ECLI:NL:RBNHO:2019:9479

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
5 november 2019
Publicatiedatum
15 november 2019
Zaaknummer
C/15/294558 / KG ZA 19-745
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Op tegenspraak
Rechters
  • mr.drs. J. Blokland
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Zorgplicht coach en onrechtmatige verslaglegging in coaching sessie

In deze zaak, die voor de Rechtbank Noord-Holland werd behandeld, vorderde eiseres, een anesthesioloog, dat gedaagde, een coach, zou worden geboden om een verslag en conclusies over haar, opgesteld na een coaching sessie, in te trekken. De coaching sessie vond plaats op 21 september 2019 en had als doel het herstellen van het vertrouwen tussen eiseres en haar maatschap. Eiseres stelde dat gedaagde zijn zorgplicht had geschonden door onrechtmatig een verslag op te stellen en dit te delen met derden, wat leidde tot reputatieschade. Gedaagde voerde verweer en stelde dat hij binnen zijn opdracht had gehandeld en dat de conclusies in het verslag feitelijke grondslag hadden. De voorzieningenrechter oordeelde dat gedaagde niet onrechtmatig had gehandeld, omdat het opstellen van een verslag binnen zijn opdracht viel. Wel werd opgemerkt dat gedaagde onnodig grievende bewoordingen had gebruikt in zijn verslag. De vorderingen van eiseres werden afgewezen, en zij werd veroordeeld in de kosten van het geding.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
zaaknummer / rolnummer: C/15/294558 / KG ZA 19-745
Vonnis in kort geding van 5 november 2019
in de zaak van

1.[eiseres] ,

wonende te [woonplaats 1]
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A-NASH-TETIC CARE B.V.,
gevestigd te Axel,
eiseressen,
advocaat mr. M.J. Draaisma te Amsterdam,
tegen

1.[gedaagde] ,

wonende te [woonplaats 2] ,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CHANCE, SUPPORT IN DEVELOPMENT B.V.,
gevestigd te Bergen (NH),
gedaagden,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
  • de dagvaarding van 14 oktober 2019 met 7 producties,
  • de aanvullende producties 8 tot en met 14,
  • de mondelinge behandeling die heeft plaatsgevonden op 29 oktober 2019,
  • de pleitnota van [eiseres] ,
  • de pleitnota van [gedaagde] ,
  • de op 4 november 2019 ter griffie ingekomen brief van [gedaagde] met 1 bijlage.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.

