ECLI:NL:RBNHO:2020:10180

Rechtbank Noord-Holland

Datum uitspraak
2 december 2020
Publicatiedatum
4 december 2020
Zaaknummer
7494185 \ CV EXPL 19-952
Instantie
Rechtbank Noord-Holland
Type
Uitspraak
Procedures
  • Op tegenspraak
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Compensatie voor vertraging van vlucht en instapweigering in luchtvaartrecht

In deze zaak heeft AirHelp Limited, een vennootschap naar buitenlands recht gevestigd in Hong Kong, een vordering ingesteld tegen Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft, gevestigd in Keulen, Duitsland, wegens compensatie voor vertraging van een vlucht. De vordering is gebaseerd op de Verordening (EG) nr. 261/2004, die gemeenschappelijke regels vaststelt voor compensatie en bijstand aan luchtreizigers. De passagier had een vervoersovereenkomst voor een vlucht van Amsterdam via Zürich naar Miami en een terugvlucht van Miami via Frankfurt naar Amsterdam. De passagier heeft haar vordering, in verband met vertraging van de terugvlucht, overgedragen aan AirHelp.

De vervoerder betwistte de vordering en stelde dat de passagier niet was meegevlogen met de heenvlucht, waardoor haar reservering voor de terugvlucht ongeldig was geworden. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de passagier niet is meegevlogen met de heenvlucht en dat er geen sprake was van een instapweigering in de zin van de Verordening. De kantonrechter oordeelde dat de passagier geen recht had op compensatie, omdat de voorwaarden van de reservering niet waren nageleefd. De vordering van AirHelp werd afgewezen, en de proceskosten werden aan AirHelp opgelegd.

De uitspraak benadrukt de noodzaak voor passagiers om de voorwaarden van hun reserveringen te begrijpen en na te leven, vooral in het kader van luchtvaartcompensatie. De kantonrechter heeft de vordering afgewezen en AirHelp veroordeeld tot betaling van de proceskosten.

Uitspraak

RECHTBANK NOORD-HOLLAND

Handel, Kanton en Insolventie
locatie Haarlem
Zaaknr./rolnr.: 7494185 \ CV EXPL 19-952
Uitspraakdatum: 2 december 2020
Vonnis van de kantonrechter in de zaak van:
de vennootschap naar buitenlands recht
AirHelp Limited
gevestigd te Hong Kong
eiseres
hierna te noemen AirHelp
gemachtigde mr. D.E. Lof
tegen
de rechtspersoon naar buitenlands recht
Deutsche Lufthansa Aktiengesellschaft
gevestigd te Keulen (Duitsland)
gedaagde
hierna te noemen de vervoerder
gemachtigde mr. E.C. Douma

1.Het procesverloop

1.1.
AirHelp heeft bij dagvaarding van 7 december 2018 een vordering tegen de vervoerder ingesteld. De vervoerder heeft schriftelijk geantwoord.
1.2.
AirHelp heeft hierop schriftelijk gereageerd, waarna de vervoerder een schriftelijke reactie heeft gegeven.

2.De feiten

2.1.
[de passagier] (hierna: de passagier) heeft een vervoersovereenkomst gesloten voor een vlucht van Amsterdam-Schiphol Airport via Zürich naar Miami International Airport op 18 maart 2018 en een vlucht van Miami International Airport via Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol Airport op 28 maart 2018.
2.2.
De passagier heeft haar gepretendeerde vordering, in verband met vertraging van de vlucht op 28 maart 2018, door middel van cessie overgedragen aan AirHelp.
2.3.
Airhelp heeft compensatie van de vervoerder gevorderd in verband met vertraging.
2.4.
De vervoerder heeft geweigerd tot betaling over te gaan.

