ECLI:NL:RBNHO:2020:10134

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
11 december 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
AWB - 20 _ 4062
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Kennelijk niet-ontvankelijk beroep inzake navorderingsaanslag inkomstenbelasting 2014

Op 11 december 2020 heeft de Rechtbank Noord-Holland uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door B. Chanhih, en de inspecteur van de Belastingdienst. Eiseres had beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van de inspecteur van 12 juni 2020, die betrekking had op een navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen voor het jaar 2014. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat eiseres in het beroepschrift geen gronden heeft vermeld, zoals vereist door artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb. Dit gebrek aan beroepsgronden leidt ertoe dat de rechtbank, na een herstelmogelijkheid, het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk kan verklaren. Eiseres is ook in verzuim geweest om een machtiging over te leggen, wat eveneens in strijd is met de Awb.

De rechtbank heeft eiseres per aangetekende brief op 24 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken de verzuimen te herstellen. Deze brief is op 25 augustus 2020 bezorgd, maar eiseres heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend of een machtiging overgelegd. De rechtbank heeft geen goede verontschuldiging voor dit verzuim kunnen vaststellen.

Daarom heeft de rechtbank het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard en is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier, en is op 11 december 2020 gedaan. De uitspraak zal openbaar worden uitgesproken zodra dat weer mogelijk is, in het kader van de coronamaatregelen.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Zittingsplaats Haarlem
Bestuursrecht
zaaknummer: HAA 20/4062

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 11 december 2020 in de zaken tussen

[X] , te [Z] , eiseres
(gestelde gemachtigde: B. Chanhih),
en
de inspecteur van de Belastingdienst, verweerder.

Procesverloop

Eiseres heeft beroep ingesteld tegen de uitspraak op bezwaar van verweerder van 12 juni 2020, gericht tegen de navorderingsaanslag inkomstenbelasting en premie volksverzekeringen 2014.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. Iemand die beroep instelt, moet op grond van artikel 6:5, eerste lid, aanhef en onder d, van de Awb in het beroepschrift de gronden van het beroep vermelden. Dat houdt in: zeggen op welke specifieke punten hij of zij het niet eens is met het bestreden besluit. Als dat niet gebeurt, kan de rechtbank na een herstelmogelijkheid het beroep op grond van artikel 6:6 van de Awb niet-ontvankelijk verklaren.
3. Eiseres heeft geen beroepsgronden vermeld in het beroepschrift. Voorts merkt de rechtbank op dat eiseres, gelet op de artikelen 6:5 en 6:6 van de Awb, en gelet op het bepaalde in artikel 8:24, tweede lid, van de Awb in samenhang met artikel 6:6 van de Awb, ook in verzuim is geweest een machtiging over te leggen.
4. De rechtbank heeft eiseres bij aangetekende brief van 24 augustus 2020 verzocht om binnen vier weken deze verzuimen te herstellen. Nader door de rechtbank ingesteld onderzoek bij PostNL heeft uitgewezen dat deze brief op 25 augustus 2020 is bezorgd en dat voor ontvangst is getekend.
5. Eiseres heeft binnen de gestelde termijn geen gronden ingediend. Eiseres heeft ook niet binnen de gestelde termijn een machtiging overgelegd. Eiseres heeft geen reden gegeven voor dit verzuim. Het is de rechtbank dan ook niet gebleken dat eiseres een goede verontschuldiging heeft,
6. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M.C. van As, rechter, in aanwezigheid van N. Joacim, griffier. Deze uitspraak is gedaan op 11 december 2020.
Als gevolg van maatregelen rondom het coronavirus is deze uitspraak niet uitgesproken op een openbare uitsprakenzitting. Zodra het openbaar uitspreken weer mogelijk is, wordt deze uitspraak, voor zover nodig, alsnog in het openbaar uitgesproken.
griffier rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan verzet worden gedaan bij deze rechtbank. De indiener van het verzetschrift kan daarbij vragen in de gelegenheid te worden gesteld over het verzet te worden gehoord. De werking van deze uitspraak wordt opgeschort totdat de termijn voor het instellen van verzet is verstreken of, indien verzet wordt ingesteld, op dat verzet is beslist.