Uitspraak
RECHTBANK NOORD-HOLLAND
uitspraak van de enkelvoudige kamer van 5 december 2019 in de zaak tussen
[eiser] , te [woonplaats] , eiser
het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Haarlem, verweerder
Procesverloop
15 november 2018. Daarbij is HVO-Querido geen bestuursorgaan. De Brede Centrale Toegang (BCT) is door verweerder gemandateerd om beslissingen te nemen ten aanzien van de maatschappelijk opvang en dat is HVO-Querido niet. Het bezwaar is dan ook niet-ontvankelijk en gelet hierop was er geen aanleiding om het verzoek tot vergoeding van de proceskosten te honoreren.
13 februari 2019 – met daarin een verzoek om proceskostenvergoeding – is dan ook (mede) gericht tegen dit gewijzigde besluit van 28 februari 2019.
Op dinsdag 12 februari heeft u te horen gekregen dat uw beschikking per 21-02-2019 niet wordt verlengd. De onderbouwing voor ons besluit beschrijven wij hieronder.
13 februari 2019 houdt in dat de opvang niet zal worden verlengd, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank het zelfstandig rechtsgevolg is van die brief.
wijhet besluit van november 2018 tot verlenging van de opvang hebben genomen, dat
wijhebben besloten de beschikking niet te verlengen en wordt de onderbouwing van
onsbesluit beschreven in de brief. Niet betwist is dat verweerder op de hoogte was van deze brief. Dat verweerder deze handelswijze toestaat, volgt bovendien uit het feit dat verweerder zelf heeft nagelaten om een besluit te nemen tot beëindiging/niet- verlenging van de opvang. Daarbij acht de rechtbank van belang dat HVO-Querido nauw betrokken is bij de besluitvorming inzake de maatschappelijke opvang, waardoor het voor eiser onduidelijk is wie rechtens bevoegd is besluiten te nemen en wie niet.
Gelet op de handelswijze van verweerder en HVO-Querido mocht eiser er naar het oordeel van de rechtbank dan ook op vertrouwen dat er een rechtsgeldig mandaat bestond en moeten de uitlatingen van HVO-Querido in dit geval worden toegerekend aan verweerder.
27 maart 2019 de opvang heeft verlaten had verweerder in het bestreden besluit het bezwaar - eveneens - niet-ontvankelijk moeten verklaren, alleen dan wegens het ontbreken van procesbelang. Gelet hierop ziet de rechtbank aanleiding om de rechtsgevolgen van het bestreden besluit in stand te laten.
28 februari 2019.
Beslissing
- verklaart het beroep gegrond;
- vernietigt het besluit van 13 mei 2019, voor zover het ziet op de beslissing op het bezwaarschrift van 13 februari 2019;
- bepaalt dat de rechtsgevolgen van het vernietigde besluit in stand blijven;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 2.048,00;
- bepaalt dat verweerder aan eiser het griffierecht van € 47,00 vergoedt.