Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
Delta Onroerend Goed B.V.
TenneT TSO B.V.
1.Het verdere procesverloop
2.De verdere beoordeling
U vraagt mij wat ik kan verklaren over de contacten met de gemeente Beverwijk over de toekomstige ontwikkeling tot bedrijventerrein van de gronden waar het in deze zaak over gaat en waarvan ik zojuist een luchtfoto heb overhandigd. De meeste contacten met de gemeente heeft mijn broer zelf gehad, onder meer met de burgemeester, [betrokkene 1] . Ik ben er wel bij betrokken geweest. Ik heb met mijn broer veel zaken besproken over de ontwikkeling van de terreinen en van de aansluiting daarvan op de A9. Mijn broer, althans één van zijn vennootschappen heeft de terreinen aan beide kanten van de A9 eind jaren 60 begin jaren 70 gefaseerd aangekocht. Dat was destijds nog één gebied voordat de A9 werd verlegd. Het Rijk heeft op enig moment het besluit genomen om een nieuw stuk van de A9 aan te leggen aansluitend op de Wijkertunnel. De gemeente Beverwijk wilde graag een aansluiting op de A9, maar had daarvoor niet de financiële middelen die aan het Rijk moesten worden bijgedragen. De gemeente heeft daarom bij mijn broer aangeklopt. Mijn broer heeft ruim één miljoen gulden beschikbaar gesteld voor de ontsluiting op de A9 van de terreinen aan beide kanten van de weg. Hierover is een overeenkomst met de gemeente gesloten waarin is vastgelegd dat de gemeente ook zou meewerken aan de ontwikkeling van het terrein waar het hier om gaat tot bedrijventerrein. Die overeenkomst is in 1997 of 1998 gesloten, denk ik. In de overeenkomst is vastgelegd dat de gemeente binnen een x termijn de ontwikkeling tot bedrijventerrein zou ondersteunen. Mocht dat binnen die termijn niet gerealiseerd worden dan zou het geld worden terug betaald. Ik weet vrijwel zeker dat dat ook is gebeurd. De inspanningsverplichting om mee te werken aan de ontwikkeling tot bedrijventerrein is echter blijven bestaan. Het meewerken aan deze ontwikkeling was voor de gemeente geen zwaarwegend punt omdat deze ontwikkeling eigenlijk voor de hand ligt gezien de ligging van het terrein. U houdt mij voor dat wij inmiddels 20 jaar verder zijn en dat het terrein nog steeds agrarisch is. Dat is juist. Dit soort ontwikkelingen vergen veel tijd. Het terrein aan de overkant van de A9 is in 1970 aangekocht en is nog steeds niet helemaal vol. (..)
Ik was wethouder van de gemeente Beverwijk in de periode 1998 – 2004 en de periode 2010 – 2014. Mijn bestuurlijke portefeuille in de eerste periode was onder andere ruimtelijke ordening en infrastructuur. In het laatste jaar van de tweede periode kwam daar ook economische zaken bij. Ik was onder meer verantwoordelijk voor het verlenen van vergunningen en bestemmingsplannen. Gedurende de tweede periode had ik als aanvullende portefeuille Amsterdam Noordzeekanaalgebied. U vraagt mij of ik als wethouder contact heb gehad met Delta over de ontwikkeling van de gronden waar het hier om gaat. Ik heb zelf een beperkt een persoonlijk contact gehad. Ik weet wel dat er brieven en overeenkomsten zijn geweest, ook al in de periode van voor mijn tijd. De contacten liepen via de burgemeester, die de gemeente en het college vertegenwoordigt. Als het om onderwerpen ging die mijn portefeuille betroffen dan bespraken wij dat voor. Ik herinner mij dat in de jaren 80 toen ik raadslid was er bij de gemeente dringende behoefte bestond om in het gebied waar later de A9 werd verlegd, dat wil zeggen het gebied van [getuige 1] waar wij nu over praten, een industriegebied aan te leggen. De gedeputeerde van de provincie Noord-Holland, [betrokkene 2] , wilde wel meewerken aan deze ontwikkeling. De provincie heeft daarover een brief geschreven aan de gemeente. [eigenaar Delta] is toen begonnen met het aanleggen van infrastructuur in het gebied, zoals wegen en riolering. Vervolgens zijn een tijdlang geen besluiten genomen, tot dat in de jaren 90 een afrit naar de nieuwe A9 moest worden aangelegd. Voor de financiering van die afrit heeft de gemeente een overeenkomst met Delta gesloten waarin de gemeente als tegenprestatie toezegde mee te zullen werken aan de ontwikkeling van het gebied tot bedrijventerrein. In die overeenkomst is vastgelegd als ik mij goed herinner, dat er binnen bepaalde periode een onherroepelijk bestemmingsplan zou moeten worden vastgesteld waarop een dwangsom van 1 à 1,25 