ECLI:NL:RBNHO:2019:9142

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
30 oktober 2019
Publicatiedatum
1 november 2019
Zaaknummer
4424354 \ CV EXPL 15-8033
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van een vlucht en de toepassing van de Europese Verordening inzake luchtreizigersrechten

In deze zaak heeft de passagier een vordering ingesteld tegen Swiss International Air Lines AG wegens compensatie voor vertraging van haar vlucht op 23 juli 2014. De passagier had een vervoersovereenkomst met Swiss voor een vlucht van Amsterdam naar Lyon met een tussenstop in Zurich. De vlucht LX729 had een vertraging van 1 uur en 11 minuten, waardoor de passagier haar aansluitende vlucht naar Lyon miste. Swiss heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht, maar weigerde compensatie te betalen. De passagier baseerde haar vordering op de Europese Verordening (EG) nr. 261/2004, die rechten van luchtreizigers regelt.

Swiss betwistte de vordering en voerde aan dat de vertraging het gevolg was van buitengewone omstandigheden, namelijk een capaciteitsbeperking op de luchthaven van Zurich door weersomstandigheden. De kantonrechter oordeelde dat Swiss onvoldoende bewijs had geleverd dat de vertraging het gevolg was van een beslissing van de luchtverkeersleiding en dat de passagier recht had op compensatie. De kantonrechter wees de vordering tot betaling van € 250,00 toe, vermeerderd met wettelijke rente, en veroordeelde Swiss tot betaling van de proceskosten. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke incassokosten werd afgewezen, omdat de passagier onvoldoende had aangetoond dat deze kosten waren gemaakt.

De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheden van luchtvaartmaatschappijen onder de Europese regelgeving en de noodzaak om adequaat bewijs te leveren bij het inroepen van buitengewone omstandigheden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 4424354 \ CV EXPL 15-8033
Uitspraakdatum: 30 oktober 2019
Vonnis in de zaak van:
[de passagier]
wonende te [woonplaats]
eiseres
hierna te noemen de passagier
gemachtigde mr. I.G.B. Maertzdorff en mr. L.J.J. Hoezen (EUclaim)
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Swiss International Air Lines AG
gevestigd te Basel (Zwitserland)
gedaagde
hierna te noemen Swiss
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
De passagier heeft bij dagvaarding van 17 juni 2015 een vordering tegen Swiss ingesteld. Swiss heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
De passagier heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna Swiss een schriftelijke reactie heeft gegeven.
1.3.
De passagier heeft zich bij akte uitgelaten over de producties bij de schriftelijke reactie van Swiss.

2.De feiten

2.1.
De passagier heeft met Swiss een vervoersovereenkomst gesloten op grond waarvan Swiss de passagier diende te vervoeren op 23 juli 2014 van Amsterdam naar Zurich met vluchtnummer LX729 en aansluitend op dezelfde dag met vluchtnummer LX536 van Zurich naar Lyon.
2.2.
Vlucht LX729 had als geplande vertrektijd 14:50 uur (lokale tijd) en geplande aankomsttijd 16:20 uur (lokale tijd). Deze vlucht is met een vertraging van 1 uur en 11 minuten op Zurich aangekomen. Daardoor heeft de passagier haar aansluitende vlucht naar Lyon gemist.
2.3.
Swiss heeft de passagier omgeboekt naar een vervangende vlucht. De passagier is op 23 juli 2014 om 22:25 uur lokale tijd op haar eindbestemming te Lyon aangekomen, 4 uur en 10 minuten later dan oorspronkelijk gepland.
2.4.
De passagier heeft compensatie van Swiss gevorderd in verband met voornoemde vertraging. Swiss heeft geweigerd tot betaling over te gaan.
2.5.
Op 1 juni 2002 is de Overeenkomst tussen de Zwitserse Bondsstaat en de Europese Gemeenschap inzake luchtvervoer van 21 juni 1999 (PB L 114/73) in werking getreden (hierna: de Overeenkomst), waarbij de overeenkomstsluitende partijen regels hebben vastgesteld op het gebied van burgerluchtvaart. Onderdeel van de overeenkomst is een bijlage met Europese richtsnoeren en verordeningen die door de Overeenkomst eveneens van toepassing zijn geworden op Zwitserland.
2.6.
Bij de Overeenkomst is het ‘Comité Luchtvervoer Gemeenschap/Zwitserland’ (hierna: ‘Gemengd Comité’) ingesteld, dat is belast met het beheer en de correcte toepassing van de Overeenkomst. Het comité is bevoegd de bijlage bij de Overeenkomst te wijzigen om nieuwe wetgeving onder de werking van de Overeenkomst te brengen.
2.7.
Artikel 1 lid 2 van de Overeenkomst luidt:

