ECLI:NL:RBNHO:2020:10144

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
25 november 2020
Publicatiedatum
3 december 2020
Zaaknummer
C/15/296731 / HA ZA 19-770
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake overeenkomst van opdracht en betaling facturen tussen Camarate ICT B.V. en Stichting Omring

In deze zaak heeft de Rechtbank Noord-Holland op 25 november 2020 uitspraak gedaan in een geschil tussen Camarate ICT B.V. en Stichting Omring, met betrekking tot een overeenkomst van opdracht en de betaling van facturen. Camarate ICT B.V. vorderde betaling van verschillende facturen die betrekking hadden op de geleverde diensten aan Omring, een zorginstelling. De rechtbank heeft vastgesteld dat er een overeenkomst was tussen partijen, waarin onder andere de inzet van een senior systeembeheerder werd geregeld. De rechtbank oordeelde dat de urenstaten, die door de betrokken partijen waren ondertekend, dwingend bewijs opleverden van de gewerkte uren. Omring had betwist dat de uren correct waren, maar de rechtbank oordeelde dat Omring onvoldoende bewijs had geleverd om de juistheid van de urenstaten te weerleggen. De rechtbank heeft Omring veroordeeld tot betaling van een totaalbedrag van € 152.202,28 aan Camarate, vermeerderd met wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. Daarnaast zijn de vorderingen van Omring in reconventie afgewezen, omdat deze waren gebaseerd op de betwisting van de urenstaten die niet voldoende onderbouwd was. In de gevoegde zaak heeft de rechtbank ook geoordeeld dat Camarate aan de zelfstandige IT-professional, die via Camarate voor Omring werkte, een bedrag van € 39.531,46 moest betalen, inclusief rente en buitengerechtelijke kosten.

Uitspraak

vonnis

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Bewind
Zittingsplaats Alkmaar
Vonnis in gevoegde zaken van 25 november 2020
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: C/15/296731 / HA ZA 19-770 (hierna:
de hoofdzaak) van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMARATE ICT B.V.,
gevestigd te Wognum, gemeente Medemblik,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
advocaat mr. H. van Lingen te Alkmaar,
tegen
de stichting
STICHTING OMRING,
gevestigd te Hoorn (NH),
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. F. Westenberg te Hoorn (NH),
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/298409 / HA ZA 20-41 (hierna:
de gevoegde zaak)van
[eiser gevoegde zaak]
wonende te [woonplaats] ,
eiser in conventie,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. R. el Haddad te Zwolle,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
CAMARATE ICT B.V.,
gevestigd te Wognum, gemeente Medemblik,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H. van Lingen te Alkmaar,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer C/15/302166 /HA ZA 20-264 (hierna:
de vrijwaringszaak)van
de stichting
STICHTING OMRING,
gevestigd te Hoorn (NH),
eiseres,
advocaat mr. F. Westenberg te Hoorn (NH),
tegen
[gedaagde in vrijwaring]
wonende te [woonplaats] ,
gedaagde,
advocaat mr. R. el Haddad te Zwolle.
Partijen zullen hierna Camarate, Omring en [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] genoemd worden.

1.De procedure

1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
in de hoofdzaak:
  • de dagvaarding van 28 november 2019 met producties,
  • de incidentele conclusie tot oproeping in vrijwaring met producties,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis in het incident van 18 maart 2020 waarbij de rechtbank heeft toegestaan dat [gedaagde in vrijwaring] door Omring (in vrijwaring) wordt gedagvaard,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende eis in reconventie met producties,
  • het vonnis van 8 juli 2020,
  • de conclusie van antwoord in reconventie tevens akte overlegging producties in conventie met producties,
  • het rolbericht van 25 september 2020 met een beter leesbare versie van productie 4 bij de conclusie van antwoord,
in de gevoegde zaak:
  • de dagvaarding van 10 januari 2020 met producties,
  • de incidentele conclusie tot voeging,
  • de conclusie van antwoord in het incident,
  • het vonnis in het incident van 13 mei 2020 waarbij deze zaak is gevoegd met de hoofzaak en de vrijwaringszaak,
  • de conclusie van antwoord tevens houdende voorwaardelijke eis in reconventie met producties,
  • het vonnis van 8 juli 2020,
  • de conclusie van antwoord in voorwaardelijke reconventie,
  • het rolbericht van 17 november 2020 van mr. Feitsma dat hij zich als advocaat van [eiser gevoegde zaak] onttrekt en dat een kantoorgenoot zich in zijn plaats zal stellen,
  • het rolbericht van 18 november 2020 waarin mr. El Haddad zich stelt namens [eiser gevoegde zaak] ,
in de vrijwaringszaak:
  • de dagvaarding in vrijwaring van 20 april 2020 met producties,
  • de conclusie van antwoord in vrijwaring met producties,
  • het vonnis van 8 juli 2020,
  • het rolbericht van 17 november 2020 van mr. Feitsma dat hij zich als advocaat van [gedaagde in vrijwaring] onttrekt en dat een kantoorgenoot zich in zijn plaats zal stellen,
  • het rolbericht van 18 november 2020 waarin mr. El Haddad zich stelt namens [gedaagde in vrijwaring] ,
in alle zaken:
- de mondelinge behandeling van 1 oktober 2020 en de daarbij door mr. Feitsma en mr. Van Lingen overgelegde pleitaantekeningen.
1.2.
Ten slotte is in alle drie de zaken vonnis bepaald.

