ECLI:NL:RBNHO:2019:9129

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
31 oktober 2019
Zaaknummer
7190252 CV EXPL 18-7728
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht door stroomstoring op Schiphol

In deze zaak hebben twee passagiers een vordering ingesteld tegen Transavia Airlines C.V. wegens compensatie voor een vertraagde vlucht van Verona naar Amsterdam-Schiphol op 29 april 2018. De passagiers vorderden compensatie op basis van de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij vertragingen. De vlucht arriveerde met meer dan drie uur vertraging, en de passagiers eisten een schadevergoeding van € 550,55, vermeerderd met rente en kosten.

Transavia betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van een stroomstoring op Schiphol, wat volgens hen een buitengewone omstandigheid was die hen vrijstelde van compensatie. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de stroomstoring inderdaad een buitengewone omstandigheid was die de vertraging heeft veroorzaakt. De rechter oordeelde dat Transavia voldoende had aangetoond dat zij alle redelijke maatregelen had genomen om de vertraging te voorkomen en dat de vordering van de passagiers daarom werd afgewezen.

De kantonrechter wees ook de vordering tot vergoeding van taxikosten af, omdat de passagiers niet voldoende bewijs hadden geleverd dat deze kosten direct voortvloeiden uit de vertraging. De proceskosten werden toegewezen aan Transavia, aangezien de passagiers ongelijk kregen in hun vordering. Het vonnis werd uitgesproken door kantonrechter W. Aardenburg op 30 oktober 2019.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7190252 \ CV EXPL 18-7728
Uitspraakdatum: 30 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:

1.[passagier sub 1] ,

2. [passagier sub 2],
beiden wonende te [woonplaats]
eisers
hierna gezamenlijk te noemen de passagiers
gemachtigde N. Ozdemir-Yesil (DAS)
tegen
de commanditaire vennootschap
Transavia Airlines C.V.
statutair gevestigd te Schiphol
gedaagde
hierna te noemen Transavia
gemachtigde mr. M. Reevers

1.Het procesverloop

1.1.
De passagiers hebben bij dagvaarding van 3 september 2018 een vordering tegen Transavia ingesteld. Transavia heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagiers hebben hierop schriftelijk gereageerd, waarna Transavia een schriftelijke reactie heeft gegeven. De passagiers hebben hierna nog een akte genomen.

2.De feiten

2.1.
De passagiers hebben met Transavia een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Transavia de passagiers diende te vervoeren van Verona (Italië) (vertrektijd 21.20 uur) naar Amsterdam-Schiphol Airport op 29 april 2018 (geplande aankomsttijd 23.15 uur), hierna: de vlucht.
2.2.
De vlucht is met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming aangekomen.
2.3.
De passagiers hebben compensatie van Transavia gevorderd in verband met voornoemde vertraging.
2.4.
Transavia heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
De passagiers vorderen dat Transavia bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 550,55, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 29 april 2018 tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 82,58 aan buitengerechtelijke incassokosten, te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 10 dagen na vonnisdatum tot aan de dag van volledige voldoening.;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
De passagiers hebben aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagiers stellen dat Transavia vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is hen te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00 per passagier.
3.3.
Voorts stellen de passagiers aan dat zij vanwege de vertraagde vlucht taxikosten hebben moeten maken ter hoogte van € 50,55. Dit betreft gevolgschade die door Transavia dient te worden vergoed.