2. Met dit doel zijn de in deze overeenkomst en in de in bijlage vermelde verordeningen en richtlijnen opgenomen bepalingen van toepassing onder de hierna genoemde voorwaarden. Voor zover die bepalingen inhoudelijk identiek zijn met de desbetreffende regels van het EG-Verdrag en met besluiten die ter uitvoering van dat Verdrag zijn aangenomen, worden zij bij hun tenuitvoerlegging en toepassing geïnterpreteerd in overeenstemming met de relevante uitspraken van het Hof van Justitie en de besluiten van de Commissie van de Europese Gemeenschappen die van voor de datum van ondertekening van deze overeenkomst dateren. De uitspraken en besluiten die van na de ondertekening van deze overeenkomst dateren worden ter kennis gebracht van Zwitserland. Op verzoek van een van de Overeenkomstsluitende partijen worden de gevolgen van laatstgenoemde uitspraken en besluiten met het oog op de goede werking van deze overeenkomst door het Gemengd Comité vastgesteld."
2.8.
Het Gemengd Comité heeft bij besluit nr. 1/2006 van 18 oktober 2006 (PB L 298/23) de Verordening aan de bijlage bij de Overeenkomst toegevoegd, zodat de Verordening sinds 1 december 2006 ook in Zwitserland van toepassing is.
2.9.
Voorafgaand aan de onderhavige vlucht (op 23 juli 2014) is de bijlage bij vervolgbesluit nr. 1/2013 van 2 december 2013 (PB L 12/4) met ingang van 1 februari 2014 vervangen. Dit vervolgbesluit heeft geen wijziging gebracht voor wat betreft de toepasselijkheid van de Verordening.

3.De vordering

3.1.
De passagier vordert dat Swiss bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 250,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 23 juli 2014, althans vanaf de datum ingebrekestelling dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,75 aan buitengerechtelijke incassokosten, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 26 september 2014 dan wel vanaf de datum van betekening van de dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
- de proceskosten en de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de datum van dit vonnis.
3.2.
De passagier heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). De passagier stelt dat Swiss vanwege de vertraging van de vlucht gehouden is haar te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 250,00.