2.De feiten

2.1.
Camarate is werkzaam op het gebied van bemiddeling van zelfstandige IT-professionals. Omring is een zorginstelling. [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] is als zelfstandige werkzaam op het gebied van IT.
2.2.
Omring wilde in 2018 haar ICT-omgeving outsourcen en had in verband met het overzetten van diverse bestanden behoefte aan de diensten van een senior systeembeheerder voor de IT-infrastructuur. Omring schakelde hiervoor Camarate in, zodat zij ICT-personeel ter beschikking kon stellen aan Omring. Camarate schakelde hierop [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in.
2.3.
Op 24 september 2018 zijn Camarate, als opdrachtnemer, en Omring, als opdrachtgever, een overeenkomst aangegaan. Daarin staat onder andere:
“(…)
Opdrachtgever geeft Opdrachtnemer opdracht tot de inzet van de hierna te noemen medewerker.
(…)
Medewerker: [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring]
Functie: Senior Systeembeheerder
(…)
Inhuur uurtarief: € 89,50 inclusief reiskosten (woon-werk), exclusief BTW(…)Startdatum: 19 december 2018
Einddatum: 1 juli 2019
Optie op verlenging: In nader overleg
Opzegtermijn: 1 kalendermaand
Inzet per week: 36 tot 40 uur, daadwerkelijk gewerkte uren worden op basis van nacalculatie doorbelast
(…)”
2.4.
Camarate, als opdrachtgever, heeft op 11 december 2018 een overeenkomst gesloten met [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] , als opdrachtnemer. In deze overeenkomst “ten behoeve van Senior Systeembeheer werkzaamheden” is – onder meer – opgenomen:
“(…)
Opdrachtnemer verplicht zich voor de duur van de overeenkomst de navolgende werkzaamheden te verrichten voor eindklant Omring. Opdrachtnemer is verantwoordelijk voor het beheer van de IT-infrastructuur van Omring. Opdrachtnemer bewaakt proactief de beschikbaarheid van systemen, applicaties en netwerken door periodiek controles uit te voeren op de werking en beveiliging. Opdrachtnemer weet oorzaken van problemen te achterhalen en op te lossen, opdrachtnemer voert changes door en levert een bijdrage aan projecten.
(…)
3.1
De opdracht vangt aan op 19 december 2018 en wordt aangegaan tot 1 juli 2019 met optie op verlenging.
(…)
3.3
De inzet betreft ten minste 36 tot 40 uur per week.
(…)
4.2
Ondanks onderhavige overeenkomst heeft Opdrachtgever steeds het recht om deze overeenkomst tussentijds schriftelijk te beëindigen, in achtneming van 1 kalendermaand opzegtermijn, indien de aan Opdrachtgever verstrekte corresponderende opdracht wordt beëindigd.
(…)
5.1
Opdrachtgever betaalt Opdrachtnemer € 77,50 per uur (inclusief
reiskosten woon-werk en parkeerkosten) excl. BTW.5.2 Opdrachtnemer zal voor de verrichte werkzaamheden aan Opdrachtgever
een factuur (doen) zenden. De factuur zal voldoen aan de wettelijke
vereisten. De basis voor facturatie is een door Opdrachtnemer en een door tekenbevoegd medewerker van de Derde getekend urenverantwoordingsformulier. Alleen op basis van dit formulier worden facturen betaald.
5.3
Opdrachtgever betaalt het gefactureerde bedrag aan Opdrachtnemer
binnen 30 dagen na ontvangst van de factuur.
(…)”
2.5.
Vanaf 19 december 2018 heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] maandelijks zijn uren bij Camarate gedeclareerd via urenverantwoordingsformulieren (hierna: de urenstaten). Deze werden voor accordering voorgelegd aan Omring. Na ondertekening door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en Omring, stuurde Omring deze naar Camarate, op basis waarvan Camarate een factuur voor Omring opmaakte. Omring betaalde deze factuur aan Camarate. Camarate betaalde op haar beurt weer aan [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] .
2.6.
Op 24 mei 2019 vond een mailwisseling plaats tussen [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en de heer [XX] namens Omring (hierna: [XX] ). In deze mailwisseling schreef [XX] aan [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] onder andere:
“(…)
Uren in het verleden is niet de issue, we gaan niet met terugwerkende kracht uren corrigeren.
Afspraak is gemaakt dat:

Er een planning komt van de operatie- en transitie activiteiten incl tijdsindicatie
o
Vooraf kunnen overuren overeengekomen worden.

Overuren worden gecompenseerd.
(…)”
2.7.
Op 27 juni 5 juli 2019 vindt tussen Camarate en Omring een mailwisseling plaats omtrent de verlenging van het contract voor de inzet van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] . In deze mailwisseling staat onder andere:
E-mail van 27 juni 2019 van [YY] aan [XX] :
“(…)
Hierbij ontvang je zoals afgesproken de nieuwe inhuurverlenging van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] . Graag ontvang ik deze getekend retour.
(…)”
E-mail van 5 juli 2019 van [YY] aan [XX] :
“(…)
Hierbij stuur ik je nogmaals de gevraagde verlenging door voor [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] . Zou je deze zo snel mogelijk getekend naar mij willen retourneren?
(…)”
2.8.
Bij voornoemde e-mails van 27 juni en 5 juli 2019 van [YY] aan [XX] was als bijlage een pdf-document gevoegd, genaamd ‘Nadere Overeenkomst’ met Camarate en Omring als genoemde partijen, waarin onder andere staat:
“(…)
Startdatum: 1 juli 2019
Einddatum: 1 augustus 2019 met automatische verlenging van 1 maand
Opzegtermijn: 1 kalendermaandInzet per week: 36 tot 40 uur, daadwerkelijk gewerkte uren worden op basis van
nacalculatie doorbelast
(…)”
Camarate heeft de nadere overeenkomst ondertekend. Omring heeft dat niet gedaan.
2.9.
Op 5 juli 2019 hebben [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en Camarate een nadere overeenkomst gesloten. In deze overeenkomst is – onder meer – opgenomen:
“(…)
De opdracht vangt aan op 1 juli 2019 en wordt aangegaan tot en met 31 augustus 2019 en met inachtneming van een opzegtermijn van 1 kalendermaand.
(…)”
2.10.
Op 19 juli 2019 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en [XX] . [XX] heeft daarbij aan [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] laten weten dat hij het pand van Omring moest verlaten en dat hij niet meer werd toegelaten tot werkzaamheden. In de mailwisseling tussen Camarate en Omring van die dag staat onder andere:
E-mail van [YY] aan [XX] :
“(…)
Het huidige contract is niet opgezegd en zal met inachtneming van een kalendermaand opzegtermijn steeds verlengt worden. Het huidige contract zal aflopen per 1 september wanneer er schriftelijk wordt opgezegd voor het einde van deze maand.
(…)[eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heb ik gesproken en hij zal volgens het contract maandag weer op kantoor aanwezig zijn.(…)”
E-mail van [XX] aan [YY] :
“(…)
Vandaag (…) om 9:00 heb ik [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] gesproken.
In dit gesprek heb ik aangegeven dat de inzet van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] bij Omring, conform het contract, eindigt op 31 juli.Om de overuren in tijd te compenseren (…) heb ik met [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] afgesproken dat hij vanaf vandaag 19 juli 2019 de door hem gemaakte overuren (in tijd) gaat compenseren tot einde looptijd, zijnde 31 juli 2019.
(…)”
2.11.
Vervolgens is tussen partijen een discussie ontstaan over de betrouwbaarheid van de urenstaten, de betaling van de facturen en de looptijd van de overeenkomsten.
2.12.
[eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft werkzaamheden verricht voor Omring van 19 december 2018 tot en met 19 juli 2019.
2.13.
De urenstaten van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] over de maanden januari tot en met juni 2019 zijn door Omring geaccordeerd en ondertekend. De urenstaat over de maand juli 2019 heeft Omring niet ondertekend.
2.14.
Omring heeft de facturen van Camarate over de maanden januari tot en met april 2019 betaald. De facturen van Camarate over de maanden mei tot en met augustus 2019 heeft Omring niet betaald. Camarate heeft de facturen over de maanden januari tot en met juni 2019 betaald aan [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] .

3.Het geschil in de hoofdzaak

in conventie

3.1.
Camarate vordert – samengevat en na vermindering van eis – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
Omring veroordeelt tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 105.966,66, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 4 augustus 2019 over dat bedrag tot aan de dag van algehele voldoening;
Omring veroordeelt tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 21.009,23, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf datum dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening;
Omring veroordeelt tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 23.391,72, vermeerderd met de wettelijke rente over dat bedrag vanaf datum dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening;
Omring veroordeelt tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 1.851,45 ter zake de vergoeding van buitengerechtelijke kosten;
Omring veroordeelt in de kosten van dit geding, vermeerderd met de wettelijke rente over die kosten vanaf veertien dagen na betekening van het vonnis tot aan de dag van algehele voldoening.
3.2.
Camarate legt hier – kort gezegd – het volgende aan ten grondslag. Op grond van de tussen partijen gesloten overeenkomst is Omring gehouden de facturen over de maanden mei tot en met augustus 2019 (alsnog) te betalen. Voor de maanden mei en juni 2019 geldt dat Omring de urenstaten heeft ondertekend en daar niet op kan terugkomen. De facturen over deze maanden bedragen € 52.468,93, respectievelijk € 55.176,30, dus in totaal € 107.645,23. Bij het berekenen van de toeslagen in die facturen is iets misgegaan, waardoor op dit bedrag een bedrag van € 1.678,57 in mindering komt. Dat leidt tot het totaal onder 1 gevorderde bedrag van € 105.966,66.
Voor de periode 1 tot en met 19 juli 2019 geldt dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] werkzaamheden heeft verricht voor Omring en Omring op grond daarvan gehouden is tot betaling voor die werkzaamheden. De factuur voor deze periode bedraagt € 21.009,23 (het gevorderde bedrag onder 2).
De periode 19 juli tot en met 31 augustus 2019 is de opzegtermijn die Omring ten onrechte niet in acht heeft genomen. Over die periode moet zij dan ook betalen voor het minimale aantal overeengekomen werkuren per week (36). De facturen voor deze periode bedragen € 6.237,79 en € 17.153,93, dus totaal € 23.391,72 (het gevorderde bedrag onder 3).
Tenslotte vordert Camarate buitengerechtelijke kosten, berekend over het bedrag van € 107.645,23, omdat zij Omring tot betaling van dit bedrag aangemaand heeft.
3.3.
Omring voert verweer en voert – kort gezegd – het volgende aan. Eind mei 2019 zijn er bij Omring bedenkingen gerezen over de hoeveelheid uren die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] op de urenstaten schreef. Vervolgens zijn de urenstaten onderzocht. Daaruit bleek dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] uren schreef die hij niet gemaakt kon hebben, bijvoorbeeld omdat hij tijdens de geschreven uren met vakantie was, een vrije dag had of op een festival was. Daarnaast bleek dat hij uren schreef op dagen dat hij aantoonbaar niet ingelogd was op de systemen van Omring. Daarom heeft Omring [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] na 19 juli 2019 niet meer toegelaten tot werkzaamheden. Omring vordert (in reconventie) de teveel betaalde uren van Camarate terug en beroept zich dan ook op verrekening met de vordering van Camarate in conventie. Per saldo heeft Omring daarmee een vordering op Camarate van € 11.479,35. Over augustus 2019 stelt Omring niet gehouden te zijn tot betaling, want vanwege de verlenging van de overeenkomst met één maand gold geen opzegtermijn van één kalendermaand.
in reconventie
3.4.
Omring vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat Omring uit hoofde van de met Camarate gesloten overeenkomst aan Camarate verschuldigd is:
- januari 2019: € 20.684,35
- februari 2019: € 16.352,54
- maart 2019: € 17.489,64
- april 2019: € 15.557,33
- mei 2019: € 20.359,46
- juni 2019: € 17.029,39
- juli 2019: € 11.192,45
zijnde totaal € 119.385,16 inclusief btw, op welke bedragen in mindering kan strekken een bedrag van € 130.864,51 inclusief btw als reeds betaald;
II. Camarate veroordeelt tot betaling van een bedrag van € 11.497,35 inclusief btw, zijnde het verschil tussen hetgeen door Omring feitelijk aan Camarate is betaald minus hetgeen zij volgens de gevraagde verklaring voor recht aan Camarate verschuldigd is, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 19 augustus 2019 tot de dag van algehele voldoening;
III. Camarate veroordeelt in de kosten van de procedure in reconventie.
3.5.
Omring legt aan haar vordering – kort gezegd – ten grondslag haar standpunt zoals hiervoor onder 3.3 is weergegeven. Zij meent dat zij wegens te hoge urendeclaraties van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] teveel heeft betaald aan Camarate.
3.6.
Camarate concludeert tot afwijzing van de reconventionele vorderingen en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Ten eerste is sprake van rechtsverwerking, want Omring heeft de urenstaten tot en met juni 2019 voor akkoord getekend, heeft er zelf voor gekozen de urenstaten destijds niet te controleren en heeft in mei 2019 aangegeven dat er niet op uren in het verleden teruggekomen zou worden. Ten tweede heeft Omring onvoldoende onderbouwd dat de urenstaten niet op waarheid berusten, althans heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de stellingen van Omring op dit punt voldoende gemotiveerd betwist. Ten slotte is volgens Camarate onduidelijk waarom volgens Omring de uren over de maand juli 2019 niet zouden corresponderen met het in rekening gebrachte bedrag.

4.De beoordeling in de hoofdzaak

in conventie

4.1.
Camarate heeft van Omring betaling gevorderd van de facturen over de maanden mei tot en met augustus 2019. Het verweer van Omring, althans haar reconventionele vordering, heeft betrekking op een langere periode, namelijk januari tot en met augustus 2019. De rechtbank zal hierna in de beoordeling onderscheid maken tussen de situaties van de verschillende perioden.
Januari tot en met juni 2019: getekende urenstaten
4.2.
Camarate heeft ter onderbouwing van haar facturen over de maanden januari tot en met juni 2019 verwezen naar de door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en Omring getekende urenstaten. Tussen de drie partijen in dit geding is niet in geschil dat zij zijn overeengekomen dat de uren die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] voor Omring werkte werden verantwoord door middel van de urenstaten (op het papier) van Camarate die door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] en Omring werden ondertekend en vervolgens door Omring aan Camarate werden toegezonden en dat die urenstaten vervolgens voor Camarate dienden als grondslag voor de declaraties aan Omring.
De urenstaten zijn aan te merken als onderhandse aktes als bedoeld in artikel 156 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), namelijk een door partijen ondertekend stuk, bedoeld om tot bewijs te dienen. Omdat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] werkte in opdracht van Camarate en Camarate op basis van de urenstaten declareerde bij Omring, moet worden aangenomen dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de urenstaten tekende (ook) namens zijn opdrachtgever, Camarate. In dat verband zijn Camarate en Omring partijen bij de aktes. Deze aktes zijn bestemd voor Camarate om als bewijs te dienen ten behoeve van Omring voor de door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] gewerkte uren. Op grond van artikel 157 lid 2 Rv leveren deze aktes daarom voor Camarate dwingend bewijs op van de waarheid dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de uren zoals ingevuld op de urenstaat ook daadwerkelijk heeft gemaakt. Tegen dit dwingende bewijs staat tegenbewijs open (artikel 151 lid 2 Rv) dat door Omring moet worden geleverd.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft Omring dit tegenbewijs niet geleverd. Omring heeft betoogd dat zij de urenstaten in goed vertrouwen heeft getekend, maar dat eind mei 2019 bedenkingen zijn gerezen over de grote hoeveelheid uren die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] schreef. Vervolgens heeft Omring de urenstaten aan een nader onderzoek onderworpen. Omring heeft ter onderbouwing van haar standpunt dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] uren heeft geschreven die hij niet kan hebben gemaakt, verwezen naar een door haarzelf opgesteld overzicht “onderzoeksbevindingen over de periode januari tot en met juli 2019”, zoals overgelegd bij productie 4 bij de conclusie van antwoord. Omring heeft bij haar onderzoek gebruik gemaakt van verschillende bronnen, zoals berichten en foto’s die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] via sociale media heeft gedeeld, WhatsApp-conversaties en VPN-logingegevens. Volgens Omring is daaruit gebleken dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] uren schreef in tijd die hij in werkelijkheid op een festival bleek door te brengen of op vakantie was of een vrije dag had, of niet was ingelogd op de systemen van Omring. Daarnaast schreef hij uren nadat hij een proces had opgestart dat verder automatisch verliep (Omring heeft dat proces vergeleken met het aanzetten van een wasmachine: [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] zou hebben zitten kijken hoe de wasmachine draait).
4.4.
[eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft op de bevindingen van Omring gereageerd. Camarate heeft ter onderbouwing van haar standpunt op dit punt verwezen naar de reactie van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] .
Over de dagen waarop hij op vakantie was of een vrije dag had, heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] toegelicht dat hij met Omring op haar verzoek had afgesproken om – ter beperking van de kosten – overuren te boeken (‘compenseren’) als normale werkuren op dagen dat hij niet werkte. Omring heeft ter zitting erkend dat dit inderdaad zo met [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] is afgesproken. Van een aantal vooraf opgenomen vrije dagen, stelt [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] dat hij alsnog (op verzoek van Omring) een aantal uren heeft gewerkt. Op de dagen dat hij (op het einde van de dag en/of ‘s nachts) op een festival is geweest, stelt [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] dat hij daarnaast ook de aangegeven uren heeft gewerkt. Uit hetgeen Omring naar voren heeft gebracht over de vrije dagen, vakanties of festivalbezoeken van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] kan daarom niet worden afgeleid dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de op die dagen opgegeven uren niet kan hebben gewerkt.
4.5.
Over de VPN-logingegevens heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] toegelicht dat deze gegevens geen volledig inzicht geven in de tijd dat hij wel en niet aan het werk was, omdat hij op verschillende systemen werkte in verband met de migratie van het bestaande systeem van Omring in Hoorn naar het nieuwe datacentrum in Groningen. De VPN-logingegevens hebben alleen betrekking op de verbinding met het datacentrum in Groningen. Daar komt bij dat hij ook andere werkzaamheden verrichte waarvoor hij niet ingelogd hoefde te zijn of gebruik maakte van andere verbindingen, zoals Team Viewer of een beheerserver. Omring heeft het voorgaande niet betwist. Ter zitting heeft Omring ook erkend dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] voorbereidingstijd nodig had voor zijn werkzaamheden op de systemen waarbij hij niet ingelogd hoefde te zijn. Zo heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] toegelicht dat hij ook (voorbereidings)werkzaamheden verrichtte op zijn lokale laptop, zoals het opzetten en uitvoeren van testomgevingen en het opstellen van draaiboeken, het bijwerken en opstellen van documentatie en gebruikersinstructies, het maken van testverslagen en het bieden van telefonische ondersteuning tijdens transitiewerkzaamheden. Er is daarom geen grond voor de conclusie dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de uren die hij heeft gedeclareerd buiten de uren dat hij met een VPN-verbinding was ingelogd, niet gewerkt kan hebben.
4.6.
Over het declareren van uren tijdens het doorlopen van automatische processen heeft [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] toegelicht dat dergelijke automatische processen, anders dan Omring heeft gesteld met haar vergelijking met een draaiende wasmachine, wel degelijk nauwlettend gemonitord moesten worden om dataverlies te voorkomen. Daar komt volgens [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] bij dat hij gedurende automatische processen ook andersoortige werkzaamheden voor Omring heeft verricht. Uit het enkele feit dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] volgens Omring uren heeft geschreven tijdens het doorlopen van automatische processen kan daarom evenmin worden geconcludeerd dat hij die uren niet kan hebben gewerkt.
4.7.
Voor zover Omring (achteraf) bedenkingen heeft bij de grote hoeveelheid uren die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft geschreven en Camarate bij haar in rekening heeft gebracht, overweegt de rechtbank dat vast is komen te staan dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in relatief korte tijd een grote hoeveelheid werkzaamheden moest verrichten voor Omring. Ter zitting heeft Omring ook zelf verklaard dat veel (tijds)druk stond op het uitvoeren van het project waarbij de ICT-systemen van Omring werden gemigreerd naar een extern datacentrum. Uit de door partijen in het geding gebrachte WhatsApp-berichten blijkt dat daarbij door alle betrokkenen bij het project heel regelmatig ook in de avonduren en in het weekend werd gewerkt. De aanvankelijke bedoeling van partijen was dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] werkzaamheden als systeembeheerder zou uitvoeren, zoals ook blijkt uit de functieomschrijving in de overeenkomsten tussen Camarate en Omring respectievelijk Camarate en [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] , op basis van de overeengekomen 36 tot 40 uur per week. Vervolgens heeft Omring [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] verzocht om ook werkzaamheden te verrichten voor de transitie van de systemen. [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft op een gegeven moment bij Omring aangegeven dat hij een hoge werkdruk ervoer. Ook Camarate heeft blijkens haar e-mailbericht van 23 juli 2019 aan Omring meerdere keren kenbaar gemaakt
“dat de uren die [ [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] ] draait buiten proportie zijn. Naast de normale (lange) werkdagen werd er ook vaak in het weekend een beroep op [ [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] ] gedaan”. Bij emailbericht van 23 mei 2019 heeft Omring zelf “in verband met hoge werkdruk” aan Camarate verzocht om een extra medewerker ter ondersteuning van de systeembeheerwerkzaamheden. Camarate heeft vervolgens een kandidaat ( [ZZ] ) aangedragen die door Omring goed is bevonden. Daarop heeft Omring zelf gekozen om geen gebruik te maken van deze extra medewerker. Dat betekende dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] , naast de migratiewerkzaamheden, ook de werkzaamheden als systeembeheerder zelf moest blijven uitvoeren.
In het licht van deze omstandigheden acht de rechtbank de hoeveelheid (over)uren die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in de urenstaten heeft geschreven en die Camarate bij Omring in rekening heeft gebracht niet onaannemelijk.
4.8.
De rechtbank is gelet op het voorgaande van oordeel dat Omring met de verwijzing naar haar onderzoeksgegevens onvoldoende aannemelijk heeft gemaakt dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de uren die hij heeft geschreven in de door partijen getekende urenstaten niet kan hebben gewerkt. Het aanbod van Omring om nader (tegen)bewijs te leveren, passeert de rechtbank als niet ter zake dienend. Omring geen feiten heeft gesteld die, indien bewezen, tot een ander oordeel aanleiding kunnen geven. De rechtbank heeft evenmin behoefte aan een onderzoek door een deskundige, nu het niet zozeer gaat om de juistheid van de bevindingen van Omring over de VPN-logingegevens, maar om de werkzaamheden die [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] stelt te hebben verricht naast de tijd die hij volgens het onderzoek van Omring verbonden was met het datasysteem via zijn VPN-login. Omring heeft geen stellingen naar voren gebracht op grond waarvan moet worden getwijfeld aan de juistheid van die gestelde werkzaamheden.
4.9.
De conclusie van het voorgaande is dat Camarate de door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in de getekende urenstaten over de maanden januari tot en met juni 2019 opgegeven uren terecht bij Omring in rekening heeft gebracht. Omring zal daarom de facturen van Camarate over de maanden mei en juni 2019 dienen te betalen, totaal een bedrag van € 105.966,66, vermeerderd met de wettelijke rente zoals gevorderd. Onderdeel 1 van de vordering van Camarate wordt dan ook toegewezen.
1 juli tot en met 19 juli 2019: gewerkt door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring]
4.10.
Voor deze periode geldt dat er geen getekende urenstaat is. Partijen zijn het er over eens dat voor de gemaakte uren in deze periode moet worden uitgegaan van de urenstaat zoals overgelegd door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] als productie 4 bij de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak. Omring stelt zich op het standpunt dat de urenstaat niet getekend is, dus dat zij op grond daarvan niet aan Camarate hoeft te betalen. De rechtbank volgt Omring niet in dit standpunt, omdat Omring zelf heeft geweigerd om de urenstaat te ondertekenen. Aan die weigering heeft zij ten grondslag gelegd dat zij de juistheid van de door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] gedeclareerde uren betwist, onder verwijzing naar onderzoeksbevindingen over de periode januari tot en met juli 2019. Uit hetgeen hiervoor onder 4.3 tot en met 4.8 is overwogen, volgt dat die onderzoeksbevindingen onvoldoende grond bieden voor de conclusie dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de door hem geschreven uren niet kan hebben gewerkt. Daarmee heeft Omring dan ook onvoldoende onderbouwd dat de uren zoals [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] die in de urenstaat over juli tot en met 19 juli 2019 heeft ingevuld, niet juist kunnen zijn. Omring had daarom geen geldige reden om de urenstaat niet te ondertekenen. Daaruit volgt dat Camarate voldoende onderbouwd heeft dat deze uren daadwerkelijk door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] gemaakt zijn. De factuur van Camarate, voor zover die betrekking heeft op deze uren, zal Omring daarom moeten betalen. Onderdeel 2 van de vordering van Camarate zal worden toegewezen. Dit betekent dat Omring aan Camarate € 21.009,23 dient te betalen, vermeerderd met rente.
19 juli tot en met 31 juli 2019: niet gewerkt, wel looptijd overeenkomst
4.11.
Voor deze periode geldt dat niet in geschil is dat de overeenkomst tussen partijen in elk geval liep tot en met 31 juli 2019 doordat de overeenkomst was verlengd met één maand. Ook staat vast dat in deze periode geen werkzaamheden zijn verricht door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] . De vraag is of Omring moet betalen voor deze periode. Dat er geen werkzaamheden zijn verricht door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] gedurende deze periode tijdens de looptijd van de overeenkomst, komt voor rekening en risico van Omring, omdat zij [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] niet meer heeft toegelaten tot de werkzaamheden. Het standpunt van Omring dat zij terecht heeft besloten om [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] de toegang tot haar systemen te ontzeggen vanwege de gesteld onjuist ingevulde urenstaten, kan niet worden gevolgd. De rechtbank verwijst daarvoor naar hetgeen hiervoor onder 4.3 tot en met 4.10 is overwogen. Het standpunt van Omring is bovendien niet in lijn met het e-mailbericht van 19 juli 2019 van [XX] namens Omring aan Camarate, waarin hij schrijft dat hij aan [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft aangegeven dat zijn inzet bij Omring conform het contract eindigt op 31 juli 2019 en dat hij met hem heeft afgesproken dat hij de door hem gemaakte overuren (in tijd) gaat compenseren tot einde looptijd, zijnde 31 juli 2019. Daaruit volgt ook dat Omring die uren nog wel (in geld) zal moeten vergoeden aan Camarate tegen in elk geval het normale uurtarief.
Camarate heeft gevorderd dat Omring haar betaalt voor 36 uur per week, conform de minimum inzet die partijen in de overeenkomst zijn overeengekomen. De rechtbank acht het redelijk om uit te gaan van 36 uur per week. Daartegen heeft Omring op zichzelf ook geen verweer gevoerd.
Het deel van onderdeel 3 van de vordering van Camarate dat ziet op de periode 19 tot en met 31 juli 2019 zal dan ook worden toegewezen als na te melden. Dit betekent dat Omring een bedrag van € 6.237,79, vermeerderd met rente, dient te betalen aan Camarate.
Augustus 2019: opzegtermijn
4.12.
De volgende vraag is of partijen een opzegtermijn van één kalendermaand zijn overeengekomen en of Omring op grond daarvan gehouden is ook te betalen voor de maand augustus 2019. Partijen zijn het erover eens dat zij zijn overeengekomen de overeenkomst, die eindigde op 1 augustus 2019, met één maand te verlengen. Ter onderbouwing van haar stelling dat partijen daarbij een opzegtermijn van een kalendermaand zijn overeengekomen, heeft Camarate verwezen naar de ‘Nadere Overeenkomst’ die [YY] per e-mail van 27 juni 2019 aan [XX] heeft toegezonden met het verzoek die getekend retour te zenden, welk verzoek zij bij e-mail van 5 juli 2019 heeft herhaald met opnieuw de ‘Nadere Overeenkomst’ bijgevoegd (productie 6b bij de dagvaarding). Omring heeft erop gewezen dat zij de nadere overeenkomst met het opzeggingsbeding niet heeft ondertekend. Volgens Omring was het de bedoeling van partijen om de overeenkomst eenmalig met een maand te verlengen. Een opzegtermijn van een maand ligt dan volgens Omring niet voor de hand, omdat dat feitelijk erop neer zou komen dat de verlengde overeenkomst tenminste twee maanden zou duren.
4.13.
Vaststaat partijen een verlenging van de overeenkomst zijn overeengekomen en dat Camarate tot twee maal toe de ‘Nadere Overeenkomst’ aan Omring heeft toegezonden met het verzoek die getekend terug te sturen. In die overeenkomst staat als einddatum 1 augustus 2019 opgenomen “met automatische verlenging van 1 maand” en een opzegtermijn van 1 kalendermaand. Omring heeft die overeenkomst niet ondertekend. Partijen hebben na toezending van de ‘Nadere Overeenkomst’ aan Omring wel feitelijk uitvoering gegeven aan de verlenging van de overeenkomst, nu [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] na 30 juni 2019 zijn werkzaamheden voor Omring heeft voortgezet. Niet is gesteld of gebleken dat Omring bezwaar heeft gemaakt tegen de inhoud van de overeenkomst zoals Camarate die aan haar heeft toegestuurd. Omring heeft ook niet haar stelling onderbouwd dat partijen uitdrukkelijk de bedoeling hadden de overeenkomst eenmalig met een maand te verlengen. Gelet daarop moet worden aangenomen dat Omring met het voortzetten van de inzet van [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] heeft ingestemd met de voorwaarden voor die verlengde inzet, zoals opgenomen in de ‘Nadere Overeenkomst’. Dat betekent dat het ging om een verlenging van één maand met automatische verlenging van één maand. Zonder (tijdige) opzegging zou de overeenkomst na 31 juli 2019 dus automatisch worden verlengd met een maand. In dat licht is het, anders dan Omring heeft betoogd, niet onaannemelijk dat partijen een opzegtermijn van een kalendermaand zijn overeengekomen, omdat partijen niet uitdrukkelijk een eenmalige verlenging van een maand hebben beoogd, maar zijn uitgegaan van verdere (automatische) verlenging. Nu Omring de overeenkomst met Camarate niet heeft opgezegd tegen 1 augustus 2019, heeft Camarate terecht ook de overeengekomen (minimale) vergoeding gevorderd over de opzegtermijn. Dat [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in die periode geen werkzaamheden heeft verricht, komt voor risico van Omring nu zij hem de toegang tot de werkzaamheden heeft ontzegd (zie hiervoor onder 4.11).
Het deel van onderdeel 3 van de vordering van Camarate dat ziet op de maand augustus 2019 zal dan ook worden toegewezen als na te melden. Dit betekent dat Omring een bedrag van € 17.153,93, vermeerderd met rente, dient te betalen aan Camarate.
4.14.
Camarate heeft ten slotte gevorderd dat Omring de buitengerechtelijke kosten van € 1.851,45 betaalt, berekend over het aanvankelijk door haar gevorderde totaalbedrag van € 107.645,23 van de facturen van mei 2019 en juni 2019. De rechtbank overweegt dat Camarate voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat daadwerkelijk buitengerechtelijke werkzaamheden verricht zijn. Het verweer van Omring op dit punt gaat dan ook niet op. Aangezien de rechtbank - nadat Camarate haar eiser had verminderd - een totaalbedrag in hoofdsom van € 105.966,66 over de maanden mei 2019 en juni 2019 zal toewijzen, worden de buitengerechtelijke incassokosten berekend over dit bedrag. Dit betekent dat Omring aan Camarate een bedrag moet betalen van € 1.834,67 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Conclusie
4.15.
Uit het voorgaande volgt dat Omring aan Camarate de volgende bedragen moet betalen (vermeerderd met rente):
€ 105.966,66 (mei en juni 2019)
€ 21.009,23 (1 tot en met 19 juli 2019)
€ 6.237,79 (19 tot en met 31 juli 2019)
€ 17.153,93 (1 tot en met 31 augustus 2019)
€ 1.834,67 (buitengerechtelijke incassokosten)
Totaal: € 152.202,28
Proceskosten
4.16.
Omring zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld.
De kosten aan de zijde van Camarate worden begroot op:
- dagvaarding € 86,40
- griffierecht 4.030,00
- salaris advocaat
3.414,00(2 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 7.530,40
in reconventie
4.17.
De vorderingen van Omring in reconventie zullen worden afgewezen, nu zij die vorderingen heeft gebaseerd op haar onderzoeksbevindingen over de periode januari tot en met juli 2019 en haar betoog dat Camarate teveel door [eiser gevoegd zaak/gedaagde in vrijwaring] in de urenstaten geschreven uren bij haar in rekening heeft gebracht. De rechtbank verwijst naar hetgeen daarover in conventie onder 4.3 tot en met 4.11 is overwogen.
4.18.
Omring zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. Gelet op de samenhang met de zaak in conventie, worden de kosten aan de zijde van Camarate begroot op € 1.707,00 (2 punten x factor 0,5 x tarief € 1.707,00).

5.Het geschil in de gevoegde zaak

in conventie

5.1.
[eiser gevoegde zaak] vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
Camarate veroordeelt aan [eiser gevoegde zaak] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis, dan wel binnen een in goede justitie te bepalen termijn, een bedrag te betalen van € 39.573,05, vermeerderd met de handelsrente vanaf 1 september 2019, althans vanaf een in goede justitie te bepalen termijn tot aan de dag van algehele voldoening,
Camarate veroordeelt aan [eiser gevoegde zaak] een bedrag van € 1.170,73 te betalen ter zake buitengerechtelijke kosten,
Camarate veroordeelt tot betaling van de nakosten van € 157,- zonder betekening van het vonnis, vermeerderd met € 82,- in geval van betekening,
Camarate veroordeelt tot betaling van de proceskosten.
5.2.
[eiser gevoegde zaak] legt aan zijn vordering – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Op grond van de overeenkomst tussen partijen is Camarate gehouden de facturen over de maanden juli en augustus 2019 aan [eiser gevoegde zaak] te betalen. Uit het feit dat Camarate Omring heeft gedagvaard (in de hoofdzaak) en in die procedure van Omring betaling heeft gevorderd over juli 2019, volgt dat Camarate erkent dat [eiser gevoegde zaak] werkzaamheden heeft verricht voor Omring. Dit betekent dat Camarate gehouden is de factuur van [eiser gevoegde zaak] over juli 2019 te betalen. Daarnaast stelt [eiser gevoegde zaak] zich op het standpunt dat Camarate gehouden is het minimaal aantal overeengekomen uren in de opzegtermijn aan hem te betalen. Daarop ziet zijn factuur over augustus 2019.
5.3.
Camarate voert verweer. Kort gezegd voert zij aan dat zij alleen gehouden is facturen te betalen waaraan getekende urenstaten ten grondslag liggen. Het is aan [eiser gevoegde zaak] om aan te tonen dat ook de door Omring niet getekende urenstaat over juli 2019 juist is. Dit heeft [eiser gevoegde zaak] niet aangetoond.
in voorwaardelijke reconventie
5.4.
Camarate vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, in het geval dat de reconventionele vordering van Omring jegens Camarate in de hoofdzaak geheel of gedeeltelijk wordt toegewezen, [eiser gevoegde zaak] veroordeelt om aan Camarate te vergoeden de schade die Camarate lijdt ten gevolge van het door [eiser gevoegde zaak] onjuist invullen van de urenstaten ter zake de werkzaamheden die [eiser gevoegde zaak] heeft verricht in opdracht van Camarate bij Omring, welke schade nader zal worden opgemaakt bij staat en zal worden vereffend volgend de wet, met veroordeling van [eiser gevoegde zaak] in de kosten van de procedure, het salaris van de advocaat van Camarate daaronder begrepen.
5.5.
Camarate legt aan haar vordering – kort gezegd – het volgende ten grondslag. Als in de hoofdzaak vast komt te staan dat [eiser gevoegde zaak] onrechtmatig gehandeld heeft of wanpresatie heeft gepleegd met betrekking tot de urenstaten, dan lijdt Camarate schade als gevolg daarvan. Die schade is thans nog niet concreet vast te stellen, omdat deze afhankelijk is van de uitkomst van de procedures.
5.6.
[eiser gevoegde zaak] voert gemotiveerd verweer en stelt zich op het standpunt dat hij de uren zoals ingevuld op de urenstaten daadwerkelijk heeft gewerkt. Hij neemt daarbij de stellingen in waarnaar Camarate in de hoofdzaak heeft verwezen.

6.De beoordeling in de gevoegde zaak

in conventie

1 tot en met 19 juli 2019
6.1.
Zoals volgt uit hetgeen in de hoofdzaak is overwogen (zie 4.10), neemt ook Camarate de urenstaat zoals overgelegd door [eiser gevoegde zaak] als productie 4 bij de conclusie van antwoord in de vrijwaringszaak tot uitgangspunt voor de door [eiser gevoegde zaak] gemaakte uren in deze periode. In de hoofdzaak is geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat deze uren daadwerkelijk door [eiser gevoegde zaak] zijn gemaakt. De factuur van Camarate, voor zover die betrekking heeft op deze uren, zal Omring daarom moeten betalen. Camarate heeft in de gevoegde zaak gesteld dat, als in de hoofdzaak wordt vastgesteld dat de stellingen van Omring dat [eiser gevoegde zaak] heeft gefraudeerd met de urenregistraties niet voor juist kunnen worden aangenomen en Omring aan Camarate zal moeten betalen, Camarate de factuurbedragen op haar beurt aan [eiser gevoegde zaak] zal betalen. Dat betekent dat Camarate aan [eiser gevoegde zaak] een bedrag van € 17.817,25 over de periode van 1 tot en met 19 juli 2019 (conform de factuur van [eiser gevoegde zaak] ) zal moeten betalen.
19 tot en met 31 juli 2019
6.2.
In de hoofzaak (zie 4.11) is geoordeeld dat Omring voor deze periode aan Camarate zal moeten betalen op basis van 36 uur per week, de tussen Camarate en Omring overeengekomen minimum inzet van [eiser gevoegde zaak] . [eiser gevoegde zaak] heeft gevorderd dat Camarate 38 uur per week aan hem betaalt over deze periode. Nu [eiser gevoegde zaak] en Camarate in hun overeenkomst ook een minimum inzet van 36 uur per week zijn overeengekomen, Omring in de hoofdzaak veroordeeld wordt om op basis van 36 uur per week, ofwel 7,2 uur per dag, te betalen aan Camarate, en Camarate heeft toegezegd aan [eiser gevoegde zaak] te zullen betalen als Omring wordt veroordeeld om aan haar te betalen, zal Camarate op haar beurt veroordeeld worden om op basis van de minimale inzet van 36 uur per week te betalen aan [eiser gevoegde zaak] . Dat komt neer op de volgende uren:
19 juli: 3,2 uur (bovenop de 4 gewerkte uren berekend bij de periode 1 tot en met
19 juli 2019)
  • 22 t/m 26 juli: 36 uur
  • 29 juli: 7,2 uur
  • 30 juli: 7,2 uur
  • 31 juli:
Totaal: 60,8 uur
Dit betekent dat Camarate aan [eiser gevoegde zaak] een bedrag van € 5.701,52 (60,8 uur x € 77,50 uurtarief + 21% btw) moet betalen.
Augustus 2019
6.3.
De nadere overeenkomst van opdracht tussen [eiser gevoegde zaak] en Camarate had een looptijd tot en met 31 augustus 2019 en een opzegtermijn van één kalendermaand (zie 2.9). Vaststaat dat deze nadere overeenkomst niet tussentijds is opgezegd door Camarate. De overeenkomst liep dan ook door tot en met 31 augustus 2019. Camarate heeft aangevoerd dat zij niet gehouden is te betalen, indien komt vast te staan dat aan de zijde van [eiser gevoegde zaak] sprake is van eigen schuld bij het niet worden toegelaten tot het uitvoeren van werkzaamheden bij Omring. In de hoofdzaak (onder 4.11) is dat standpunt van Omring verworpen, zodat ook het verweer van Camarate op dit punt niet slaagt. Nu bovendien Omring in de hoofdzaak is veroordeeld om de factuur van Camarate over augustus 2019 te betalen en Camarate heeft toegezegd in dat geval [eiser gevoegde zaak] te zullen betalen, zal de rechtbank Camarate ook veroordelen om voor de maand augustus 2019 het minimale aantal overeengekomen uren te betalen, namelijk 36 uur per week ofwel 7,2 uur per dag. Augustus 2019 had 22 werkdagen, wat neerkomt op totaal 158,4 werkuren. Dat betekent dat Camarate aan [eiser gevoegde zaak] € 14.853,96 (158,4 uur x € 77,50 uurtarief + 21% btw) moet betalen.
Handelsrente
6.4.
[eiser gevoegde zaak] heeft de wettelijke handelsrente gevorderd over de gevorderde hoofdsom vanaf 1 september 2019. Volgens [eiser gevoegde zaak] was Camarate vanaf die datum in verzuim, omdat hij de facturen over de maand juli 2019 en augustus 2019 heeft verstuurd op 1 augustus 2019 en de betalingstermijn op grond van de overeenkomst 30 dagen bedraagt.
6.5.
Camarate stelt zich op het standpunt dat de gevorderde rente in elk geval ten aanzien van de factuur over juli 2019 moet worden afgewezen, omdat volgens haar geen sprake was van een opeisbare vordering en zij dus niet in verzuim is. Zij verwijst naar artikel 5.2 van de overeenkomst, waarin is bepaald dat alleen op basis van een getekende urenstaat facturen worden betaald. Het was tussen partijen ook gebruik dat er pas betaald werd door Camarate als er een getekende urenstaat was. De urenstaat van juli 2019 is niet getekend door Omring.
6.6.
[eiser gevoegde zaak] heeft niet gemotiveerd weersproken dat Camarate vanaf 1 september 2019 wegens het ontbreken van een getekende urenstaat nog niet in verzuim was ten aanzien van de factuur over juli 2019. Anderzijds heeft Camarate erkend dat zij [eiser gevoegde zaak] zal moeten betalen over de maand juli 2019 indien komt vast te staan dat Omring aan haar zal moeten betalen. Nu Omring in de hoofdzaak is veroordeeld tot het betalen aan Camarate voor de maand juli 2019 en tot het betalen van wettelijke rente over de verschuldigde bedragen over de maand juli 2019 met ingang van de dag van de dagvaarding, zoals door Camarate gevorderd, zal de rechtbank de door [eiser gevoegde zaak] gevorderde wettelijke handelsrente over de factuur van juli 2019 (met een totaal toegewezen bedrag van (17.817,25 + 5.701,52 =) € 23.518,77) toewijzen ook met ingang van de dag van de dagvaarding in de hoofdzaak (28 november 2019).
De factuur over augustus 2019 heeft betrekking op de tussen partijen overeengekomen opzegtermijn. Aan de betaling daarvan heeft Camarate dus niet de voorwaarde van een getekende urenstaat kunnen verbinden. De wettelijke handelsrente over de factuur van augustus 2019 (met een totaal toegewezen bedrag van € 14.853,96) zal de rechtbank daarom toewijzen met ingang van 1 september 2019 zoals gevorderd.
Buitengerechtelijke incassokosten
6.7.
[eiser gevoegde zaak] heeft gevorderd dat Camarate de buitengerechtelijke kosten van € 1.170,73 betaalt, berekend over het gevorderde bedrag in hoofdsom van € 39.573,05. De rechtbank overweegt dat [eiser gevoegde zaak] voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de buitengerechtelijke kosten daadwerkelijk gemaakt zijn. Het verweer van Camarate gaat dan ook niet op. Aangezien de rechtbank een bedrag in hoofdsom van € 38.372,73 zal toewijzen, worden de buitengerechtelijke incassokosten berekend over dit bedrag. Dit betekent dat Omring aan Camarate een bedrag dient te betalen van € 1.158,73 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Conclusie
6.8.
Uit het voorgaande volgt dat Camarate aan [eiser gevoegde zaak] de volgende bedragen moeten betalen (vermeerderd met rente):
€ 17.817,25 (1 t/m 19 juli 2019)
€ 5.701,52 (19 t/m 31 juli 2019)
€ 14.853,96 (augustus 2019)
€ 1.158,73 (buitengerechtelijke incassokosten)
Totaal: € 39.531,46
Proceskosten
6.9.
Camarate zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser gevoegde zaak] worden begroot op:
- dagvaarding € 87,99
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
2.148,00(2 punten × tarief € 1.074,00)
Totaal € 3.172,99
in voorwaardelijke reconventie
6.10.
Aangezien de voorwaarde voor de reconventionele vordering, namelijk het (deels) toewijzen van de reconventionele vordering in de hoofdzaak niet is vervuld, komt de rechtbank niet toe aan de inhoudelijke behandeling van deze vordering.