2.De uitgangspunten

2.1.
[eiseres] is anesthesioloog. Zij is vanaf begin 2016 werkzaam in het ZorgSaam ziekenhuis in Terneuzen (hierna: het ziekenhuis) als vrijgevestigd specialist.
Op 1 januari 2018 is [eiseres] samen met [naam 1] , [naam 2] en [naam 3] (hierna: de overige maten) de maatschap [naam maatschap] (hierna: de maatschap) aangegaan voor bepaalde tijd, tot en met 31 maart 2019.
2.2.
[eiseres] heeft met de overige maten een samenwerkingsovereenkomst (SOK) gesloten met het ziekenhuis met dezelfde einddatum.
2.3.
[eiseres] is in september 2018 uitgevallen wegens ziekte (zwangerschap).
Haar zwangerschapsverlof duurde tot 1 juni 2019.
2.4.
[eiseres] heeft een kort geding aanhangig gemaakt bij het Scheidsgerecht Gezondheidszorg (hierna: SG) met als inzet, kort gezegd, voortzetting van de maatschapsovereenkomst voor onbepaalde tijd.
2.5.
Het SG heeft de overige maten bij arbitraal vonnis in kort geding van 29 maart 2019 onder meer veroordeeld om met [eiseres] onderhandelingen te voeren om te komen tot voortzetting van de maatschapsovereenkomst en de voorwaarden waaronder.
2.6.
Per 1 april 2019 hebben de andere maten een nieuwe maatschapsovereenkomst gesloten zonder [eiseres] en haar na afloop van haar zwangerschapsverlof te kennen gegeven dat zij niet zou worden toegelaten tot haar werkzaamheden.
2.7.
Bij vonnis van 18 september 2019 heeft de voorzieningenrechter van de rechtbank Zeeland-West-Brabant de overige maten - kort gezegd - geboden de verlopen maatschap-overeenkomst na te leven door [eiseres] van 1 oktober 2019 tot 1 april 2020 tot het werk toe te laten. De voorzieningenrechter heeft in dit verband overwogen dat [eiseres] voormelde periode zal worden gegund om zich te kunnen bewijzen en het vertrouwen van haar collega’s terug te winnen.
2.8.
Tussen [eiseres] en de leden van de maatschap heeft op 21 september 2019 een coaching sessie plaatsgevonden onder begeleiding van [gedaagde] . De vraag aan [gedaagde] was om na te gaan of/op welke manier er aan het herwinnen van het wederzijdse vertrouwen kan worden gewerkt. [gedaagde] heeft zich voorbereid door het vonnis van het
SG te lezen.
2.9.
Na afloop van de sessie heeft [gedaagde] een verslag geschreven en op 22 september 2019 per e-mail aan de deelnemers van de coaching sessie gestuurd.
[gedaagde] heeft in zijn verslag de volgende conclusies opgenomen:
Conclusie van de Facilitator
  • De verhoudingen zijn dermate geschaad, dat er geen sprake meer kan zijn van herstel, het is een onomkeerbaar proces
  • De maten geven zelf aan, dat ze niet meer samen willen werken met [voornaam gedaagde]
  • Ik heb in deze sessie zelf mogen constateren, dat [voornaam gedaagde] alleen op haar eigen doelen blijft hameren en niet wil luisteren naar de gevoelens van haar collega’s.
Ze vraagt steeds om feiten, en haalt die dan onderuit
  • [voornaam gedaagde] heeft een grenzeloos wantrouwen naar velen (haar collega’s, chirurgen, personeel, ook naar mij, voormalige mediators en advocaten etc.) en daaruit blijkt een pathologisch wantrouwen
  • Ik heb werkelijk alles geprobeerd, maar heb haar niet kunnen bewegen tot enige zelfreflectie: het ligt allemaal aan anderen en zij voelt zich voortdurend onbegrepen. Feedback naar haar gaat voortdurend terug richting afzender
  • Zij speelt voortdurend de kaarten van ‘aanklager’ en ‘slachtoffer’ uit, een dialoog is amper mogelijk
  • Het woord ‘sorry’ komt niet in haar vocabulaire voor, noch beschikt zij over enig politiek gevoel om de situatie te relativeren of neutraliseren
  • Zelfs na alle kritiek en emoties die daarbij horen vraagt zij aan het slot nog om een financiële afrekening ergens voor. Vrij gevoelloos, wat een timing!
Conclusie
In een ziekenhuis zijn onderling vertrouwen en adequate communicatie van cruciaal belang voor de zorg voor patiënten. Er zijn in den lande de afgelopen jaren te veel ongelukken gebeurd met soms fatale gevolgen, door niet functionerende samenwerking tussen medici. Dat mag hier niet gebeuren. Bij een veranderingsproces kijk ik altijd naar: Het zelfreflectief vermogen van mensen, hun ‘awareness’ en het vermogen je eigen fouten in te zien. Dat is de eerste stap van verandering. Als die er al niet is, kun je niets beginnen.
En dat is het geval van [voornaam gedaagde] zo. Mét de duidelijke statements van de overige maatschapsleden is er maar 1 conclusie mogelijk: zo gauw mogelijk afscheid nemen van elkaar! Samen-werken lijkt, na wat ik tijdens deze sessie heb mogen waarnemen, niet mogelijk. [voornaam gedaagde] vormt door het ontbreken van zelfreflectie, het niet aanvaarden van feedback en ingebakken wantrouwen een bedreiging voor het vertrouwen dat nodig is om met elkaar veilig te kunnen werken”.
2.10.
[eiseres] heeft per e-mail van 24 september 2019 om opheldering gevraagd omtrent (de inhoud van) de verstrekte opdracht en [gedaagde] diverse vragen gesteld.
Daarop heeft [gedaagde] het volgende geantwoord:
“Het coachingsgesprek […] heeft plaatsgevonden onder goedkeuring van de maatschap Anesthesiologie en uzelf en beider advocaten. Omdat ik er vanuit mijn professionele warneming meende een vergaande conclusie te moeten trekken, heb ik na het gesprek besloten daar een verslag van te maken en naar beide betrokken partijen te sturen. Daarmee is mijn opdracht beëindigd. Ik kan en wil geen partij zijn in de juridische procedure waar u voor hebt gekozen”.
2.11.
De advocaat van de maatschap heeft het verslag van [gedaagde] doorgestuurd aan de Raad van Bestuur van het ziekenhuis. De Raad van Bestuur heeft op 27 september 2019 [eiseres] per 30 november 2019 een terreinverbod en een contactverbod met het ziekenhuispersoneel opgelegd voor onbepaalde tijd.

3.Het geschil

3.1.
[eiseres] vordert samengevat - [gedaagde] te gebieden om het verslag en de conclusies over [eiseres] binnen 24 uur na betekening van dit vonnis, schriftelijk in te trekken door middel van de volgende schriftelijke tekst:
“Na een geschil met mevrouw Dr. [eiseres] over een verslag en conclusies die ik over haar heb opgeschreven na een groepcoachsessie op zaterdag 21 september 2019 met de heer [naam 1] , de heer [naam 3] , mevrouw [naam 2] en mevrouw [eiseres] , (allen van de maatschap [naam maatschap] ) heb ik besloten om het verslag en conclusies over haar in te trekken, wat ik hierbij doe. Ik verzoek de lezer van dit bericht mijn verslag en conclusies over mevrouw [eiseres] als niet geschreven te beschouwen. Voor dit verslag en deze conclusies waren onvoldoende feiten en onderbouwing aanwezig. Hoogachtend, drs. [gedaagde] ”,
en voorts om [gedaagde] te verbieden om het verslag en de conclusies over [eiseres] met enig persoon te delen of aan die persoon (elektronisch) te zenden en om op basis van de coaching sessie van 21 september 2019 in de toekomst nog een keer een verslag of conclusies te schrijven, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom.
Voorts vordert [eiseres] om [gedaagde] te gebieden om binnen 24 uur na betekening van dit vonnis schriftelijk aan [eiseres] op te geven aan welke personen [gedaagde] zijn verslag en conclusies over [eiseres] heeft verzonden. Een en ander onder veroordeling van [gedaagde] in de kosten van dit geding.
3.2.
[eiseres] legt aan haar vordering ten grondslag dat het verslag van [gedaagde] jegens haar onrechtmatig is. [gedaagde] heeft de zorgplicht jegens [eiseres] ernstig geschonden met het opstellen van het verslag en zijn conclusies en het verzenden daarvan en heeft in de uitvoering van de aan hem gegeven opdracht niet gehandeld op een manier die van een redelijk handelend coach mag worden verwacht. Er is geen juridische grondslag is voor het verslag en de conclusies die [gedaagde] over [eiseres] heeft geschreven, omdat hij geen opdracht tot het schrijven daarvan heeft gekregen. [gedaagde] diende de groepscoach sessie te leiden ten behoeve van het herstel van vertrouwen en heeft buiten zijn opdracht gehandeld. Daarnaast missen de conclusies van [gedaagde] een feitelijke grondslag, ze zijn niet professioneel, onzorgvuldig en niet onafhankelijk. [eiseres] lijdt hierdoor schade.
3.3.
[gedaagde] voert verweer.
3.4.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.

4.De beoordeling

4.1.
Nu de andere leden van de maatschap spoedappel hebben ingesteld tegen het vonnis van de voorzieningenrechter van 18 september 2019, het verslag van [gedaagde] daarbij een belangrijke rol speelt en de behandeling van het spoedappel deze maand zal plaatsvinden, is het spoedeisend belang van [eiseres] bij haar vorderingen gegeven.
4.2.
De voorzieningenrechter stelt voorop dat partijen het erover eens zijn dat [gedaagde] door mevrouw [naam 2] is benaderd en dat zij [gedaagde] namens alle maten een opdracht heeft gegeven tot het begeleiden van een coaching sessie in verband met een vertrouwenskwestie tussen [eiseres] en de maatschap. De opdracht is niet schriftelijk vastgelegd of bevestigd. Blijkens zijn verslag is [gedaagde] gevraagd om na te gaan of en op welke wijze er aan het herwinnen van het wederzijdse vertrouwen gewerkt kon worden. [gedaagde] heeft voorafgaand aan de coaching sessie kennis genomen van de uitspraak van het SG van 29 maart 2019 en zich op die wijze ingelezen. Het Scheidsgerecht heeft aan de maten, zo erkent [eiseres] , een inspanningsverplichting opgelegd om te komen tot het herstel van vertrouwen. Er is gekozen voor een coaching sessie onder begeleiding van [gedaagde] .
4.3.
Artikel 7:401 van het Burgerlijk Wetboek (BW) bepaalt dat de opdrachtnemer bij zijn werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht moet nemen. De vraag is dus of [gedaagde] deze zorg in acht heeft genomen en of hij heeft gehandeld zoals van een redelijk bekwaam en redelijk handelend vakgenoot (coach) mag worden verwacht. [gedaagde] had een vrije opdracht. Gesteld noch gebleken is immers dat hij specifieke aanwijzingen heeft gekregen als bedoeld in artikel 7:402 BW.
Dit betekent dat [gedaagde] de opdracht naar eigen inzicht mocht invullen op grond van zijn eigen deskundigheid en dat hem daarin geen beperkingen zijn opgelegd. Een verslag opstellen van de sessie valt naar het oordeel van de voorzieningenrechter dan ook niet buiten de opdracht. Het stond [gedaagde] vrij om een verslag op te stellen indien hij van mening was dat dit nuttig was. Ter zitting heeft hij toegelicht waarom hij een verslag heeft opgesteld. Vanwege de vergaande conclusies die hij had getrokken vond hij raadzaam ook om misverstanden tussen de deelnemers te voorkomen om die op schrift te stellen.
[gedaagde] heeft onweersproken gesteld dat het gebruikelijk is om verslag te doen van zijn werkzaamheden, hetgeen in lijn is met zijn taak als opdrachtnemer om aan de opdrachtgever verantwoording te doen van de wijze waarop hij zich van de opdracht heeft gekweten, als bedoeld in artikel 7:403 lid 2 BW. In zoverre heeft [gedaagde] zich aan de hem gegeven opdracht gehouden. Dat [gedaagde] geen conceptverslag heeft opgesteld, is niet onzorgvuldig geweest, aangezien [eiseres] op het verslag heeft gereageerd en [gedaagde] geen aanleiding heeft gezien om het verslag aan te passen.
4.4.
De stelling van [eiseres] dat [gedaagde] zich bij de uitvoering van de opdracht onvoldoende heeft ingespannen om te onderzoeken of het vertrouwen van de overige maatschapsleden herwonnen kon worden, is onvoldoende onderbouwd tegenover de gemotiveerde betwisting van [gedaagde] . [gedaagde] heeft zijn bevindingen uitgebreid gemotiveerd en zijn conclusies hebben, anders dan [eiseres] beweert, een feitelijke grondslag. [eiseres] heeft immers niet weersproken wat de andere maten volgens het verslag van [gedaagde] hebben verklaard tijdens de coaching sessie. De andere maten hebben tijdens de sessie verklaard dat “zij het niet meer zien zitten met [eiseres] ; er is geen verdere basis voor samenwerking meer. Het is een onomkeerbaar proces geworden.” Op basis van deze uitlatingen mocht [gedaagde] de conclusie trekken dat er geen zicht was op vertrouwen en kon hij zijn opdracht na één sessie als beëindigd beschouwen.
4.5.
Uit de e-mail van 22 september van [gedaagde] blijkt dat hij het verslag uitsluitend aan de deelnemers, derhalve aan de maten, heeft gestuurd en het verslag niet extern heeft gedeeld. Ter zitting heeft [gedaagde] dat ook bevestigd. (Een van) de overige maten hebben er kennelijk voor gekozen om het verslag en de conclusies aan de Raad van Bestuur van het ziekenhuis te verstrekken. Dat kan [gedaagde] niet worden aangerekend. Dit terwijl de bespreking en daarmee ook het verslag daarvan een vertrouwelijk karakter hadden. Ook het feit dat de deelnemers hun telefoons dienden uit te schakelen, althans op stil te zetten, duidt hierop. De voorzieningenrechter is van oordeel dat [gedaagde] er bij het opstellen van het verslag geen rekening mee hoefde te houden dat het verspreid zou worden. [gedaagde] heeft het verslag uitsluitend voor de betrokkenen opgesteld, ter nalezing, aangezien zijn (jarenlange) ervaring is dat deelnemers van een sessie zich de mededelingen die gedaan zijn anders herinneren indien deze uitsluitend mondeling worden gedaan. De door [eiseres] gevreesde reputatieschade kan [gedaagde] derhalve niet verweten worden.