4.Het verweer

4.1.
Swiss betwist de vordering. Swiss voert aan dat de arresten van het Hof - waaronder het Sturgeon-arrest en het Folkerts-arrest - niet gelden voor een Zwitserse luchtvaartmaatschappijen waaronder Swiss, omdat deze arresten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt en het Gemengd Comité er geen besluit over heeft genomen. Hieruit volgt dat geen sprake is van rechtstreeks aansluitende vluchten als bedoeld in het arrest Folkerts van het Hof van 26 februari 2013, en moet het recht op compensatie per vlucht worden beoordeeld. Vlucht LX729 was niet langdurig vertraagd, en aangezien de passagier zich niet tijdig voor vlucht LX536 heeft gemeld, bestaat geen recht op compensatie. Swiss voert - subsidiair - aan dat zij geen compensatie verschuldigd is omdat de vertraging het gevolg is van een buitengewone omstandigheid die zij ondanks het treffen van alle redelijke maatregelen niet had kunnen voorkomen. Ten slotte bestrijdt Swiss de verschuldigdheid van de gevorderde buitengerechtelijke incassokosten en de nakosten.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Het verweer van Swiss dat de arresten van het Hof niet voor Swiss gelden, omdat deze arresten niet op de juiste wijze bekend zijn gemaakt en het Gemengd Comité er geen besluit over heeft genomen, wordt verworpen. De arresten zijn op de gebruikelijke wijze gepubliceerd. Swiss heeft niet gesteld op welke wijze deze arresten daarnaast nog aan Zwitserland bekend hadden moeten worden gemaakt. De stelling dat het Gemengd Comité geen besluit over deze arresten heeft genomen, kan evenmin tot de conclusie leiden dat de arresten niet voor Swiss gelden, nu gesteld noch gebleken is dat een van de overeenkomstsluitende partijen daarom heeft verzocht als bedoeld in artikel 1 lid 2 van de Overeenkomst.
5.3.
Gelet op het voorgaande gaat het betoog van Swiss dat sprake is van twee afzonderlijke vluchten niet op. Niet in geschil is immers dat de passagier beschikte over één (elektronisch) ticket of bevestigde boeking. De onderhavige vlucht bestaat uit twee delen welke rechtstreeks op elkaar aansluiten, te weten de trajecten Amsterdam-Zurich en Zurich‑Lyon die samen één geheel vormen voor het krachtens de Verordening aan passagiers toekomende recht op compensatie (zie het Wegener-arrest van het Hof van 31 mei 2018, C-537/17). Daarmee is vast komen te staan dat in het onderhavige geval moet worden uitgegaan van twee rechtstreeks aansluitende vluchten, waarbij de passagier is vertrokken vanaf Amsterdam en waarbij Lyon als eindbestemming moet worden aangemerkt.
5.4.
Vast staat daarom dat de passagier met een vertraging van meer dan drie uur is aangekomen op de eindbestemming te Lyon, zodat Swiss op grond van de Verordening in beginsel gehouden is de compensatie als bedoeld in de Verordening te voldoen. Dit is anders indien Swiss kan aantonen dat de vertraging het gevolg is van buitengewone omstandigheden als bedoeld in artikel 5 lid 3 van de Verordening. In punt 15 van de Considerans van de Verordening staat dat buitengewone omstandigheden zich onder meer kunnen voordoen wanneer een besluit van de luchtverkeersleiding voor een specifiek toestel op een specifieke dag een langdurige vertraging, een vertraging van een nacht of de annulering van één of meer vluchten van dat vliegtuig veroorzaakt.
5.5.
Swiss voert aan dat de aan vlucht LX729 voorafgaande vlucht, te weten vlucht LX728 met een vertraging van 43 minuten in Amsterdam is aangekomen. Dit heeft volgens Swiss geleid tot een vertraging van vlucht LX729 van 38 minuten. Voorts had vlucht LX729 een (aanvullende) vertraging van 42 minuten ten gevolge van een capaciteitsbeperking op de luchthaven van Zurich vanwege weersomstandigheden. Ter onderbouwing hiervan heeft Swiss een “flight report” van vlucht LX729 en een “daily airport report” overgelegd. Swiss voert aan dat vlucht LX729 vanwege de beperkte capaciteit, hoewel gereed voor vertrek, geen toestemming kreeg om uit Amsterdam te mogen vertrekken. Volgens Swiss vormt de beperkte capaciteit vanwege de weersomstandigheden een buitengewone omstandigheid. Swiss kon hier niets aan doen.
5.6.
De kantonrechter overweegt als volgt. Vast staat dat vlucht LX729 is vertrokken met een vertraging van 1 uur en 20 minuten om 16:10 uur lokale tijd. Uit het “flight report” van deze vlucht (productie 7 bij de conclusie van antwoord) en de toelichting daarop van Swiss, blijkt dat deze vertraging is verdeeld in 38 minuten (code 93) en 42 minuten (code 84). Voor zover Swiss zich ten aanzien van de vertraging van 38 minuten, op een buitengewone omstandigheid beroept, slaagt dit beroep niet. Deze vertraging is volgens Swiss veroorzaakt door de vertraagde aankomst van de voorafgaande vlucht, te weten vlucht LX728. Die vertraging is volgens Swiss ontstaan vanwege de vertraging van de dááraan voorafgaande vlucht (LX2021 van Madrid naar Zürich). Swiss heeft echter ten aanzien van die vlucht - en dus ook niet over de oorzaak van de vertraging daarvan - geen informatie verstrekt. Daarentegen heeft de passagier gesteld dat de vertraging van vlucht LX728 is veroorzaakt doordat er een te korte roulatietijd (15 minuten) tussen vlucht LX2021 en LX728 was gepland. Swiss heeft dit niet betwist. Ten aanzien van de vertraging van vlucht LX729 van de eerste 38 minuten kan Swiss zich daarom niet op een buitengewone omstandigheid beroepen.
5.7.