4.Het verweer

4.1.
Transavia betwist de vordering. Zij voert aan dat sprake is geweest van bijzondere omstandigheden in de zin van artikel 5 lid 3 van de Verordening. De vlucht is vertraagd uitgevoerd wegens een stroomstoring op de luchthaven van Schiphol. In de nacht van 28 april 2018 op zondag 29 april 2018 zijn als gevolg van een stroomstoring grote problemen ontstaan op de luchthaven. Vanwege de enorme drukte die in de vertrekhallen ontstond door het handmatig inchecken van reizigers heeft Schiphol besloten alle wegen naar de luchthaven af te sluiten en het treinverkeer tot nader order stop te zetten. Om 06:30 uur lokale tijd werkte het inchecksysteem van de luchthaven weer en is het weg- en treinverkeer weer opengesteld. Om 09:00 uur lokale tijd werd besloten om alle inkomende vluchten de toegang tot Schiphol te ontzeggen. Om 20:58 uur lokale tijd heeft de luchthaven aangegeven dat Schiphol weer stabiel draaide, maar dat nog wel steeds sprake was van vertragingen als gevolg van de stroomstoring.
4.2.
Transavia voert aan dat alle vluchten van Transavia met elkaar in verbinding staan waardoor de stroomstoring de hele dag effect heeft gehad op de vluchtuitvoering. Gedurende de dag is een domino-effect ontstaan, waardoor alle vluchten vertraagd zijn uitgevoerd. Transavia heeft hiertoe een ROC schema overgelegd waarin de planning van Transavia en de daadwerkelijke uitvoering van de vluchten is weergeven. Voorts heeft Transavia aangevoerd dat de voorafgaande vlucht vertraagd is uitgevoerd doordat de luchtverkeersleiding nieuwe slotberichten heeft uitgegeven. De voorafgaande vlucht had een geplande vertrektijd van 17:00 UTC. Vanaf 19:30 UTC kreeg de vlucht meerdere malen een nieuw slottijd. De voorafgaande vlucht is uiteindelijk vertrokken om 22:02 UTC, aldus Transavia.
4.3.
Transavia voert voorts aan dat zij de stroomstoring op Schiphol niet heeft kunnen voorkomen. Het uitvallen van hoogspanningsverbindingen is niet beheersbaar voor Transavia. Er is dan ook sprake van een buitengewone omstandigheid die niet voorkomen kon worden en waar ook geen redelijke maatregelen tegen te nemen zijn, aldus Transavia.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Vaststaat dat de vlucht van de passagiers met een vertraging van meer dan drie uur op de eindbestemming is aangekomen. Op grond van artikel 5 lid 3 van de verordening geldt in beginsel een compensatieplicht voor Transavia dit is anders indien Transavia kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden. In het voorkomende geval moet de luchtvaartmaatschappij bovendien aantonen dat zij zelfs met inzet van alle beschikbare materiële en personeelsmiddelen kennelijk niet had kunnen vermijden - behoudens indien zij op het relevante tijdstip onaanvaardbare offers uit het oogpunt van de mogelijkheden van haar onderneming had gebracht - dat de buitengewone omstandigheden waarmee zij werd geconfronteerd, tot vertraging van de vlucht leidden.
5.3.
De passagiers stellen dat Schiphol alleen overdag te maken heeft gehad met een stroomstoring en dus niet in de avond tijdens de uitvoering van de vlucht van de passagiers. Dat de stroomstoring tot vertraging van de vlucht van de passagiers heeft geleid blijkt nergens uit. Andere vluchten gingen immers wel, aldus de passagiers. Voorts blijkt uit de jurisprudentie dat doorwerking geen overmacht oplevert, aldus nog steeds de passagiers.
5.4.
De kantonrechter is van oordeel dat Transavia voldoende heeft aangetoond dat in de ochtend van 29 april 2018 als gevolg van de stroomstoring problemen zijn opgetreden in de vluchtuitvoering. Dit betreft een omstandigheid die niet inherent is aan de normale uitoefening van de activiteiten van een luchtvaartmaatschappij. Het betreft hier immers een van buiten komende oorzaak waarop de luchtvaartmaatschappij geen invloed kan uitoefenen.
5.5.
Vervolgens dient de kantonrechter te beoordelen of Transavia voldoende heeft aangetoond of de stroomstoring ook de vertraging van de vlucht van de passagiers heeft veroorzaakt. De vlucht stond gepland om te vertrekken om 21:20 uur lokale tijd vanuit Italië. De kantonrechter overweegt dat Transavia een OCC Management Report heeft overgelegd waarin staat dat alle ochtendvluchten door de storing vertraging hebben opgelopen. Verder heeft Transavia een Word bestand met slotberichten overgelegd voor de voorafgaande vlucht. Uit de overgelegde slotberichten kan de kantonrechter opmaken dat de vlucht om 20:50 UTC klaar stond voor vertrek en vervolgens tot 22:08 moest wachten vanwege capaciteitsproblemen.
5.6.
De kantonrechter oordeelt dat Transavia voldoende heeft aangetoond dat dat de vertraging van de voorafgaande vlucht en daardoor ook de vlucht in kwestie is veroorzaakt door de stroomstoring en de daarop volgende capaciteitsbeperkingen van de luchtverkeersleiding, zodat sprake is van buitengewone omstandigheden. Transavia heeft naar het oordeel van de kantonrechter alle redelijke maatregelen genomen om de vertraging te voorkomen. Dat betekent dat de vordering van de passagiers zal worden afgewezen.
5.7.
Hetzelfde geldt voor de gevorderde taxikosten De passagiers hebben onvoldoende aangetoond dat zij de kosten hebben moeten maken vanwege de vertraagde uitvoering van de vlucht. Voorts is de luchtvaartmaatschappij op grond van de Verordening niet gehouden tot vergoeding van de kosten die worden gemaakt om het huisadres te bereiken.
5.8.
De proceskosten komen voor rekening van de passagiers, omdat deze ongelijk krijgen. De gevorderde nakosten kunnen worden toegewezen, voor zover deze kosten daadwerkelijk Transavia worden gemaakt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af
6.2.
veroordeelt de passagiers tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor Transavia worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van Transavia.
6.3.
veroordeelt de passagiers tot betaling van € 60,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door Transavia worden gemaakt, te vermeerderen, indien betekening van het vonnis heeft plaatsgevonden, met de explootkosten van betekening van het vonnis;
6.4.
verklaart dit vonnis, voor wat betreft de proceskostenveroordeling, uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter