In deze zaak heeft eiseres, een alleenstaande moeder met vier minderjarige kinderen, een aanvraag ingediend bij het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem voor verlenging van de maatschappelijke opvang op basis van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO). De aanvraag werd op 18 januari 2019 ingediend, waarna verweerder op 21 januari 2019 per e-mail reageerde. Eiseres maakte bezwaar tegen deze e-mail, maar het bezwaar werd door verweerder niet-ontvankelijk verklaard. Eiseres trok haar verzoek om een voorlopige voorziening in, maar diende later beroep in tegen het bestreden besluit van 13 mei 2019, waarin het bezwaar tegen de e-mail en het besluit van 4 februari 2019 ongegrond werd verklaard.
De rechtbank heeft op 8 november 2019 uitspraak gedaan. De rechtbank oordeelde dat het e-mailbericht van 21 januari 2019 wel degelijk als een besluit moet worden aangemerkt, ondanks dat verweerder dit niet als zodanig had erkend. De rechtbank vernietigde het bestreden besluit voor zover het de niet-ontvankelijkheid van het bezwaar tegen het e-mailbericht betreft, maar liet de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand. Tevens werd verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiseres, die op € 2.048,- werden vastgesteld, en het griffierecht van € 47,- diende ook vergoed te worden.
De uitspraak benadrukt het belang van rechtszekerheid en de noodzaak voor bestuursorganen om besluiten tijdig en correct te nemen, vooral in situaties die de maatschappelijke opvang van kwetsbare groepen betreffen. Eiseres had niet expliciet om proceskostenvergoeding gevraagd in haar bezwaarschrift tegen het besluit van 4 februari 2019, wat leidde tot de afwijzing van dat verzoek. De rechtbank heeft echter wel de proceskosten in het bezwaar tegen het e-mailbericht van 21 januari 2019 toegewezen.