miljoen euro was gesteld. Toen ik in 2010 opnieuw aantrad bleek dat de gemeente inmiddels een bedrag aan Delta had betaald. Wij vonden echter dat de verplichting van de gemeente jegens Delta nog steeds bestond. Binnen de provincie was er inmiddels een ander klimaat. In de stuurgroep Noordzeekanaal, waarvan ik deel uitmaakte, is in 2013 besproken dat niet-haven gerelateerde bedrijven in het Beverwijks havengebied zouden worden verplaatst naar het terrein van [getuige 1] , dus deze percelen aan de overkant van de A9. Dat is vastgelegd in een slotdocument. Dit document heb ik niet meer kunnen vinden. B&W had in die tijd de behoefte om de bestemmingsplanprocedure weer op te starten. In de stuurgroep bestond consensus tussen de betrokken gemeenten en het provinciaal bestuur over deze ontwikkeling. Ik ben in 2014 afgetreden als wethouder en als raadslid. Daarna heb ik het zicht op de ontwikkeling verloren. (..) U houdt mij voor dat ik zojuist heb verklaard dat in de stuurgroep Noordzeekanaalgebied consensus bestond over de ontwikkeling tot bedrijventerrein en u houdt mij tevens voor de structuurvisie van de gemeente Beverwijk van 2009 en de structuurvisie van de provincie van 2010 en u vraagt mij of in de stuurgroep is gesproken over de verhouding van de consensus tot die structuurvisies. Ik kan mij herinneren dat daarover gesproken is, maar dat aan de structuurvisie van de gemeente niet veel gewicht werd gehecht. Die structuurvisie is tot stand gekomen in een periode dat er weerstand bestond tegen de ontgroening van het gebied. En daar is de gemeente later van teruggekomen. En blijkens dat slotdocument ook de provincie. Na 2010 is door de provincie op bestuurlijk niveau in de stuurgroep besloten in te stemmen met de wens van de gemeente Beverwijk. De provincie was in die stuurgroep vertegenwoordigd door de commissaris van de koningin en door de gedeputeerde voor ruimtelijke ordening en havens (..).”
Ik heb de contacten met [eigenaar Delta] hersteld en verbeterd. En vervolgens hebben wij over een groot aantal onderwerpen regelmatig en veelvuldig contact gehad. De ontwikkeling van de terreinen waar het hier over gaat tot bedrijventerrein was heel nadrukkelijk onderwerp van gesprek.Toen ik aantrad liep ik tot mijn grote irritatie er tegenaan dat de gemeente als een soort defensieve strategie het terrein een groenbestemming wilde geven. In de regio bestond discussie over de vraag waar onder meer de kolenoverslag van de haven van Amsterdam in de toekomst zou moeten worden gerealiseerd. Ik was van mening dat een defensieve strategie zou moeten worden vervangen door een positieve strategie waarbij het terrein een actieve, nuttige, economische bestemming zou krijgen. (..) Voor 2010 zat de gemeente niet aan tafel bij de stuurgroep Noorzeekanaalgebied. Na de collegevorming in 2010 konden wij vanuit een nieuwe dynamiek een goede positie aan de onderhandelingstafel krijgen. Namens de gemeente zat wethouder [getuige 2] vanaf 2011/2012 aan tafel. Ik zat zelf niet in de stuurgroep. Maar binnen het college is regelmatig gediscussieerd over de te volgen strategie, in het bijzonder de strategie om groen te vervangen door een actieve economische strategie.Wethouder [getuige 2] kwam op een gegeven moment terug uit de stuurgroep met de boodschap dat hij met veel moeite in het slotdocument had weten te krijgen dat er een bedrijfsmatige bestemming in plaats van een groenbestemming aan deze kant van het kanaal op de percelen waar wij het nu over hebben, zou kunnen worden ontwikkeld. Voor de gemeente Beverwijk was het belangrijk om dit in het slotdocument vastgelegd te hebben. Omdat het een nieuw beginpunt was van een ontwikkeling die uiteindelijk jaren zou kosten en waarbij veel partijen zouden zijn betrokken. (..)
De gemeente Beverwijk had als speerpunt transport en distributie in het havengebied en wij wilden de haven weer beschikbaar maken voor haven-gebonden activiteiten. Voor het verplaatsen van niet-haven gebonden activiteiten was ruimte nodig. Binnen ons grondgebied was die ruimte alleen beschikbaar op het onderhavige terrein van Delta. Er zou dan ruimte vrijkomen voor de haven-gebonden activiteiten bij de haven.”
€ 7.359.654,00) minus de waarde in de huidige situatie met de 380 kV-verbinding, waarbij wordt uitgegaan van uitsluitend nog de agrarische waarde van de grond (volgens het rapport € 2.247,453,00).