ECLI:NL:RBNHO:2019:9828

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
28 augustus 2019
Publicatiedatum
29 november 2019
Zaaknummer
HAA 18/5462 V
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Verzet
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen onbevoegdheid van de rechtbank in belastingkwestie met schadevergoeding

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 28 augustus 2019 uitspraak gedaan over het verzet van de opposant tegen een eerdere uitspraak van 12 maart 2019, waarin de rechtbank zich onbevoegd verklaarde. De opposant, die lichamelijke schade stelt te hebben opgelopen door onrechtmatig handelen van de Belastingdienst, heeft verzet aangetekend tegen de onbevoegdheid van de rechtbank. Hij vraagt zich af bij welke rechter hij zijn schadeverzoek kan indienen, aangezien alle instanties zich onbevoegd achten.

De rechtbank heeft in deze verzetzaak beoordeeld of de eerdere uitspraak terecht was. De rechtbank oordeelt dat de eerdere uitspraak, waarbij zij zich onbevoegd verklaarde, correct was en dat het toetsingskader juist is toegepast. De argumenten van de opposant worden verworpen, en de rechtbank verklaart het verzet ongegrond. Dit betekent dat de eerdere uitspraak in stand blijft.

Daarnaast heeft de rechtbank overwogen dat het griffierecht dat door de opposant is betaald, zal worden geretourneerd op basis van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken. De rechtbank wijst er ook op dat de civiele rechter de bevoegde rechter is voor zaken die voortkomen uit onrechtmatige daad. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn op de hoogte gesteld van de mogelijkheid om binnen zes weken beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad der Nederlanden.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 18/5462 V

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 28 augustus 2019 op het verzet van

[opposant] , te [woonplaats] , opposant.

Procesverloop

Opposant heeft beroep ingesteld naar aanleiding van brieven van de inspecteur van de Belastingdienst, kantoor Amsterdam van 24 oktober 2018 (referentie [# 1] ) en 29 oktober 2018 (referentie [# 2] ), inzake klachtafhandelingen. Eiser verzoekt om toekenning van een schadevergoeding.
Bij uitspraak van 12 maart 2019 heeft de rechtbank zich onbevoegd verklaard.
Opposant heeft tegen deze uitspraak verzet ingesteld.
Bij brief van 9 juni 2019 heeft opposant nadere gronden ingediend.
Opposant heeft verzocht om op een zitting te worden gehoord. Het onderzoek ter zitting heeft plaatsgevonden op 5 juli 2019. Opposant is aldaar verschenen.

Overwegingen

1. De rechtbank heeft in de beroepszaak uitspraak gedaan zonder zitting. Artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht biedt die mogelijkheid als het eindoordeel buiten redelijke twijfel staat. De rechtbank heeft zich kennelijk onbevoegd geacht.
2. In deze verzetzaak beoordeelt de rechtbank uitsluitend of zij in de buiten-zittinguitspraak terecht heeft geoordeeld dat buiten redelijke twijfel is dat zij onbevoegd is.
3. Opposant voert tegen de uitspraak van de rechtbank onder meer aan dat hij lichamelijke schade heeft opgelopen door onrechtmatig handelen van de overheden, met name de Belastingdienst. Alle instanties achten zich onbevoegd. Opposant vraag zich af aan welke rechter hij zijn schadeverzoek zou moeten voorleggen.
4. De rechtbank is van oordeel dat in de uitspraak van 12 maart 2019 het juiste toetsingskader is aangelegd en dat de daarop genomen beslissing juist is. Hetgeen opposant naar voren heeft gebracht, faalt dan ook.
5. Met betrekking tot het door opposant voor het beroep betaalde griffierecht overweegt de rechtbank dat dit aan opposant zal worden geretourneerd op de voet van artikel 2.5, lid 6, van het Procesreglement bestuursrecht rechtbanken (niet-KEI-zaken) 2017.
6. Gelet op het voorgaande zal de rechtbank het verzet ongegrond verklaren. Dat betekent dat de buiten-zittinguitspraak in stand blijft.
7. Ter voorlichting aan opposant merkt de rechtbank nog op dat de civiele rechter de bevoegde rechter is als het gaat om acties uit onrechtmatige daad.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het verzet ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S.K.A. Efstratiades, rechter, in aanwezigheid van
A.C. Karels, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na verzending daarvan beroep in cassatie worden ingesteld bij de Hoge Raad der Nederlanden.