3.De vordering

3.1.
Airhelp vordert dat de vervoerder bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis veroordeeld zal worden tot betaling van:
- € 600,00, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf datum vlucht tot aan de dag der algehele voldoening;
- € 90,00 aan buitengerechtelijke incassokosten;
- de proceskosten, te vermeerderen met wettelijke rente.
3.2.
Airhelp heeft aan de vordering ten grondslag gelegd de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad van 11 februari 2004 tot vaststelling van gemeenschappelijke regels inzake compensatie en bijstand aan luchtreizigers bij instapweigering en annulering of langdurige vertraging van vluchten en tot intrekking van de verordening (EEG) nr. 295/91 (hierna: de Verordening) en de daarop betrekking hebbende rechtspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof). Airhelp stelt dat de vervoerder vanwege de vertraging van de vlucht van 28 maart 2018 gehouden is de passagier te compenseren conform artikel 7 van de Verordening tot een bedrag van € 600,00.

4.Het verweer

4.1.
De vervoerder betwist de vordering. Zij voert aan dat de passagier niet is meegevlogen met de vlucht. De passagier heeft bij Swiss International Airlines A.G. de volgende vluchten geboekt; de door Swiss uitgevoerde vluchten van Amsterdam via Zürich naar Miami op 18 maart 2018 en de op 28 en 29 maart 2018 door de vervoerder uitgevoerde vluchten van Miami via Frankfurt naar Amsterdam-Schiphol Airport. Aan deze reservering dan wel aan het ticket is de voorwaarde verbonden dat de passagier gebruik maakt van de vluchten op de volgorde waarin zij zijn uitgeschreven. Het niet gebruik maken van één van de vluchten, maakt de reservering van elke volgende vlucht ongeldig. De passagier heeft op 18 maart 2018 geen gebruik gemaakt van de geboekte vluchten. De passagier heeft zich op 28 maart 2018 wel bij de vervoerder gemeld, maar de passagier beschikte niet (langer) over een reservering, zodat de vervoerder de passagier niet kon toelaten. Van een instapweigering is geen sprake.

5.De beoordeling

5.1.
De kantonrechter stelt ambtshalve vast dat de Nederlandse rechter in deze zaak bevoegd is om van de vordering kennis te nemen.
5.2.
Airhelp heeft bij dagvaarding gesteld dat de vlucht van 28 maart 2018 meer dan drie uur later dan de geplande aankomsttijd is gearriveerd op de eindbestemming en dat de passagier op grond hiervan recht heeft op compensatie. De vervoerder heeft betwist dat de passagier is meegevlogen met de vlucht. Aangezien de passagier geen gebruik heeft gemaakt van de heenvlucht is haar reservering ten aanzien van de vlucht in kwestie komen te vervallen, aldus de vervoerder. Airhelp heeft niet weersproken dat de passagier niet is meegevlogen met de vlucht maar stelt bij repliek voor het eerst dat sprake is van een instapweigering. Naar het oordeel van de kantonrechter staat dan ook voldoende vast dat de passagier niet is meegevlogen met de vlucht. Van vertraging op de eindbestemming vanwege vertraging van de vlucht is derhalve geen sprake.
5.3.
Tussen partijen is voorts in geschil of sprake is van een instapweigering op grond van de Verordening. De Verordening definieert een instapweigering als volgt: “
weigering om passagiers op een vlucht te vervoeren, hoewel zij zich voor instappen hebben gemeld volgens de voorwaarden van artikel 3, lid 2, zonder dat de instapweigering is gebaseerd op redelijke gronden zoals redenen die te maken hebben met gezondheid, veiligheid of beveiliging, of ontoereikende reisdocumenten.” Uit considerans 9 van de Verordening volgt dat de Verordening onder andere beoogt om het aantal passagiers aan wie de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, omlaag te brengen door de luchtvaartmaatschappijen te verplichten de mensen te vragen vrijwillig hun boekingen op te geven in ruil voor voordelen in plaats van passagiers de toegang tot een vlucht te weigeren. In artikel 4 van de Verordening staat:
Instapweigering
1. Wanneer een luchtvaartmaatschappij die een vlucht uitvoert redelijkerwijs instapweigering voor een vlucht kan verwachten, vraagt zij eerst of er vrijwilligers zijn die hun boekingen willen opgeven in ruil voor bepaalde voordelen, onder voorwaarden die moeten worden overeengekomen tussen de betrokken passagier en de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert. Vrijwilligers krijgen bijstand overeenkomstig artikel 8, en deze is aanvullend op bij de in dit lid bedoelde voordelen.
2. Indien het aantal vrijwilligers dat zich aanbiedt niet voldoende is om de resterende passagiers met boeking te laten meevliegen op de vlucht, kan de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert passagiers tegen hun wil de toegang tot de vlucht weigeren.
3. Indien passagiers tegen hun wil de toegang tot een vlucht wordt geweigerd, compenseert de luchtvaartmaatschappij die de vlucht uitvoert hen onmiddellijk overeenkomstig artikel 7, en biedt zij hun bijstand overeenkomstig de artikelen 8 en 9.
5.4.
De vervoerder heeft aangevoerd dat geen sprake is van een instapweigering, omdat de passagier, op grond van de van toepassing zijnde algemene voorwaarden, niet meer beschikte over een reservering voor de vlucht. Bij het maken van de reservering heeft de passagier de keuze gekregen voor een tarief waarbij de coupons uitsluitend in de juiste volgorde moeten worden gebruikt. Het niet gebruik maken van één vlucht leidt automatisch tot het vervallen van de reservering van elke volgende vlucht. Indien de passagier na een “no-show”, toch van de coupon gebruik wil maken wordt het van toepassing zijnde tarief (opnieuw) berekend en moet worden bijbetaald. Voor een ander tarief was het ook mogelijk om te kiezen voor een reservering waarbij het mogelijk is om de couponvolgorde te veranderen, aldus de vervoerder.
5.5.
De vervoerder wijst in dit verband ook op de Richtsnoeren voor de interpretatie van de Verordening (EG) nr. 261/2004 van het Europees Parlement en de Raad, waarin onder meer staat;
“Wanneer een passagier met een boeking die een heen- en een terugvlucht omvat niet mag instappen op de terugvlucht omdat hij of zij de heenvlucht niet heeft genomen ((de zogenaamde „no-show”), is er geen sprake van instapweigering in de zin van artikel 2, onder j). Dit geldt ook wanneer een passagier met een boeking die opeenvolgende vluchten omvat niet mag instappen op een vlucht omdat hij de vorige vlucht(en) niet heeft genomen. Deze twee situaties zijn vaak gebaseerd op de voorwaarden die verbonden zijn aan het gekochte ticket. Een dergelijke praktijk kan evenwel worden verboden door het nationale recht.”
5.6.
De kantonrechter stelt voorop dat hij niet gehouden is aan de richtsnoeren, nu dit geen geldend recht is. Wel kunnen de richtsnoeren richtinggevend zijn. Uit de richtsnoeren in samenhang met de Verordening volgt dat met de term ‘instapweigering” in de zin van de Verordening wordt beoogd passagiers te beschermen tegen overboeking van vluchten met als gevolg dat passagiers –tegen hun wil- worden geweigerd voor hun vlucht. Uit de richtsnoeren volgt dat de situatie zoals geschetst tussen partijen is uitgesloten van de term instapweigering als bedoeld in de Verordening. Anders dan Airhelp stelt heeft dit niet tot gevolg dat de passagier elke vorm van bescherming verliest, maar betekent dit enkel dat de passagier geen aanspraak maakt op compensatie op grond van de Verordening. In het kader van onderhavige geschil is dan ook niet van belang of de van toepassing zijnde algemene voorwaarden als oneerlijk moeten worden beschouwd en of de passagier op grond hiervan ten onrechte is geweigerd voor de vlucht. De passagier heeft immers alleen de Verordening aan haar vordering ten grondslag gelegd en in het onderhavige geval is geen sprake is van een instapweigering in de zin van de Verordening. De vordering van de passagier tot compensatie op grond van artikel 7 van de Verordening wordt dan ook afgewezen.
5.7.
De proceskosten komen voor rekening van Airhelp, omdat deze ongelijk krijgt.

6.De beslissing

De kantonrechter:
6.1.
wijst de vordering af;
6.2.
veroordeelt Airhelp tot betaling van de proceskosten, die tot en met vandaag voor de vervoerder worden vastgesteld op een bedrag van € 240,00 aan salaris van de gemachtigde van de vervoerder;
6.3.
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. S.N. Schipper, kantonrechter en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van bovengenoemde datum in aanwezigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter