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt hem daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 4. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
4 (vier) jaren.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van deze gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Legt aan verdachte de verplichting op tot betaling aan de
Staatten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] van een bedrag van
€ 833,- (zegge: achthonderddrieëndertig euro), wegens immateriële schade, bij niet betaling en verhaal te vervangen door
16 (zestien) dagen hechtenis, met dien verstande dat de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. P. van Steijnen, voorzitter,
mr. C.A.M. van der Heijden en mr. S. Jongeling, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier O. Bergmans,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 18 oktober 2019.
Mr. C.A.M. van der Heijden is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.