Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
1.[eiseres] ,
1.[gedaagde] ,
1.De procedure
- de dagvaarding van 14 oktober 2019 met 7 producties,
- de aanvullende producties 8 tot en met 14,
- de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019,
- de pleitnota van [eiseres] ,
- de pleitnota van [gedaagde] ,
- de op 4 november 2019 ter griffie ingekomen brief van [gedaagde] met 1 bijlage.
2.De uitgangspunten
- De verhoudingen zijn dermate geschaad, dat er geen sprake meer kan zijn van herstel, het is een onomkeerbaar proces
- De maten geven zelf aan, dat ze niet meer samen willen werken met [voornaam gedaagde]
- Ik heb in deze sessie zelf mogen constateren, dat [voornaam gedaagde] alleen op haar eigen doelen blijft hameren en niet wil luisteren naar de gevoelens van haar collega’s.
- [voornaam gedaagde] heeft een grenzeloos wantrouwen naar velen (haar collega’s, chirurgen, personeel, ook naar mij, voormalige mediators en advocaten etc.) en daaruit blijkt een pathologisch wantrouwen
- Ik heb werkelijk alles geprobeerd, maar heb haar niet kunnen bewegen tot enige zelfreflectie: het ligt allemaal aan anderen en zij voelt zich voortdurend onbegrepen. Feedback naar haar gaat voortdurend terug richting afzender
- Zij speelt voortdurend de kaarten van ‘aanklager’ en ‘slachtoffer’ uit, een dialoog is amper mogelijk
- Het woord ‘sorry’ komt niet in haar vocabulaire voor, noch beschikt zij over enig politiek gevoel om de situatie te relativeren of neutraliseren
- Zelfs na alle kritiek en emoties die daarbij horen vraagt zij aan het slot nog om een financiële afrekening ergens voor. Vrij gevoelloos, wat een timing!
3.Het geschil
“Na een geschil met mevrouw Dr. [eiseres] over een verslag en conclusies die ik over haar heb opgeschreven na een groepcoachsessie op zaterdag 21 september 2019 met de heer [naam 1] , de heer [naam 3] , mevrouw [naam 2] en mevrouw [eiseres] , (allen van de maatschap [naam maatschap] ) heb ik besloten om het verslag en conclusies over haar in te trekken, wat ik hierbij doe. Ik verzoek de lezer van dit bericht mijn verslag en conclusies over mevrouw [eiseres] als niet geschreven te beschouwen. Voor dit verslag en deze conclusies waren onvoldoende feiten en onderbouwing aanwezig. Hoogachtend, drs. [gedaagde] ”,
4.De beoordeling
“Het verslag was (..) bedoeld voor de daar aanwezigen, dat leek mij evident. Helaas en tot mijn ongenoegen is het verslag ook bij derden terecht gekomen en wordt zo wellicht voor andere doeleinden ingezet. Dat zou ik ten alle tijden willen vermijden. Ik verzoek u dus het verslag puur voor eigen verheldering en gebruik te hanteren, het hoort niet bij derden terecht te komen, respectievelijk daar vandaan gehaald te worden”.