De aanvullende vertraging van 42 minuten is volgens Swiss het gevolg van een capaciteitsbeperking op de luchthaven te Zürich vanwege weersomstandigheden (mist) en de instructies van de luchtverkeersleiding die daarmee verband hielden. Uit het door Swiss overgelegde “daily airport report” van 23 juli 2014 van Flughafen Zurich blijkt dat tussen 15:20 uur en 17:40 uur de capaciteit van de luchthaven te Zürich voor inkomende vluchten beperkt was tot 32 vluchten per uur. De passagiers hebben dit niet betwist. Zij stellen echter dat het een algemene capaciteitsbeperking betrof, die inherent is aan de bedrijfsvoering van een luchtvaartmaatschappij.
5.8.
De kantonrechter overweegt als volgt. Voor zover er sprake was van algemene capaciteitsrestricties, heeft te gelden dat restricties niet per definitie tot (langdurige) vertragingen leiden. Dit ligt onder andere aan de mate en de duur van de restricties. Het is aan de luchtvaartmaatschappij om aan te tonen dat de duur en mate van de restricties hebben geleid tot de vertraging van de vlucht in kwestie. Swiss heeft niet toegelicht wat de normale capaciteit aan inkomende vluchten is op de luchthaven van Zürich. Vast staat dat er wel 32 vluchten per uur konden landen. Swiss heeft niet aangetoond dat een besluit van de luchtverkeersleiding ertoe heeft geleid dat vlucht LX729 gedurende 42 minuten niet mocht vertrekken en daarom niet tot één van de vluchten behoorde die wel mochten landen. Dit valt, zonder nadere toelichting die ontbreekt, niet af te leiden uit het door Swiss overgelegde ‘flight report” van vlucht LX729 en een besluit van de luchtverkeersleiding ontbreekt. Swiss heeft weliswaar aangevoerd dat instructies van de luchtverkeersleiding via radiocommunicatie plaatsvinden en dat daarvan geen bewijsstukken bestaan, maar de passagier heeft dit gemotiveerd betwist en Swiss is daar niet op ingegaan. Swiss heeft voorts toegelicht dat aan alle vluchten een ‘slot’ dan wel een ‘slot’-tijd wordt toegekend en dat er wordt bekeken of en zo ja wanneer op de luchthaven van aankomst tijd is om het vliegtuig te ontvangen. Dat is volgens Swiss de ‘slot’-tijd voor aankomst. Gesteld noch gebleken is echter dat de onderhavige vlucht een latere ‘slot’-tijd toegewezen heeft gekregen.
5.9.
De vergelijking door Swiss met het vonnis van 29 oktober 2013 van deze rechtbank met zaaksnummer 523029/CV EXPL 11-10521 (productie 9 bij conclusie van antwoord) gaat niet op. De kantonrechter kan uit dat vonnis niet opmaken welke stukken Swiss in die zaak ter onderbouwing van haar standpunt heeft overgelegd. In de onderhavige zaak kan in ieder geval niet worden vastgesteld dat sprake was van een besluit van de luchtverkeersleiding om vlucht LX729 niet te laten vertrekken op de tijd waarop het toestel gereed was voor vertrek. Swiss heeft al met al onvoldoende aangetoond dat vlucht LX729 is opgehouden (door een beslissing van de luchtverkeersleiding) wegens de capaciteitsbeperking op Zürich. Gelet hierop komt Swiss voor wat betreft de aanvullende vertraging van 42 minuten evenmin een beroep toe op een buitengewone omstandigheid. De kantonrechter komt daarom niet toe aan de beantwoording van de vraag of Swiss voldoende redelijke maatregelen heeft genomen om de vertraging te voorkomen.
5.10.
De conclusie is dat de kantonrechter de vordering tot betaling van de hoofdsom zal toewijzen. De gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is als onvoldoende gemotiveerd weersproken toewijsbaar.
5.11.
De passagier heeft een bedrag aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd. De vordering heeft geen betrekking op één van de situaties waarin het Besluit vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van toepassing is. Daarom zal de kantonrechter de vraag of buitengerechtelijke incassokosten verschuldigd zijn toetsen aan de eisen zoals deze zijn geformuleerd in het rapport Voorwerk II. Swiss heeft deze vordering gemotiveerd betwist. De passagier heeft hiertegenover door overlegging van een drietal brieven onvoldoende aangetoond en onderbouwd dat de verrichte werkzaamheden meer hebben omvat dan de verzending van een (herhaalde) aanmaning. De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke kosten met de daarover gevorderde rente) moet daarom worden afgewezen.
5.12.
De proceskosten komen voor rekening van Swiss, omdat zij grotendeels ongelijk krijgt. Swiss heeft aangevoerd dat zij op eerste verzoek aan het vonnis zal voldoen. De passagier heeft dit niet betwist, maar zij heeft de vordering tot veroordeling van Swiss in de nakosten niet ingetrokken. De kantonrechter oordeelt dat de nakosten kunnen worden toegewezen, onder de gebruikelijke voorwaarde dat deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt. De gevorderde rente over de proceskosten en de nakosten is toewijsbaar met ingang van de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
veroordeelt Swiss tot betaling aan de passagier van € 250,00, te vermeerderen met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf 23 juli 2014;
6.2.
veroordeelt Swiss tot betaling van de proceskosten die aan de kant van de passagier tot en met vandaag worden begroot op de bedragen zoals deze hieronder zijn gespecificeerd:
dagvaarding € 94,19;
griffierecht € 78,00
salaris gemachtigde € 216,00
vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
6.3.
veroordeelt Swiss tot betaling van € 36,00 aan nakosten, voor zover deze kosten daadwerkelijk door de passagier worden gemaakt, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum gelegen 14 dagen na betekening van dit vonnis tot aan de dag van algehele voldoening;
6.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
6.5.
wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. Aardenburg, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter