ECLI:NL:RBNHO:2019:9128

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
7679947 CV EXPL 19-4425
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak heeft een passagier een vordering ingesteld tegen Air Canada wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De passagier had een vervoersovereenkomst met Air Canada voor een reis van Amsterdam via Toronto naar Denver op 1 oktober 2018. De vlucht van Amsterdam naar Toronto had een vertraging van 34 minuten, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht miste. De passagier vorderde compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen.

Air Canada betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een stroomstoring op Schiphol, wat een buitengewone omstandigheid zou zijn. De kantonrechter oordeelde echter dat de passagier met een vertraging van 34 minuten de aansluitende vlucht had kunnen halen, en dat de vertraging niet het gevolg was van de stroomstoring. De kantonrechter wees de vordering van de passagier toe en oordeelde dat Air Canada € 600,00 aan compensatie moest betalen, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de datum van de vlucht. Ook werden de proceskosten aan de zijde van de passagier toegewezen.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen bij vertragingen en de voorwaarden waaronder compensatie moet worden verleend. De kantonrechter concludeerde dat Air Canada niet kon aantonen dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, en dat de passagier recht had op compensatie op basis van de geldende Europese regelgeving.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7679947 \ CV EXPL 19-4425
Uitspraakdatum: 30 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats] (Verenigde Staten)
eiser
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de vennootschap naar buitenlands recht
Air Canada
gevestigd te Montreal (Canada) mede kantoorhoudende te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Air Canada
gemachtigde P. Frühling

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 12 februari 2019 een vordering tegen Air Canada ingesteld. Air Canada heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Air Canada een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Air Canada een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Air Canada de passagier diende te vervoeren van Amsterdam-Schiphol Airport (vertrektijd: 11.55 uur) via Pearson International Airport Toronto (aankomsttijd 13.50 uur en vertrektijd 16.00) naar Denver International Airport (aankomsttijd 17.00 uur) op 1 oktober 2018, hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht van Amsterdam naar Toronto met vluchtnummer AC 825 is met vertraging uitgevoerd, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht heeft gemist. De passagier is met een vertraging van meer dan 6 uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagier heeft compensatie van Air Canada gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Air Canada heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
De minimale overstaptijd voor deze vlucht in Toronto is 1 uur en 25 minuten.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Air Canada bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten
- de proceskosten.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Air Canada vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
Air Canada betwist de vordering. Zij voert primair aan dat de vlucht van Amsterdam naar Toronto met een kleine vertraging om 15:00 uur lokale tijd is aangekomen. De vertrektijd van aansluitende vlucht van de passagier was 16:00 uur lokale tijd. Derhalve had de passagier ruimschoots de tijd om haar aansluitende vlucht te halen. Subsidiair doet Air Canada een beroep op buitengewone omstandigheden. Op 1 oktober 2018 was sprake van een stroomstoring op Amsterdam-Schiphol, hierdoor waren de check-in riemen, het bagagesysteem en de vertrekfilter niet beschikbaar. Dit zijn omstandigheden die niet inherent zijn aan de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Air Canada heeft hier geen invloed op kunnen uitoefenen. Zij had geen andere mogelijkheid dan wachten tot de luchthaven maatregelen had getroffen om de bagage te transporteren. De vlucht is vervolgens met een vertraging van 34 minuten om 12:29 uur lokale tijd van de gate vertrokken. Als gevolg van deze vertraging was het timeslot om op te stijgen verstreken en moest Air Canada nog 40 minuten wachten op toestemming van de luchtverkeersleiding om op te stijgen. De vlucht is vervolgens met een vertraging van slechts 1 uur en 10 minuten in Toronto aangekomen.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
De kantonrechter overweegt dat de passagier tegenover het primaire verweer van Air Canada dat de passagier de aansluitende vlucht had kunnen halen gemotiveerd heeft onderbouwd dat de minimum connecting time op de luchthaven van Toronto 1 uur en 25 minuten bedraagt, waardoor het voor de passagier niet mogelijk was om haar aansluitende vlucht te halen. Daarmee is vast komen te staan dat de vertraging van meer dan drie uur niet is ontstaan doordat de passagier zich niet tijdig bij de gate van haar aansluitende vlucht heeft gemeld. Op grond van de Verordening is Air Canada dan ook in beginsel gehouden de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Air Canada kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening, die ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet voorkomen hadden kunnen worden.
5.3.
De kantonrechter overweegt dat Air Canada voldoende heeft aangetoond dat er in de ochtend van 1 oktober 2018 sprake was van een stroomstoring op Schiphol. Naar het oordeel van de kantonrechter kan een dergelijke stroomstoring een buitengewone omstandigheid opleveren. Een storing op een luchthaven ligt immers buiten de invloedsfeer van een luchtvaartmaatschappij. De vraag die thans voorligt is of de vertraging van vlucht AC0825 het directe gevolg is geweest van deze buitengewone omstandigheid.
5.4.
Air Canada heeft een vluchtfiche en een algemene brief van Schiphol overgelegd, waaruit volgt dat de stroomstoring vanaf 08:30 uur lokale tijd heeft geleid tot een defect in het bagagesysteem van terminal 3. Onbetwist is dat de onderhavige vlucht vertrok vanuit terminal 3. Voorts volgt uit productie 1 bij conclusie van antwoord dat de vlucht met 30 minuten is vertraagd vanwege de storing. Vlucht AC825 is met een vertraging van 34 minuten van de gate vertrokken. Het toestel is toen evenwel niet opgestegen. Eerst bij dupliek –aldus te laat- heeft Air Canada aangevoerd dat het toestel nog 40 minuten heeft moeten wachten voordat zij toestemming kreeg om op te stijgen, waardoor het toestel eerst om 15.00 uur in Toronto aankwam en de passagier, gelet op de minimale overstaptijd voor deze vlucht, onvoldoende tijd had om over te stappen. Het missen van de aansluitende vlucht en de vertraging op de eindbestemming is aldus niet het gevolg geweest van de stroomstoring, immers de passagier had met een vertraging van slechts 34 minuten de aansluitende vlucht gehaald. De kantonrechter komt dan ook niet toe aan de beoordeling of Air Canada redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen. De vordering van de passagier tot betaling van compensatie wordt dan ook toegewezen.
5.5.
Air Canada betwist wettelijke rente verschuldigd te zijn vanaf datum van de vlucht over de hoofdsom. Anders dan Air Canada is de kantonrechter van oordeel dat de gevorderde wettelijke rente toewijsbaar is met ingang van de datum waarop de vlucht uitgevoerd had moeten worden en de passagier schade heeft geleden, bestaande in het geleden tijdsverlies. De compensatie betreft een vordering tot vergoeding van forfaitair berekende schade als bedoeld in artikel 6:74 lid 1 BW. Deze schade is gelet op artikel 6:83 sub b BW terstond opeisbaar. Het verzuim treedt dus zonder ingebrekestelling in op het moment dat de schade geacht wordt te zijn geleden. Gelet hierop zal de wettelijke rente worden toegewezen vanaf 1 oktober 2018, zijnde de datum van de vlucht.
5.6.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Air Canada heeft deze vordering (gemotiveerd) betwist. De passagier heeft hiertegenover onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten moet daarom worden afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Air Canada, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Air Canada tot betaling aan de passagier van € 600,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 1 oktober 2018 tot aan de dag van voldoening van (de deelbetalingen van) dit bedrag;
6.2.
veroordeelt Air Canada tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 104,39;
griffierecht € 231,00;
salaris gemachtigde € 240,00;
6.3.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.4.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter