[eisers] vordert dat de rechtbank bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. voor recht verklaart dat [eisers] eigenaar is, althans eigenaar is geworden, van de grond, gelegen achter zijn woning aan de [adres 1] , waarbij aan de zijde waar de achtertuin van [eisers] aan de achtertuin van [gedaagden] grenst, als erfgrens heeft te gelden de lijn waarop zich het midden van de betonnen palen bevinden;
II. voor recht verklaart dat de schutting, bestaande uit de betonnen palen en het bijbehorende plaatwerk, voor dat deel dat die zich op de erfgrens bevindt, mandeling en gemeenschappelijk eigendom van partijen is;
III. [gedaagden] en de zijnen vanaf 48 uur na betekening van het in dezen te wijzen vonnis verbiedt om zonder toestemming van [eisers] enigerlei werkzaamheden te verrichten aan of op enigerlei wijze te beschikken over de onder II. genoemde schutting, zulks in de ruimste zin van het woord doch behoudens het onder IV. gevorderde, voor zover deze schutting mandelig en gemeenschappelijk eigendom van partijen is, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 10.000,- voor iedere overtreding, tot een maximum van 100.000,-, althans op straffe van het van het verbeuren van in goede justitie te bepalen dwangsommen;
IV. [gedaagden] veroordeelt tot het binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis in goede staat doen terugbrengen van de onder II. genoemde schutting, voor zover die mandelig en gemeenschappelijk eigendom is, zoals die zich bevond voordat die vanaf oktober 2017 door of namens [gedaagden] is aangetast, althans [gedaagden] veroordeelt tot het doen terugplaatsen op de erfgrens van een gelijkende schutting, bestaande uit betonnen palen en plaatwerk, in goede staat, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagden] daarmee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-, althans op straffe van het verbeuren van in goede justitie te bepalen dwangsommen;
V. [gedaagden] veroordeelt om, voor zover nodig, binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis mee te werken aan de inschrijving van de onder I. omschreven eigendomsverkrijging, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-, althans op straffe van het verbeuren van in goede justitie te bepalen dwangsommen;
VI. [gedaagden] veroordeelt om binnen vier weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis het weerspiegelende folie van de ramen in de woning van [gedaagden] te verwijderen en verwijderd te houden en te vervangen door, van binnenuit ondoorzichtig, melkglasfolie of soortgelijk mat folie, op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 1.000,- voor iedere dag dat [gedaagden] hiermee in gebreke blijft, met een maximum van € 100.000,-, althans op straffe van het verbeuren van in goede justitie te beepalen dwangsommen;
VII. [gedaagden] veroordeelt in de kosten van deze procedure, waaronder begrepen de nakosten, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover indien deze kosten niet binnen twee weken na het in dezen te wijzen vonnis zijn voldaan.