7.Het geschil in de vrijwaringszaak

7.1.
Omring vordert – samengevat – dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. [gedaagde in vrijwaring] veroordeelt om aan Omring te betalen datgene waartoe Omring in de hoofdzaak jegens Camarate mocht worden veroordeeld met inbegrip van de kostenveroordeling, alles te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de datum van het vonnis in de hoofdzaak,
II. [gedaagde in vrijwaring] veroordeelt in de kosten van het geding in deze vrijwaring, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 157,-, te voldoen binnen twee weken na het vonnis en te verhogen met € 82,- in geval van betekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de (na-)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
dan wel
III. een zodanige uitspraak doet als de rechtbank juist acht.
7.2.
Omring stelt dat – indien in de hoofdzaak geoordeeld zou worden dat de vorderingen van Camarate geheel of gedeeltelijk moeten worden toegewezen – [gedaagde in vrijwaring] Omring dient te vrijwaren in die zin dat hij aan Omring zal moeten betalen datgene waartoe Omring in de bodemprocedure veroordeeld zou worden. Daartoe stelt Omring zich op het standpunt dat [gedaagde in vrijwaring] jegens haar onrechtmatig heeft gehandeld.
Zij heeft daarbij dezelfde stellingen ingenomen zoals zij in de hoofdzaak over de urendeclaraties door [gedaagde in vrijwaring] heeft ingenomen.
7.3.
[gedaagde in vrijwaring] concludeert tot afwijzing van de vordering en voert hiertoe – kort gezegd – het volgende aan. Er is geen sprake van onrechtmatig handelen of malversaties. [gedaagde in vrijwaring] neemt daarbij dezelfde standpunten in als in de gevoegde zaak en waarnaar Camarate in de hoofdzaak heeft verwezen.
De beoordeling in de vrijwaringszaak 20-264
7.4.
Uit hetgeen is overwogen in de hoofdzaak volgt dat het betoog van Omring omtrent het beweerdelijk onrechtmatig handelen door [gedaagde in vrijwaring] niet slaagt. Daaruit volgt dat er geen grondslag is op grond waarvan [gedaagde in vrijwaring] de gevorderde bedragen aan Omring moet betalen. De vordering zal dan ook worden afgewezen.
7.5.
Omring zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] worden begroot op:
- griffierecht 937,00
- salaris advocaat
3.414,00(2,0 punten × tarief € 1.707,00)
Totaal € 4.351,00

8.De beslissing

De rechtbank
in de hoofdzaak (19-770)
in conventie
8.1.
veroordeelt Omring tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 105.966,66, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf 4 augustus 2019 tot aan de dag van algehele voldoening,
8.2.
veroordeelt Omring tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 44.400,95, vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dat bedrag vanaf datum dagvaarding tot en met de dag van algehele voldoening,
8.3.
veroordeelt Omring tot betaling aan Camarate van een bedrag van € 1.834,67 terzake de vergoeding van de buitengerechtelijke incassokosten,
8.4.
veroordeelt Omring in de proceskosten, aan de zijde van Camarate tot op heden begroot op € 7.530,40, te vermeerderen met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW over dit bedrag met ingang van de vijftiende dag na betekening van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
8.5.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.6.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
8.7.
wijst de vorderingen af,
8.8.
veroordeelt Omring in de proceskosten, aan de zijde van Camarate tot op heden begroot op € 1.707,00,
in de gevoegde zaak (20-41)
8.9.
veroordeelt Camarate om aan [eiser gevoegde zaak] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis, een bedrag te betalen van € 23.518,77, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 28 november 2019 tot aan de dag van algehele betaling,
8.10.
veroordeelt Camarate om aan [eiser gevoegde zaak] , binnen twee weken na betekening van dit vonnis, een bedrag te betalen van € 14.853,96, vermeerderd met de wettelijke handelsrente als bedoeld in artikel 6:119a BW vanaf 1 september 2019 tot aan de dag van algehele betaling,
8.11.
veroordeelt Camarate aan [eiser gevoegde zaak] een bedrag van € 1.158,73 te betalen ter zake buitengerechtelijke kosten,
8.12.
veroordeelt Camarate in de proceskosten, aan de zijde van [eiser gevoegde zaak] tot op heden begroot op € 3.172,99,
8.13.
veroordeelt Camarate in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 157,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat Camarate niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis heeft voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 82,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
8.14.
verklaart dit vonnis in deze zaak tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
8.15.
wijst het meer of anders gevorderde af,
in de vrijwaringszaak (20-264)
8.16.
wijst de vorderingen af,
8.17.
veroordeelt Omring in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde in vrijwaring] tot op heden begroot op € 4.351,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. J. van der Kluit en in het openbaar uitgesproken op 25 november 2020. [1]

Voetnoten

1.type: IV