4.6.
De voorzieningenrechter is daarentegen wel van mening dat [gedaagde] in zijn verslag onnodig grievende bewoordingen jegens [eiseres] heeft gebruikt. De term ‘pathologisch wantrouwen’ is een psychologisch beladen term, die [gedaagde] heeft onderbouwd met het door [eiseres] tijdens de sessie uitgestraalde en uitgesproken wantrouwen. Door hieraan de vergaande kwalificatie ‘pathologisch wantrouwen’ te verbinden, heeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter de belangen van [eiseres] onnodig en onevenredig geschaad.
Hoewel het volledig indruist tegen het vertrouwelijke karakter van de sessie om dit met behulp van een mobiele telefoon op te nemen zonder daarvan mededeling aan de overige deelnemers te doen, zoals [eiseres] heeft gedaan, is dit onvoldoende om tot het oordeel te komen dat zij pathologisch wantrouwend is. Daarnaast is deze uitlating niet functioneel.
Dit geldt eveneens voor de persoonlijke conclusie van [gedaagde] dat sorry niet in het vocabulaire van [eiseres] voorkomt. Deze uitlatingen over de persoonlijkheid van [eiseres] vinden naar het oordeel van de voorzieningenrechter onvoldoende grondslag in de feiten en [gedaagde] heeft niet onderbouwd dat deze conclusies wel functioneel zijn. Bij het hanteren van neutralere bewoordingen was de boodschap ook duidelijk geweest. Op dit punt heeft [gedaagde] naar het oordeel van de voorzieningenrechter niet de zorg in acht genomen die van een redelijk bekwaam en redelijk handelend coach mag worden verwacht. Het zijn deze persoonlijke observaties van [gedaagde] waar [eiseres] schade van stelt te ondervinden. [eiseres] heeft echter niet gevorderd [gedaagde] te veroordelen om zijn verslag en conclusies te rectificeren. De voorzieningenrechter ziet in de gevorderde voorzieningen ook geen ruimte om [gedaagde] tot een rectificatie te veroordelen. Wel geeft de voorzieningenrechter [gedaagde] in overweging om zijn verslag als voormeld aan te passen, in die zin dat hij de passages in zijn persoonlijke conclusies waarin genoemde termen staan opgenomen, in neutralere bewoordingen formuleert.
4.7.
Gelet op het voorgaande zijn er onvoldoende gronden om te oordelen dat [gedaagde] zijn verslag dient in te trekken, zoals verzocht. Nu de opdracht van [gedaagde] met het schrijven van het verslag is geëindigd en hij ter zitting heeft verklaard zijn verslag en conclusies niet met derden te hebben gedeeld, ligt hierin naar het oordeel van de voorzieningenrechter eveneens besloten dat [gedaagde] zijn verslag en conclusies niet (alsnog) zal verzenden aan een derde of in de toekomst nog eens een verslag of conclusies over de groep coaching sessie zal schrijven. De overige vorderingen van [eiseres] zullen daarom ook worden afgewezen.
4.8.
[gedaagde] heeft voorafgaand aan de zitting aan mr. Draaisma aangeboden om een bericht sturen aan de deelnemers van de sessie waaruit volgt dat zijn verslag en de conclusies uitsluitend voor intern gebruik bedoeld zijn. Ter zitting heeft [gedaagde] toegezegd een dergelijk bericht te zullen versturen. Uit de door [gedaagde] aan de voorzieningenrechter gezonden brief, blijkt dat [gedaagde] op 23 oktober 2019 een e-mailbericht gestuurd aan de deelnemers en aan mr. Draaisma waarin [gedaagde] onder meer het volgende schrijft:
“Het verslag was (..) bedoeld voor de daar aanwezigen, dat leek mij evident. Helaas en tot mijn ongenoegen is het verslag ook bij derden terecht gekomen en wordt zo wellicht voor andere doeleinden ingezet. Dat zou ik ten alle tijden willen vermijden. Ik verzoek u dus het verslag puur voor eigen verheldering en gebruik te hanteren, het hoort niet bij derden terecht te komen, respectievelijk daar vandaan gehaald te worden”.
[gedaagde] heeft zijn ter zitting gedane toezegging derhalve reeds gestand gedaan.
4.9.
Nu de vorderingen van [eiseres] worden afgewezen, zal zij als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 639,- aan verschotten, zijnde het door hem betaalde griffierecht.

5.De beslissing

De voorzieningenrechter:
5.1.
wijst de gevorderde voorzieningen af,
5.2.
veroordeelt [eiseres] in de kosten van dit geding, welke kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op € 639,- aan verschotten.
Dit vonnis is gewezen door mr.drs. J. Blokland, voorzieningenrechter, en in het openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van de griffier mr. L. Kliffen op 5 november 2019. [1]

Voetnoten

1.LK/JB